LE12 Flashcards

Het voorbereidend onderzoek

1
Q

Er zijn verschillende soorten opsporingsbevoegdheden. Wat hoort er niet bij?
1. Bevoegdheden ten aanzien van personen
2. Bevoegdheden ten aanzien van voorwerpen
3. Dwangmiddelen
4. Steunbevoegdheden
5. Bijzondere opsporingsbevoegdheden

A
  1. Dwangmiddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De inverzekeringstelling kan maximaal 3 en bij uitzondering 6 dagen duren.
1. Juist
2. Onjuist

A
  1. Juist
    ==> De uitzondering is een verlenging met 3 dagen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke van onderstaande stellingen is juist?
1. Wanneer tijdens de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden de persoon in kwestie een verklaring aflegt, kan deze verklaring later tegen hem gebruikt worden.
2. Tijdens het toezicht mag de persoon weigeren mee te werken. Hij hoeft zichzelf immers niet te belasten.
3. Voor het uitoefenen van toezichthoudende bevoegdheden is geen verdenking vereist.
4. Toezicht moet altijd voorafgaan aan de opsporingsfase, omdat er anders nooit voldoende feiten en omstandigheden verzameld kunnen worden om een verdenking op te baseren waarmee de opsporing begonnen kan worden.

A
  1. Voor het uitoefenen van toezichthoudende bevoegdheden is geen verdenking vereist.
    ==>
    Toezicht en opsporing zijn in beginsel twee losstaande processen, en een opsporing hoeft zeker niet voorafgegaan te zijn door een toezichtfase. Anders dan voor opsporing is voor het uitoefenen van toezichthoudende bevoegdheden geen verdenking vereist.

Tijdens het toezicht geldt het nemo tenetur-beginsel niet en geldt juist een meewerkplicht. Als dit anders zou zijn, zou het praktisch onmogelijk worden om toezicht naar behoren uit te oefenen.

Verklaringen die zijn verkregen tijdens toezicht mogen niet zonder meer in een latere strafprocedure gebruikt worden als bewijs. Dat zou in strijd zijn met het nemo tenetur-beginsel. Dit geldt echter alleen voor wilsafhankelijk materiaal. Wilsonafhankelijk materiaal dat verzameld is tijdens het toezicht (zoals bloed of wangslijmvlies) mag wel worden gebruikt in een latere strafprocedure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarvoor gelden onderstaande voorwaarden?
1. Er moet sprake zijn van een geval waarin voorlopige hechtenis is toegelaten.
2. Er moeten ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan.
3. Er moet sprake zijn van een grond voor voorlopige hechtenis.
4. De periode van vrijheidsbeneming zal bij toewijzing van de vordering tot voorlopige hechtenis niet langer duren dan de vrijheidsbenemende sanctie die de rechter naar verwachting zal opleggen.

Mogelijke antwoorden:
1. Inverzekeringstelling, bewaring
2. Bewaring, gevangenhouding
3. Gevangenhouding
4. Inverzekeringstelling, bewaring, gevangenhouding

A
  1. Bewaring, gevangenhouding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

John wordt in zijn woonplaats Utrecht aangehouden als verdachte voor dood door schuld (art. 307 lid 1 Sr). Kan de officier van justitie bij de rechter-commissaris gevangenhouding vorderen voor John?
1. Ja
2. Nee
3. Het antwoord is afhankelijk van aanvullende voorwaarden.

A

==> Nee
Voorlopige hechtenis is in deze situatie niet toegestaan. De voorwaarden zijn:
1. een strafbaar feit waarop vier jaar of meer gevangenisstraf is gesteld; of
2. een specifiek genoemd strafbaar feit (art. 67 lid 1 Sv); of
3. een strafbaar feit waarop gevangenisstraf is gesteld, en de verdachte geen vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland heeft (art. 67 lid 2 Sv).
Mbt 1: Er geldt voor dood door schuld minder dan 4 jaar gevangenisstraf
Mbt 2: Dit strafbaar feit wordt niet genoemd in lid 1
Mbt 3. Hij heeft wel woonplaats in NL.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk van onderstaande gronden is geen grond voor voorlopige hechtenis?
1. Ernstig vluchtgevaar.
2. Recidivegevaar.
3. Ernstig geschokte rechtsorde.
4. Het nader verhoren van de verdachte.

A
  1. Het nader verhoren van de verdachte.
    ==>
    Ernstig vluchtgevaar is een grond voor voorlopige hechtenis (artikel 67a, eerste lid, sub a, Sv), evenals recidivegevaar ( artikel 67a, tweede lid, sub 2, Sv). Ook een ernstig geschokte rechtsorde vormt een grond voor voorlopige hechtenis, mits er sprake is van verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren staat. Zie artikel 67a, tweede lid, sub 1, Sv.

Het nader verhoren van de verdachte tot slot is geen grond voor voorlopige hechtenis, zie artikel 67a, tweede lid, sub 5, Sv.

Zie ook paragraaf 8.3.6 van het boek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Indien er verdenkingen zijn van meerdere delicten die door dezelfde verdachte zijn gepleegd, waarbij voor alle delicten een maximumstraf geldt tussen 1 en 3 jaar gevangenis, en deze gezamenlijk kunnen leiden tot een potentiële gevangenisstraf van meer dan vier jaar, is inverzekeringstelling mogelijk?
1. Ja
2. Nee

A
  1. Nee
    ==>
    Inverzekeringstelling, bewaring en gevangenhouding vereisen dat de verdachte een feit heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan (zie eventueel pagina 197).
    Het gaat hier om de ernst van het feit waar de verdachte van verdacht wordt. De grens van vier jaar is hier bedoeld als indicatie van die ernst. Meerdere feiten opgeteld die weliswaar meer dan 4 jaar gevangenis zouden kunnen opleveren zijn niet voldoende om te gelden als ‘geval’ waarvoor VH is toegestaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Er zijn verschillende soorten steun(opsporings)bevoegdheden. Welk hoort er niet bij?
1. Staande houden
2. Betreden van plaatsen
3. Doorzoeking van plaatsen
4. Onderzoek aan kleding
5. Onderzoek aan en in het lichaam

A
  1. Staande houden
    ==>
    Dit is een bevoegdheid ten aanzien van personen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Onderzoek in het lichaam heet ook visitatie. Alleen een arts mag het uitvoeren, op bevel van de OvJ of rechter-commissaris. Alleen een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan mag in zijn lichaam onderzocht worden.
2. Alleen een arts mag een onderzoek aan het lichaam uitvoeren, op bevel van een (h)OvJ of rechter-commissaris. Alleen een aangehouden verdachte tegen wie een redelijk vermoeden bestaat mag aan zijn lichaam onderzocht worden.
3. Röntgenonderzoek en echografie vallen onder “onderzoek in het lichaam”, niet onder “onderzoek aan het lichaam”.
4. Alleen de rechter-commissaris is bevoegd om een bevel te geven voor onderzoek aan lichaam of kleding niet-verdachten.

A
  1. Alleen een arts mag een onderzoek aan het lichaam uitvoeren, op bevel van een (h)OvJ. Alleen een aangehouden verdachte tegen wie een redelijk vermoeden bestaat mag aan zijn lichaam onderzocht worden.
    ==>
    Alleen een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan mag aan zijn lichaam onderzocht worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stelling over inbeslagneming is onjuist?
1. Als de verdachte met zijn telefoon het strafbare feit heeft opgenomen, is zijn telefoon vatbaar voor inbeslagneming.
2. Als de verdachte thuis een papieren administratie heeft van geld dat uit afpersing is verkregen, is deze administratie vatbaar voor inbeslagname.
3. Een vuurwapen dat bij een moordpoging is gebruikt is vatbaar voor inbeslagname.
4. Voor inbeslagname geldt de voorwaarde van een VH-geval.

A
  1. Voor inbeslagname geldt de voorwaarde van een VH-geval.
    ==>
    Mbt 1: ja: Voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen
    Mbt 2: Ja: wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen
    Mbt 3: Ja, het valt onder twee categorieën: het zal tijdens een onderzoek ter terechtzitting kunnen dienen als bewijsmateriaal, maar zal het ook kunnen worden onttrokken aan het verkeer (art. 36b Sr) omdat het gaat om een verboden vuurwapen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aanhouden op heterdaad mag in het geval van elk strafbaar feit:
1. Juist
2. Onjuist

A
  1. Juist
    ==>
    Aanhouden op heterdaad: bij elk feit
    Buiten heterdaad: alleen bij VH-gevallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een zakkenroller wordt door surveillerende politieagenten betrapt in een drukke winkelstraat. Hij weet te ontkomen in de drukte, maar de agenten hebben hem goed kunnen zien. Een paar dagen later herkennen zij hem, terwijl hij in de rij staat voor een pinautomaat. Zijn de agenten bevoegd de man aan te houden?
1. Ja, want er is voldaan aan de 3 voorwaarden voor aanhouden buiten ontdekking op heterdaad.
2. Ja, want er was sprake van ontdekking op heterdaad.
3. Nee, want op het desbetreffende moment (een paar dagen later) was er geen sprake van ontdekking op heterdaad.
4. Nee, want er is niet voldaan aan de voorwaarden voor aanhouden buiten ontdekking op heterdaad

A
  1. Ja, want er is voldaan aan de 3 voorwaarden aanhouden buiten ontdekking op heterdaad.
    ==>
    De zakkenroller kan volgens artikel 27 Sv worden aangemerkt als verdachte. Er is geen sprake meer van ontdekking op heterdaad. Om de vraag te kunnen beantwoorden moeten we daarom eerst weten om welk strafbaar feit het gaat. Voor zakkenrollerij is geen aparte strafbepaling opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Zakkenrollerij kan worden aangemerkt als eenvoudige diefstal (art. 310 Sr). De maximumgevangenisstraf die hiervoor kan worden opgelegd is vier jaren. Volgens artikel 67 lid 1 sub a Sv hebben we daarom te maken met een geval waarin voorlopige hechtenis is toegestaan. Aan de eerste twee voorwaarden voor aanhouding buiten geval van heterdaad is dus voldaan. Hoe zit het met de derde voorwaarde? In de casus wordt niet vermeld dat een bevel tot aanhouding is gegeven. Omdat de kans vrij groot is dat de verdachte al weggelopen zal zijn wanneer moet worden gewacht op een bevel van een (hulp)officier van justitie, kan worden gezegd dat het bevel van de (hulp) officier van justitie niet kan worden afgewacht. De agenten, die opsporingsambtenaar zijn op grond van artikel 141 Sv, zijn bevoegd de verdachte aan te houden op grond van artikel 54 lid 4 Sv.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie is de laagst bevoegde voor bewaring?
1. Opsporingsambtenaar
2. Opsporingsambtenaar op bevel (h)OvJ
3. Hulp Officier van Justitie
4. Officier van Justitie
5. Rechter-commissaris

A
  1. Rechter-commissaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Als er tijdens het toezicht een verdenking rijst en bewijs wordt gevonden ten aanzien van een feit dat strafbaar gesteld is bij een andere wet dan op grond waarvan het toezicht op dat moment wordt uitgeoefend, dan mag het bewijs worden gebruikt voor zover het toezicht niet is misbruikt om de zwaardere toetsingscriteria van strafvorderlijke bevoegdheden te omzeilen.
2. Toezichthoudende bevoegdheden mogen uitgeoefend worden nadat er reeds een verdenking is ontstaan, dit op basis van HR 26 april 1988, NJ 1989/390 (Controle en opsporing). Hier geldt echter de begrenzing van het beginsel van détournement de pouvoir.
3. Niet alleen mogen controlebevoegdheden worden gebruikt nadat de verdenking van een strafbaar feit is gerezen, zij mogen tevens mede ter opsporing van dat feit worden gebezigd. Dit is bepaald in het arrest ‘Controle en opsporing’, HR 26 april 1988, NJ 1989/390.
4. Het ‘Geweer’-arrest van de Hoge Raad uit 1935: HR 2 december 1935, NJ 1936/250 m.nt. Pompe) stelt dat vanaf het moment van ontstaan van de verdenking mogen er inderdaad opsporingsbevoegdheden, zoals dwangmiddelen, worden toegepast. Echter, het ontstaan van de verdenking betekent ook dat er verschillende waarborgen ter bescherming van de positie van de verdachte gaan gelden (o.a. recht op rechtsbijstand, recht om te zwijgen; verdachte hoeft zichzelf niet te belasten).

A
  1. Het ‘Geweer’-arrest van de Hoge Raad uit 1935: HR 2 december 1935, NJ 1936/250 m.nt. Pompe) stelt dat vanaf het moment van ontstaan van de verdenking mogen er inderdaad opsporingsbevoegdheden, zoals dwangmiddelen, worden toegepast. Echter, het ontstaan van de verdenking betekent ook dat er verschillende waarborgen ter bescherming van de positie van de verdachte gaan gelden (o.a. recht op rechtsbijstand, recht om te zwijgen; verdachte hoeft zichzelf niet te belasten).
    ==> Daar gaat dit arrest niet om. Dit arrest gaat over voortgezette toepassing van bevoegdheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het dwangmiddel staande houden geldt niet als voorarrest.
2. Het dwangmiddel ophouden voor onderzoek geldt als voorarrest.
3. Het dwangmiddel inverzekeringstelling geldt niet als voorarrest.
4. Het dwangmiddel aanhouden geldt niet als voorarrest.

A
  1. Het dwangmiddel inverzekeringstelling geldt niet als voorarrest.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het betreden van plaatsen is een steunbevoegdheid die bedoeld is om de uitoefening van een andere bevoegdheid mogelijk te maken, bijvoorbeeld aanhouding of inbeslagneming.
2. Er zijn drie varianten van het betreden van plaatsen: betreden van plaatsen ter aanhouding, betreden van plaatsen ter inbeslagneming, en schouw.
3. Zowel burgers als opsporingsambtenaren zijn bevoegd om plaatsen te betreden ter aanhouding van een verdachte. Burgers mogen dit alleen doen in geval van ontdekking op heterdaad van een misdrijf, en ze mogen geen woningen betreden. Opsporingsambtenaren mogen plaatsen betreden ook buiten ontdekking op heterdaad van een misdrijf, en dan mogen ze ook woningen betreden.
4. Het betreden van plaatsen ter inbeslagneming is alleen toegestaan voor opsporingsambtenaren die daartoe bevoegd zijn, en alleen in geval van ontdekking op heterdaad of verdenking van een misdrijf zoals omschreven in art. 67 lid 1 Sv.

A
  1. Zowel burgers als opsporingsambtenaren zijn bevoegd om plaatsen te betreden ter aanhouding van een verdachte. Burgers mogen dit alleen doen in geval van ontdekking op heterdaad van een misdrijf, en ze mogen geen woningen betreden. Opsporingsambtenaren mogen plaatsen betreden ook buiten ontdekking op heterdaad van een misdrijf, en dan mogen ook woningen betreden.
    ==>
    Zonder toestemming van de bewoner heeft de opsporingsambtenaar een schriftelijke machtiging nodig die is afgegeven door de (hulp) officier van justitie (art. 2 lid 1 Awbi - Algemene wet op het binnentreden).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wie is er bevoegd om een verdachte buiten heterdaad aan te houden?
1. Een opsporingsambtenaar.
2. Een burger.
3. Een beveiligingsbeambte.
4. Alle bovengenoemde personen.

A
  1. Een opsporingsambtenaar.
    ==>
    Bevoegd tot aanhouding buiten heterdaad zijn de officier van justitie, de hulpofficier van justitie en de opsporingsambtenaar. Het gaat hier om een zogenaamde ‘getrapte’ bevoegdheid (artikel 54 Sv).
    Een beveiligingsbeambte is geen opsporingsambtenaar in de zin van artikel 141 of 142 Sv.
    Een burger is enkel bevoegd tot aanhouding op heterdaad (artikel 53 Sv).
    Zie paragraaf 8.3.3.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Als observatie niet “meer dan beperkte inbreuk” maakt op het recht op privacy van de verdachte, geldt het niet als stelselmatige observatie, en is geen speciale bevoegdheid is nodig; dat valt binnen de bevoegdheden van opsporingsambtenaren.
2. Een rechter-commissaris bij het hof wordt raadsheer-commissaris genoemd.
3. De rechter-commissaris is onafhankelijk en onpartijdig. Hij mag niet als rechter aan de berechting deelnemen van een zaak waarin hij als rechter-commissaris onderzoek heeft verricht.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het dwangmiddel gevangenhouding geldt als voorlopige hechtenis.
2. Het dwangmiddel ophouden voor onderzoek geldt niet als voorlopige hechtenis.
3. Het dwangmiddel inverzekeringstelling geldt als voorlopige hechtenis.
4. Het dwangmiddel bewaring geldt als voorlopige hechtenis.

A
  1. Het dwangmiddel inverzekeringstelling geldt als voorlopige hechtenis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke stelling over voorlopige hechtenis is onjuist?
1. Bekentenis geldt als ernstig bezwaar.
2. Bewaring en gevangenhouding zijn alleen toegestaan als een van de twee gronden voor voorlopige hechtenis geldt: ernstig gevaar voor vlucht, of gevaar voor de maatschappelijke veiligheid.
3. De periode van bewaring wordt bepaald door de rechter-commissaris. De maximum duur is 14 dagen, zonder mogelijkheid tot verlenging, en er staat geen rechtsmiddel open tegen de beslissing om iemand in bewaring te plaatsen.
4. De periode van gevangenhouding wordt bepaald door de rechter-commissaris. Daarvoor worden de verdachte nog eens gehoord om te beslissen of er nog voldoende reden is voor het beroven van zijn vrijheid. De verwachte straf speelt hierbij een rol.
De maximale duur is 30 dagen, vanaf het moment dat de vrijheidsbeneming ten uitvoer wordt gelegd, met een mogelijkheid tot verlenging, tot maximaal 90 dagen.

A
  1. De periode van gevangenhouding wordt bepaald door de rechter-commissaris. Daarvoor worden de verdachte nog eens gehoord om te beslissen of er nog voldoende reden is voor het beroven van zijn vrijheid. De verwachte straf speelt hierbij een rol.
    De maximale duur is 30 dagen, vanaf het moment dat de vrijheidsbeneming ten uitvoer wordt gelegd, met een mogelijkheid tot verlenging, tot maximaal 90 dagen.
    ==>
    De raadkamer van de rechtbank bepaalt de periode.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De maximale periode van… (vul in), na verlenging, is 90 dagen. Het kan gebeuren dat de OvJ bij afloop van de laatste verlenging nog niet klaar is met de voorbereiding van zijn zaak. Om te voorkomen dat de verdachte naar huis moet worden gestuurd, kan hij in dat geval de verdachte… . Er volgt dan een … , waarbij de OvJ direct na het voordragen van de zaak … vraagt, zodat de zaak niet inhoudelijk behandeld wordt. Daarna kan de … voortduren tot zestig dagen na de dag van de einduitspraak.
Mogelijke opties:
1. voorlopige hechtenis… dagvaarden… ophoudingszitting… verlenging van de voorlopige hechtenis… voorlopige hechtenis
2. voorlopige hechtenis… voorlopig dagvaarden… pro-forma-zitting… verlenging van de voorlopige hechtenis… voorlopige hechtenis
3. gevangenhouding… voorlopig dagvaarden… pro-forma-zitting… schorsing van het onderzoek ter terechtzitting… gevangenhouding
4. gevangenhouding… dagvaarden… terechtzitting… schorsing van het onderzoek ter terechtzitting… gevangenhouding

A
  1. gevangenhouding… voorlopig dagvaarden… pro-forma-zitting… schorsing van het onderzoek ter terechtzitting… gevangenhouding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Op basis van het nemo tenetur beginsel heeft een verdachte het recht om een DNA-onderzoek te weigeren.
2. Indien in het kader van het toezicht verklaringen zijn afgelegd door de betrokkene, dan mogen deze verklaringen niet in een latere strafrechtelijke procedure als bewijs tegen hem gebruikt worden.
3. Bij toezicht is geen verdenking nodig; bij opsporing wel. Bij toezicht geldt een medewerkingsplicht inclusief een inlichtingenplicht; en bij opsporing geldt geen verplichting om mee te werken aan eigen veroordeling.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Op basis van het nemo tenetur beginsel heeft een verdachte het recht om een DNA-onderzoek te weigeren.
    ==>
    Het nemo tenetur-beginsel geldt niet als het gaat om wilsonafhankelijk materiaal, zoals bloed of wangslijmvlies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wie is de laagst bevoegde voor inverzekeringstelling?
1. Opsporingsambtenaar
2. Opsporingsambtenaar op bevel (h)OvJ
3. Hulp Officier van Justitie
4. Officier van Justitie
5. Rechter-commissaris

A
  1. Hulp Officier van Justitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welk(e) dwangmiddel(en) mag/mogen enkel uitgeoefend worden als er sprake is van ‘ernstige bezwaren’?
1. Inverzekeringstelling.
2. Onderzoek aan lichaam en kleding.
3. Aanhouding buiten heterdaad.
4. Alle bovengenoemde dwangmiddelen.

A
  1. Onderzoek aan lichaam en kleding.
    ==>
    Alleen voor het dwangmiddel ‘Onderzoek aan lichaam en kleding’ geldt de voorwaarde dat er sprake moet zijn van ernstige bezwaren (artikel 56, eerste lid, Sv).
    Voor “Inverzekeringstelling’ is een ‘redelijk vermoeden’ voldoende. Artikel 57, eerste lid, Sv spreekt immers enkel van ‘verdachte’.
    Ook artikel 54 Sv (Aanhouding buiten heterdaad) heeft betrekking op een ‘verdachte’, zodat een ‘redelijk vermoeden’ voldoende is. Zie voor dit laatste artikel 27, eerste lid, Sv.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke stelling over vrijheidsbenemende dwangmiddelen is onjuist?
1. Bij staande houden, bij aanhouden op heterdaad en bij aanhouden buiten heterdaad moet er sprake zijn van redelijk vermoeden, niet van ernstige bezwaren.
2. Bij inverzekeringstelling, bewaring en gevangenhouding moet er sprake zijn van ernstige bezwaren.
3. Bij elk strafbaar feit is staande houden en aanhouden op heterdaad toegestaan. Alle andere vrijheidsbenemende dwangmiddelen mogen alleen worden toegepast bij Voorlopige Hechtenis gevallen (art. 67 Sv).
4. De maximale duur van ophouden voor onderzoek, inverzekeringstelling, bewaring en gevangenhouding is 12 of 9 uur, 3+3 dagen, 14 dagen en 30+60 dagen respectievelijk.

A
  1. Bij inverzekeringstelling, bewaring en gevangenhouding moet er sprake zijn van ernstige bezwaren.
    ==> Dat klopt wel voor bewaring en gevangenhouding, niet voor inverzekeringstelling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Fouillering, oftewel onderzoek aan de kleding, is een steunbevoegdheid om bepaalde voorwerpen in beslag te nemen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen opsporingsfouillering en identificatiefouillering (allebei vormen van fouillering tbv opsporing) en veiligheidsfouillering.
2. Opsporingsambtenaren zijn bevoegd om een staande gehouden of aangehouden verdachte die weigert zijn naam te zeggen, te fouilleren, met het oog op de vaststelling van zijn identiteit. Dat mag in beginsel niet in het openbaar plaatsvinden.
3. Opsporingsfouillering gebeurt na aanhouding, alleen bij ernstige bezwaren en in het belang van het onderzoek. De (hulp)officier van justitie en de andere opsporingsambtenaren zijn dan bevoegd de verdachte aan zijn kleding te onderzoeken. Dat mag niet op een openbare plaats plaatsvinden.
4. Als een politieagent wordt bedreigd mag hij een onderzoek uitvoeren aan de kleding en aan voorwerpen die de desbetreffende verdachte bij zich heeft. Dit heet veiligheidsfouillering. Er geldt geen eis van ernstige bezwaren.
5. Fouillering bij voetbalwedstrijden is een civielrechtelijke voorwaarde om het stadion binnen te komen; het is niet gebaseerd op het wetboek van strafvordering.

A
  1. Als een politieagent wordt bedreigd mag hij een onderzoek uitvoeren aan de kleding en aan voorwerpen die de desbetreffende verdachte bij zich heeft. Dit heet veiligheidsfouillering. Er geldt geen eis van ernstige bezwaren.
    ==>
    Bij het ondergaan van deze fouillering hoeft degene geen verdachte te zijn.
27
Q

Welk deel van het Wetboek van Strafvordering wordt weleens “het woordenboek titeltje” genoemd, omdat daarin de betekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen gedefinieerd staat?
1. Het gaat niet om een titel. Het gaat om het Vierde boek van het wetboek van Strafvordering (artikelen 482-552vv)
2. Titel VI van het Eerste boek van het wetboek van Strafvordering (artikelen 127-138h)
3. Titel I van het Eerste boek van het wetboek van Strafvordering (artikelen 1-26)
4. Geen van deze antwoorden

A
  1. Titel VI van het Eerste boek van het wetboek van Strafvordering (artikelen 127-138h)
28
Q

Welke stelling over voorlopige hechtenis is onjuist?
1. Als er na de inverzekeringstelling langere vrijheidsbeneming noodzakelijk is, volgt voorlopige hechtenis. De rechter-commissaris is bevoegd om hierover te beslissen.
2. Voorlopige hechtenis kan bestaan uit bewaring, gevangenhouding en gevangenneming.
3. Voorarrest betreft het ophouden voor onderzoek, de inverzekeringstelling en de voorlopige hechtenis samen.
4. Een verdachte wordt beschuldigd van het beschadigen van goederen (art. 350 Sr). Hij bekent het. Dan is inverzekeringstelling wel toegestaan, maar bewaring niet.

A
  1. Een verdachte wordt beschuldigd van het beschadigen van goederen (art. 350 Sr). Hij bekent het. Dan is inverzekeringstelling wel toegestaan, maar bewaring niet.
    ==> Ook IVS is niet toegestaan want het is geen VH-feit (dat zou geen voorwaarde zijn als hij op heterdaad s betrapt, maar dat staat niet in de casus).
    ==>
    Mbt 3: Wanneer dwangmiddelen worden besproken, geldt ophouden voor onderzoek als onderdeel van het voorarrest. Tbv de berekening van gezeten gevangenisstraf, begint de telling van het voorarrest bij inverzekeringstelling, en dus niet bij ophouden voor onderzoek.
29
Q

Aanhouding buiten heterdaad mag door een opsporingsambtenaar, mits op bevel van OvJ.
Welke stelling is onjuist?
1. Als het bevel van de OvJ niet kan worden afgewacht, kan ook de hulpofficier van justitie (HOvJ) het bevel geven, en moet hij dit melden bij de OvJ.
2. Als ook de HOvJ niet beschikbaar is, mag ook de gewone opsporingsambtenaar het doen, als hij direct daarna de HOvJ/OvJ informeert.
3. Als een gewone opsporingsambtenaar zonder bevel van de (h)OvJ een verdachte aanhoudt, moet de opsporingsambtenaar aantonen dat de HOvJ/OvJ niet beschikbaar waren, anders is de aanhouding onrechtmatig.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
30
Q

… vindt plaats nadat een strafbaar feit is gepleegd.
… vindt plaats voordat een strafbaar feit wordt gepleegd

  1. Klassieke opsporing… Pro-actieve opsporing
  2. Pro-actieve opsporing… Klassieke opsporing
  3. Voorbereidend onderzoek… opsporing
  4. Klassieke opsporing… verkennend toezicht
A
  1. Klassieke opsporing… Pro-actieve opsporing
    ==>
    “verkennend toezicht” bestaat niet
31
Q

Welke stelling mbt voorbereidend onderzoek (art. 132 Sv) is onjuist?
1. Daarin wordt onderzocht of er een strafbaar feit is gepleegd; en of een verdachte kan worden gevonden.
2. Daarin wordt bewijsmateriaal tegen de verdachte verzameld.
3. Er zijn twee typen van voorbereidend onderzoek: opsporingsonderzoek en verkennend onderzoek. Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld wanneer de politie een deel van de Rotterdamse haven in kaart wil brengen; dit speelt bijna nooit in zaken.
4. Iedere strafzaak begint met een opsporingsonderzoek. De officier van justitie doet dan onderzoek naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat er een strafbaar feit is begaan.

A
  1. Iedere strafzaak begint met een opsporingsonderzoek. De officier van justitie doet dan onderzoek naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat er een strafbaar feit is begaan.
    ==>
    * Iedere strafzaak begint met een opsporingsonderzoek.
    * Onder verantwoordelijkheid van een officier van justitie wordt er onderzoek gedaan naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat er een strafbaar feit is begaan.
    * Dit onderzoek wordt over het algemeen uitgevoerd door opsporingsambtenaren, vaak politieambtenaren.
32
Q

Yara, een bekende van de politie, wordt op 3 maart 2022 om 12.00 uur aangehouden op verdenking van diefstal. Ze wordt naar het bureau gebracht en verhoord. Tijdens deze verhoren beroept Yara zich consequent op haar zwijgrecht en legt dus geen enkele verklaring af. Om 21.00 uur besluit de hulpofficier van justitie dat Yara langer vastgehouden moet worden om verder verhoord te worden. Hij besluit de ophouding voor onderzoek met zes uur te verlengen.
Is deze verlenging van het ophouden voor onderzoek rechtmatig?
De verlenging van het ophouden voor onderzoek is:
1. rechtmatig, want er is alle reden om Yara verder te verhoren, het is van belang te weten waarom ze de diefstal (mogelijk) heeft gepleegd. Verlenging is dus in het belang van het onderzoek.
2. rechtmatig, omdat zes uur veel te weinig tijd is om een verdachte fatsoenlijk te verhoren. Deze termijn mag dus altijd en zeker als de verdachte zwijgt, verlengd worden met maximaal zes uur.
3. onrechtmatig, omdat het ophouden voor onderzoek helemaal niet verlengd mag worden: de enige mogelijkheid om de verdachte langer vast te houden is direct in verzekering stellen.
4. onrechtmatig, omdat verlenging alleen is toegestaan om de identiteit van de verdachte vast te stellen en uit de casus blijkt dat Yara al bekend is bij de politie.

A
  1. onrechtmatig, omdat het ophouden voor onderzoek helemaal niet verlengd mag worden: de enige mogelijkheid om de verdachte langer vast te houden is direct in verzekering stellen.
    ==>
    Diefstal is een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (zie art. 67 Sv). Verlenging van het ophouden voor onderzoek is dan niet mogelijk (artt. 56a en 56b Sv).

De enige mogelijkheid om de verdachte langer vast te houden is direct in verzekering stellen. De hulpofficier van justitie zal dan overigens wel moeten nagaan of hiervoor voldoende grond is. Deze grond zou kunnen bestaan uit het verder verhoren van Yara, want dat is in het belang van het onderzoek.

33
Q

Welke stelling mbt ophouden voor onderzoek is onjuist?
1. Een aangehouden persoon kan worden opgehouden voor onderzoek (art. 56a Sv) tbv verhoor en onderzoek naar zijn identificatie.
2. De maximale duur is 9 uur bij een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (kan niet verlengd worden) of 6 uur bij een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis NIET is toegelaten (kan wel verlengd worden met nogmaals 6 uur).
3. Alleen als de verdachte wordt verdacht van een misdrijf als bedoeld in art. 67 lid 1 Sv, zal hij worden onderworpen aan ‘maatregelen in het belang van het onderzoek’. Meestal zijn de maatregelen gericht op het achterhalen of de verdachte betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Bijv. dmv confrontatie met getuigen, onderzoek naar schotresten, afdrukken van handpalmen en schoenzolen.
4. De bevoegde autoriteit voor ophouden voor onderzoek is de (h)OvJ. Dit mag bij een aangehouden verdachte, bij elk strafbaar feit.
5. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
    ==> Mbt 3:
    Wat gebeurt er bij het ‘ophouden voor onderzoek’?:
    * De verdachte zal worden onderworpen aan ‘maatregelen in het belang van het onderzoek’, alleen als hij wordt verdacht van een misdrijf als bedoeld in art. 67 lid 1 Sv (dat is bepaald in art. 61a lid 2 Sv).
34
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Bij sommige delicten is het verplicht (aan een ieder) om aangifte te doen
2. De algemene opsporingsambtenaar zijn: officieren van justitie, bepaalde politieambtenaren, bepaalde leden van de Koninklijke marechaussee en opsporingsambtenaren bijzondere opsporingsdiensten. Hun taak is Opsporing van alle strafbare feiten.
3. De taak van buitengewone opsporingsambtenaren is beperkt tot het opsporen van bepaalde strafbare feiten. Welke dit zijn wordt vastgesteld door de autoriteit die de opsporingstaak toebedeelt. Bijvoorbeeld: gemeentelijke handhaving, milieuambtenaren en hoofdconducteurs van de NS.
4. De officier van justitie heeft de verantwoordelijkheid voor opsporingsactiviteiten. Het Openbaar Ministerie heeft het gezag over het opsporingsonderzoek. Echter de feitelijke werkzaamheden (opsporen van strafbare feiten) gebeurt meestal door de politie, onder strikt gezag van het OM, en met een beperkte mate van zelfstandigheid van de politie.
5. Bij lichtere strafbare feiten, zijn opsporingsambtenaren bevoegd om de zaak af te doen met een strafbeschikking. Het OM heeft in algemene aanwijzingen bepaald in welke gevallen en op welke manier opsporingsambtenaren moeten optreden.

A

==> Moet zijn:
4. De officier van justitie heeft de verantwoordelijkheid voor opsporingsactiviteiten. Het Openbaar Ministerie heeft het gezag over het opsporingsonderzoek. Echter de feitelijke werkzaamheden (opsporen van strafbare feiten) gebeurt meestal door de politie, onder het gezag van het OM, maar met een grote mate van zelfstandigheid.
==>
Mbt 1: bijvoorbeeld art. 160 lid 1 Sv. Verzuim is strafbaar (art. 135 en 136 Sv).

35
Q

Een inverzekeringstelling kan slechts plaatsvinden als er ernstige bezwaren zijn gerezen tegen een aangehouden verdachte.
1. Juist
2. Onjuist

A
  1. Onjuist
    ==>
    Redelijk vermoeden (verdenking) is genoeg; zie art. 57 Sv, daarin wordt niet gesproken over ernstige bezwaren.
36
Q

Welke stelling over voorlopige hechtenis is onjuist?
1. Bewaring en gevangenhouding zijn alleen toegestaan bij ernstige bezwaren.
2. Bij bewaring en bij gevangenhouding geldt als voorwaarde dat de periode van vrijheidsbeneming bij toewijzing van de vordering tot voorlopige hechtenis niet langer zal duren dan de vrijheidsbenemende sanctie die de rechter naar verwachting zal opleggen.
3. Wanneer de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en een feit heeft gepleegd waarop een gevangenisstraf is gesteld, is voorlopige hechtenis toegestaan, ook al gaat het om een misdrijf waarvoor minder dan 4 jaar gevangenisstraf is gesteld.
4. Jan wordt verdacht van opruiing, op basis van aan anonieme tip die bij de politie is ontvangen. Hij is aangehouden en verhoord, maar maakt gebruik van het zwijgrecht. Behalve de anonieme tip heeft de politie geen aanvullend bewijs gevonden. De politie kan daarom besluiten om hem in bewaring te plaatsen voor verder onderzoek.

A
  1. Jan wordt verdacht van opruiing, op basis van aan anonieme tip die bij de politie is ontvangen. Hij is aangehouden en verhoord, maar maakt gebruik van het zwijgrecht. Behalve de anonieme tip heeft de politie geen aanvullend bewijs gevonden. De politie kan daarom besluiten om hem in bewaring te plaatsen voor verder onderzoek.
    ==> Er zijn geen ernstige bezwaren, en er is geen grond voor voorlopige hechtenis; dus wordt er niet voldaan aan de voorwaarden voor bewaring.
37
Q

Welke stelling mbt inverzekeringstelling (IVS) is onjuist?
1. Alleen de rechter-commissaris kan beslissen over IVS.
2. IVS is alleen toegestaan ‘in het belang van het onderzoek’. Bijvoorbeeld bij gevaar dat de verdachte sporen van het strafbare feit zal uitwissen; of dat de verdachte zal vluchten.
3. De maximale duur van IVS is drie dagen. Indien het daarna nog noodzakelijk is, plus 3 dagen verlenging.
4. In de meeste gevallen wordt een verdachte na verhoor weer op vrije voeten gesteld, en vindt er geen IVS plaats.

A
  1. Alleen de rechter-commissaris kan beslissen over IVS.
    ==> De (hulp) officier van justitie beslist of inverzekeringstelling noodzakelijk is.
38
Q

Liselotte wordt door politieagent Samira buiten heterdaad aangehouden op verdenking van mishandeling (art. 300 Sr). Direct na de aanhouding wordt Liselotte door Samira naar het politiebureau gebracht en voor de dienstdoende hulpofficier van justitie geleid.
Wat zou een goede reden zijn om te stellen dat de aanhouding van Liselotte onrechtmatig is?
De aanhouding van Liselotte is onrechtmatig, omdat:
1. aanhouding buiten heterdaad alleen mogelijk is voor feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en op mishandeling staat maar maximaal drie jaar gevangenisstraf.
2. Samira een gewone opsporingsambtenaar is en dus niet bevoegd is om een verdachte buiten heterdaad aan te houden.
3. uit niets in de casus blijkt dat Samira een bevel heeft tot aanhouding van Liselotte, noch blijkt uit de casus dat een dergelijk bevel niet afgewacht kan worden.
4. Samira Liselotte niet naar het politiebureau had moeten brengen, maar de komst van een (hulp)officier van justitie had moeten afwachten.

A
  1. uit niets in de casus blijkt dat Samira een bevel heeft tot aanhouding van Liselotte, noch blijkt uit de casus dat een dergelijk bevel niet afgewacht kan worden.
    ==>
    Gewone opsporingsambtenaren zijn bevoegd om buiten heterdaad aan te houden (artikel 54, eerste lid, Sv). Het moet dan wel gaan om een verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (artikel 54, eerste lid, Sv). Mishandeling is een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten: artikel 300 Sr staat genoemd in artikel 67, eerste lid, sub b, Sv.
    Het doel van de aanhouding moet zijn het ‘geleiden naar een plaats van verhoor’ (artikel 54, eerste lid, Sv), en dat is wat in deze casus ook is gebeurd.
    De aanhouding buiten heterdaad moet echter wel gebeuren op bevel van de officier van justitie (artikel 54, eerste lid, Sv). Uit niets in de casus blijkt dat dit bevel is gegeven, noch dat dit niet afgewacht had kunnen worden (artikel 54, vierde lid, Sv).
39
Q

Welke stelling mbt dwangmiddelen is onjuist?
1. Het dwangmiddel gevangenhouding geldt als voorarrest.
2. Het dwangmiddel ophouden voor onderzoek geldt niet als voorarrest.
3. Het dwangmiddel inverzekeringstelling geldt als voorarrest.
4. Het dwangmiddel bewaring geldt als voorarrest.

A
  1. Het dwangmiddel ophouden voor onderzoek geldt niet als voorarrest.

==>
Wanneer dwangmiddelen worden besproken, geldt ophouden voor onderzoek als onderdeel van het voorarrest. Tbv de berekening van gezeten gevangenisstraf, begint de telling van het voorarrest bij inverzekeringstelling, en dus niet bij ophouden voor onderzoek.

40
Q

Er zijn verschillende soorten opsporingsbevoegdheden ten aanzien van personen. Welk hoort er niet bij?
1. Staande houden
2. Onderzoek aan kleding
3. Aanhouding
4. Inverzekeringstelling - Voorlopige hechtenis
5. DNA-onderzoek

A
  1. Onderzoek aan kleding
    ==> Dit is een steunbevoegdheid
41
Q

De bewaring kan slechts bevolen worden als er ernstige bezwaren tegen een aangehouden verdachte zijn.
1. Juist
2. Onjuist

A
  1. Juist
42
Q

Wie is de laagst bevoegde voor aanhouden op heterdaad?
1. Opsporingsambtenaar
2. Opsporingsambtenaar op bevel (h)OvJ
3. Hulp Officier van Justitie
4. Officier van Justitie
5. Een ieder

A
  1. Een ieder
43
Q

Wie is de laagst bevoegde voor aanhouden buiten heterdaad?
1. Opsporingsambtenaar
2. Opsporingsambtenaar op bevel (h)OvJ
3. Hulp Officier van Justitie
4. Officier van Justitie

A
  1. Opsporingsambtenaar op bevel (h)OvJ
44
Q

Er zijn verschillende soorten bijzondere (opsporings)bevoegdheden. Welk hoort er niet bij?
1. Infiltratie
2. Pseudo-koop
3. Pseudo-dienstverlening
4. DNA-onderzoek
5. Stelselmatige observatie
6. Opnemen van telecommunicatie
7. Opnemen van vertrouwelijke communicatie

A
  1. DNA-onderzoek
    ==> Dit is een bevoegdheid ten aanzien van personen.
45
Q

Welke stelling over inbeslagneming is onjuist?
1. Burgers mogen bij ontdekking op heterdaad een verdachte aanhouden. In zo’n geval zijn ze ook bevoegd om voorwerpen onder een verdachte voorlopig in beslag te nemen, totdat opsporingsambtenaren naar de locatie komen.
2. Alleen opsporingsambtenaren mogen in beslag nemen bij ontdekking op heterdaad.
3. Alleen opsporingsambtenaren mogen in beslag nemen bij verdenking van een strafbaar feit zoals bedoeld in art. 67 lid 1 Sv.
4. Voor inbeslagname is niet vereist dat er een verdachte is.

A
  1. Burgers mogen bij ontdekking op heterdaad een verdachte aanhouden. In zo’n geval zijn ze ook bevoegd om voorwerpen onder een verdachte in beslag te nemen, totdat opsporingsambtenaren naar de locatie komen.
    ==>
    Moet zijn:
    * Burgers mogen bij ontdekking op heterdaad een verdachte wel aanhouden (art. 53 Sv), maar ze zijn niet bevoegd om voorwerpen onder een verdachte in beslag te nemen.
46
Q

Welke stelling over aanhouding is onjuist?
1. Het doel van een aanhouding is om de verdachte over te brengen naar een plaats waar hij zal worden voorgeleid aan een (hulp) officier van justitie die hem zal verhoren.
2. Bij ontdekking op heterdaad mag een ieder een verdachte aanhouden, dus ook een burger, en voor zover nodig met enig geweld.
3. Bij ontdekking buiten heterdaad mag alleen een (h)OvJ aanhouden, of een opsporingsambtenaar op bevel van de (h)OvJ. Een burger mag dan niet aanhouden.
4. Aanhouding is alleen toegestaan wanneer er sprake is van een verdachte in de zin van art. 27 Sv., en wanneer de verdachte wordt verdacht van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (art. 54 lid 1 Sv).

A
  1. Aanhouding is alleen toegestaan wanneer er sprake is van een verdachte in de zin van art. 27 Sv., en wanneer de verdachte wordt verdacht van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (art. 54 lid 1 Sv).
    ==> Dit klopt alleen voor aanhouding buiten heterdaad.
47
Q

Voortgezette toepassing van bevoegdheden gaat over:
1. het chronologisch toepassen van steeds verdergaande bevoegdheden tijdens het proces van strafvordering.
2. Wanneer toezichthoudende bevoegdheden uitgeoefend worden nadat er reeds een verdenking is ontstaan.
3. Wanneer er tijdens het toezicht een verdenking rijst ten aanzien van een feit dat strafbaar gesteld is bij een andere wet dan op grond waarvan het toezicht op dat moment wordt uitgeoefend.
4. Toepassing van speciale bevoegdheden voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit.

A
  1. Wanneer er tijdens het toezicht een verdenking rijst ten aanzien van een feit dat strafbaar gesteld is bij een andere wet dan op grond waarvan het toezicht op dat moment wordt uitgeoefend.
48
Q

Welke stelling over infiltratie is onjuist?
1. Er zijn twee soorten infiltratie: (a) Deelnemen infiltreren: vindt plaats binnen de criminele organisatie; en (b) Medewerking verlenen infiltreren: vindt van buitenaf plaats door faciliteiten aan te bieden zoals transportmiddelen of opslagruimte.
2. Het doel van infiltreren: informatie vergaren over strafbare feiten die worden begaan en over de wijze waarop de geïnfiltreerde criminele organisatie is georganiseerd. Infiltratie is mogelijk door opsporingsambtenaren of door burgers.
3. Een opsporingsambtenaar heeft een bevel van de rechter-commissaris nodig voor infiltratie. Het bevel kan slechts worden gegeven wanneer dat dringend noodzakelijk is voor het onderzoek, en alleen in geval van verdenking van een misdrijf zoals omschreven in art. 67 lid 1 Sv, dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.
4. De infiltrant moet soms strafbare feiten plegen, en kan zich beroepen op de rechtvaardigingsgrond bevoegd gegeven ambtelijk bevel.

A
  1. Een opsporingsambtenaar heeft een bevel van de rechter-commissaris nodig voor infiltratie. Het bevel kan slechts worden gegeven wanneer dat dringend noodzakelijk is voor het onderzoek, en alleen in geval van verdenking van een misdrijf zoals omschreven in art. 67 lid 1 Sv, dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.
    ==> een bevel van de OvJ is nodig, niet van de rechter-commissaris.
49
Q

Welke stelling mbt het betreden van plaatsen is onjuist?
1. Als de plaats alleen wordt bezocht om rond te kijken en de situatie ter plaatse op te nemen, heet dit Schouw. Tijdens het opsporingsonderzoek kunnen de (hulp) officier van justitie, de rechter-commissaris of de rechtbank een schouw uitvoeren.
2. Opsporingsambtenaren zijn verplicht zich voorafgaand aan het binnentreden van een woning te legitimeren en het doel van de binnentreden mede te delen. Zonder toestemming van de bewoner heeft de opsporingsambtenaar een schriftelijke machtiging nodig die is afgegeven door de (hulp) officier van justitie, anders mag hij de woning niet betrekken.
3. Een opsporingsambtenaar heeft een schriftelijke machtiging van de (h)OvJ ontvangen voor het binnentreden van de woning. Eenmal in de woning, mag de opsporingsambtenaar de woning doorzoeken, maar mag heeft hij een machtiging nodig van de OvJ om iets in beslag te nemen.
4. De Awbi – Algemene wet op het binnentreden - kent geen bevoegdheden toe voor het betreden van plaatsen. Deze bevoegdheden staan bijv. in het Wetboek van Strafvordering. De Awbi heeft slechts betrekking op de uitoefening van deze bevoegdheid, voor zover woningen moeten worden binnengetreden.

A
  1. Een opsporingsambtenaar heeft een schriftelijke machtiging van de (h)OvJ ontvangen voor het binnentreden van de woning. Eenmal in de woning, mag de opsporingsambtenaar de woning doorzoeken, maar mag heeft hij een machtiging nodig van de OvJ om iets in beslag te nemen.
    ==>
    * Er mag alleen worden rondgelopen bij een binnentreden van een woning. Voor een doorzoeking is een andere bevoegdheid vereist.
50
Q

Joost wordt aangehouden als verdachte voor opruiing (art. 131 Sr). Welke stelling is juist?
1. Foto’s en vingerdrukken van Joost moeten worden afgenomen.
2. Foto’s en vingerdrukken van Joost mogen worden afgenomen.
3. Foto’s en vingerdrukken van Joost moeten worden afgenomen, indien zijn identiteit niet op een andere manier kan worden vastgesteld.
4. Foto’s en vingerdrukken van Joost mogen worden afgenomen, indien zijn identiteit niet op een andere manier kan worden vastgesteld.

A
  1. Foto’s en vingerdrukken van Joost moeten worden afgenomen.
    ==> In het geval van een misdrijf volgens art. 67 lid 1 Sv, moeten volgens art. 55c lid 2 Sv foto’s en vingerdrukken worden afgenomen; vingerdrukken worden vergeleken met database.
    Voor Opruiing geldt een gevangenisstaf van 5 jaar. Daarmee is het een misdrijf volgens art. 67 lid 1 Sv.
51
Q

Welke stelling mbt opsporingsbevoegdheden is onjuist?
1. Opsporingsbevoegdheden worden gegeven zowel in het Wetboek van Strafvordering als ook in bijzondere wetten.
2. Van opsporingshandelingen moet er altijd een proces-verbaal worden opgemaakt.
3. Het minst ingrijpende vrijheidsbeperkende dwangmiddel is aanhouden.
4. Het doel van staandehouding is om de identiteit van de verdachte te achterhalen. Zonder verdenking is staandehouding niet toegestaan.

A
  1. Het minst ingrijpende vrijheidsbeperkende dwangmiddel is aanhouden.
    ==> staandehouding (art. 52 Sv).
    ==>
    Mbt 1: Bijvoorbeeld, bevoegdheden voor fouilleren staan in art. 56 Sv, in art. 9 lid 2 OW (voor opiumdelicten) en in art. 52 WWM (voor wapen-gerelateerde delicten).
    ==>
    Let op mbt 3: Dit zijn vrijheidsbenemende dwangmidde, niet vrijheidsbeperkende dwangmiddelen.
52
Q

Als een poging tot een misdrijf gepleegd is waarop (op het misdrijf zelf) maximaal vijf jaar gevangenisstraf staat, is inverzekeringstelling mogelijk?
1. Ja
2. Nee

A
  1. Ja
    ==>
    Inverzekeringstelling, bewaring en gevangenhouding vereisen dat de verdachte een feit heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan (zie eventueel pagina 197).
    Het gaat hier om het grondfeit. In dit voorbeeld dus om de vijf jaar gevangenisstraf. Hier ie niet relevant dat het gaat om een poging, en dat de maximumstraf voor een poging een derde minder is dan voor het grondfeit.
53
Q

Wat zijn de vrijheidsbenemende dwangmiddelen, en in welke volgorde vinden ze plaats?
(+acoronym)

A

OIBG:
1. ophouden voor onderzoek
2. Inverzekeringstelling
3. Bewaring
4. Gevangenhouding

54
Q

Er zijn meerdere middelen om de identiteit van verdachte te achterhalen bij aanhouding. Welk hoort er niet bij?
1. Vragen stellen en identiteitsbewijs onderzoeken
2. Fouilleren
3. In het geval van een misdrijf volgens art. 67 lid 1 Sv, vingerdrukken afnemen en vergelijken met database.
4. DNA-onderzoek

A
  1. DNA-onderzoek
55
Q

John wordt in zijn woonplaats Utrecht aangehouden als verdachte voor belediging (art. 266 Sr). Kan de officier van justitie bij de rechter-commissaris bewaring vorderen voor John?
1. Ja
2. Nee
3. Het antwoord is afhankelijk van aanvullende voorwaarden.

A

==> Nee
Voorlopige hechtenis is in deze situatie niet toegestaan. De voorwaarden zijn:
1. een strafbaar feit waarop vier jaar of meer gevangenisstraf is gesteld; of
2. een specifiek genoemd strafbaar feit (art. 67 lid 1 Sv); of
3. een strafbaar feit waarop gevangenisstraf is gesteld, en de verdachte geen vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland heeft (art. 67 lid 2 Sv).
Mbt 1: Er geldt voor belediging minder dan 4 jaar gevangenisstraf
Mbt 2: Dit strafbaar feit wordt niet genoemd in lid 1
Mbt 3. Hij heeft wel woonplaats in NL.

56
Q

Welke stelling over controle is onjuist?
1. Controle is toezicht op de naleving van een wet. Het is geen gericht onderzoek naar een bepaald persoon. De gecontroleerde persoon is ook geen verdachte, maar tijdens de controle kan wel een verdenking ontstaan.
2. Voor het uitoefenen van toezicht is er geen verdenking vereist.
3. Als bij het uitoefenen van toezichthoudende bevoegdheden een verdenking ontstaat, mogen er vanaf dat moment opsporingsbevoegdheden, zoals dwangmiddelen, worden toegepast.
4. Als er tijdens het toezicht een verdenking rijst ten aanzien van een feit dat strafbaar gesteld is bij een andere wet dan op grond waarvan het toezicht op dat moment wordt uitgeoefend, mogen objecten die bij zo’n controle zijn gevonden niet in beslag worden genomen (strafvorderlijk dwangmiddel), tenzij het hebben van deze objecten een strafbaar feit is.

A
  1. Als er tijdens het toezicht een verdenking rijst ten aanzien van een feit dat strafbaar gesteld is bij een andere wet dan op grond waarvan het toezicht op dat moment wordt uitgeoefend, mogen objecten die bij zo’n controle zijn gevonden niet in beslag worden genomen (strafvorderlijk dwangmiddel), tenzij het hebben van deze objecten een strafbaar feit is.
    ==>
    Hier dienen twee situaties onderscheiden te worden:
  2. De ontdekking gebeurt toevallig, terwijl de toezichthoudende bevoegdheden rechtmatig worden uitgeoefend. De drugs kunnen dan zonder problemen in beslag worden genomen (dit volgt uit het ‘Geweer’-arrest van de Hoge Raad uit 1935: HR 2 december 1935, NJ 1936/250 m.nt. Pompe). Dit wordt ook wel voortgezette toepassing van bevoegdheden genoemd.
  3. Het toezicht wordt in feite misbruikt om de zwaardere toetsingscriteria van strafvorderlijke bevoegdheden te omzeilen. Hier ontstaat er wel een probleem. Er is hier sprake van détournement de pouvoir (misbruik van bevoegdheden) en het op deze wijze toepassen van toezichthoudende bevoegdheden is dan ook niet toegestaan.
57
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Inverzekeringstelling is alleen mogelijk bij strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
2. De maximale duur van IVS is drie dagen. Indien het daarna nog noodzakelijk is, mag alleen de officier van justitie met 3 dagen verlengen. Bij verlenging moet de rechter-commissaris beoordelen of de inverzekeringstelling rechtmatig is.
3. Tbv de berekening van oplegging van een straf, geldt IVS als de 1e stap van het voorarrest.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
58
Q

Ophouden voor onderzoek kan slechts nadat door de OvJ of hOvJ een verhoor is afgenomen van de verdachte.
1. Juist
2. Onjuist

A
  1. Onjuist
    ==>
    Het verhoor is het doel van het ophouden, geen voorwaarde
59
Q

Welke stelling mbt Staande houden en legitimatieplicht is onjuist?
1. Is de verdachte 16 jaar of ouder, dan is hij verplicht om een identiteitsbewijs bij zich te hebben. Dit kan gevraagd worden bij een staandehouding als opsporingsambtenaren de identiteit willen vaststellen. Kan of wil hij dat niet, dan pleegt hij overtreding. Hij kan op heterdaad worden aangehouden en worden meegenomen naar het politiebureau.
2. Bij staandehouding gaat het om het achterhalen van de identiteit van de verdachte. Met “Identiteit” wordt bedoeld: naam, geboorteplaats, geboortedatum en adres.
3. Het opgeven van onjuiste persoonsgegeven is een strafbaar feit.
4. Wegens het zwijgrecht mag de verdachte weigeren te antwoorden als hij wordt gevraagd om zijn identiteitsgegevens. Dan mag de verdachte wel gefouilleerd worden (art. 55b Sv) om voorwerpen te vinden waaruit zijn identiteit blijkt.

A
  1. Is de verdachte 16 jaar of oudere, dan is hij verplicht om een identiteitsbewijs bij zich te hebben. Dit kan gevraagd worden bij een staandehouding als opsporingsambtenaren de identiteit willen vaststellen. Kan of wil hij dat niet, dan pleegt hij overtreding. Hij kan op heterdaad worden aangehouden en worden meegenomen naar het politiebureau.
    ==> Leeftijd 14, niet 16.
    Zie art. 2 Wet op de identificatieplicht
60
Q

De maximale vrijheidsbeneming tot aan het begin van het onderzoek ter terechtzitting is:
1. 107 dagen en 15 uur
2. 110 dagen en 9 uur
3. 110 dagen en 12 uur
4. 110 dagen en 18 uur

A
  1. 110 dagen en 18 uur
    ==>
    Zie berekening op pagina 197 van het boek.
    18 uur is 9 uur ophouden voor onderzoek + 9 uur tussen middernacht en 9u want deze tijd telt niet mee.
61
Q

Welke stelling mbt doorzoeking van plaatsen is onjuist?
1. Plaatsen mogen onderzocht worden alleen als de verdachte zich daar mogelijk zou kunnen ophouden, of als daar een in beslag te nemen voorwerp zich zou kunnen bevinden.
2. Opsporingsambtenaren zijn bevoegd (met een machtiging van de OvJ) alle soorten plaatsen te doorzoeken om een verdachte aan te houden, maar alleen wanneer er sprake is van een geval van ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad; of verdenking van een misdrijf volgens art. 67 lid 1 Sv.
3. Gewone opsporingsambtenaren zijn over het algemeen niet bevoegd om ter inbeslagneming plaatsen te doorzoeken, behalve doorzoeking van een vervoermiddel. ‘Gewone’ plaatsen mogen alleen worden doorzocht door de officier van justitie (of hOvJ met machtiging). Alleen de rechter-commissaris mag een woning doorzoeken inbeslagneming, en bij dringende noodzakelijkheid kan dit gedaan worden door de officier van justitie (met een machtiging).
4. Indien tijdens het betreden van een woning ter inbeslagneming door een opsporingsambtenaar (OA) een noodzaak ontstaat voor doorzoeking, waarvoor een rechter-commissaris naar de woning moet komen, kan de OA van de rechter-commissaris een mondelinge machtiging krijgen voor de doorzoeking ter inbeslagneming.

A
  1. Indien tijdens het betreden van een woning ter inbeslagneming door een opsporingsambtenaar (OA) een noodzaak ontstaat voor doorzoeking, waarvoor een rechter-commissaris naar de woning moet komen, kan de OA van de rechter-commissaris een mondelinge machtiging krijgen voor de doorzoeking ter inbeslagneming.
    ==>
    Het moet zijn:
  2. Indien tijdens het betreden van een woning ter inbeslagneming door een opsporingsambtenaar (OA) een noodzaak ontstaat voor doorzoeking, waarvoor een rechter-commissaris naar de woning moet komen, kan de OA de situatie “bevriezen”, om te voorkomen dat niks wordt weggehaald (bijv. niemand mag de woning binnenkomen totdat de rechter-commissaris komt).
62
Q

Wie is de laagst bevoegde voor staande houden?
1. Opsporingsambtenaar
2. Opsporingsambtenaar op bevel (h)OvJ
3. Hulp Officier van Justitie
4. Officier van Justitie
5. Een ieder

A
  1. Opsporingsambtenaar
63
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Een infiltrerende opsporingsambtenaar mag drugs kopen van de verdachte, zolang het initiatief van deze koop niet van de infiltrant uitgaat.
2. Het Tallon-criterium gaat over Pseudo-koop.
3. Er is sprake van stelselmatige observatie wanneer door de observatie een min of meer volledig beeld van worden verkregen van bepaalde aspecten van iemands privéleven. Criteria om te bepalen of er sprake is van stelselmatige observatie bevatten de duur van observatie, het type plaats waarop die wordt uitgevoerd, de intensiteit, de frequentie en de toepassing van een technisch hulpmiddel.
4. Voor stelselmatige observatie is een bevel door de officier van justitie nodig. Dit bevel wordt alleen gegeven bij verdenking van een misdrijf zoals beschreven in art. 67 Sv.

A
  1. Voor stelselmatige observatie is een bevel door de rechter-commissaris nodig. Dit bevel wordt alleen gegeven bij verdenking van een misdrijf zoals beschreven in art. 67 Sv.
    ==>
    Moet zijn:
  2. Voor stelselmatige observatie is een bevel door de officier van justitie nodig. Dit bevel wordt alleen gegeven bij verdenking van een misdrijf.