LE12 Flashcards
Het voorbereidend onderzoek
Er zijn verschillende soorten opsporingsbevoegdheden. Wat hoort er niet bij?
1. Bevoegdheden ten aanzien van personen
2. Bevoegdheden ten aanzien van voorwerpen
3. Dwangmiddelen
4. Steunbevoegdheden
5. Bijzondere opsporingsbevoegdheden
- Dwangmiddelen
De inverzekeringstelling kan maximaal 3 en bij uitzondering 6 dagen duren.
1. Juist
2. Onjuist
- Juist
==> De uitzondering is een verlenging met 3 dagen.
Welke van onderstaande stellingen is juist?
1. Wanneer tijdens de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden de persoon in kwestie een verklaring aflegt, kan deze verklaring later tegen hem gebruikt worden.
2. Tijdens het toezicht mag de persoon weigeren mee te werken. Hij hoeft zichzelf immers niet te belasten.
3. Voor het uitoefenen van toezichthoudende bevoegdheden is geen verdenking vereist.
4. Toezicht moet altijd voorafgaan aan de opsporingsfase, omdat er anders nooit voldoende feiten en omstandigheden verzameld kunnen worden om een verdenking op te baseren waarmee de opsporing begonnen kan worden.
- Voor het uitoefenen van toezichthoudende bevoegdheden is geen verdenking vereist.
==>
Toezicht en opsporing zijn in beginsel twee losstaande processen, en een opsporing hoeft zeker niet voorafgegaan te zijn door een toezichtfase. Anders dan voor opsporing is voor het uitoefenen van toezichthoudende bevoegdheden geen verdenking vereist.
Tijdens het toezicht geldt het nemo tenetur-beginsel niet en geldt juist een meewerkplicht. Als dit anders zou zijn, zou het praktisch onmogelijk worden om toezicht naar behoren uit te oefenen.
Verklaringen die zijn verkregen tijdens toezicht mogen niet zonder meer in een latere strafprocedure gebruikt worden als bewijs. Dat zou in strijd zijn met het nemo tenetur-beginsel. Dit geldt echter alleen voor wilsafhankelijk materiaal. Wilsonafhankelijk materiaal dat verzameld is tijdens het toezicht (zoals bloed of wangslijmvlies) mag wel worden gebruikt in een latere strafprocedure.
Waarvoor gelden onderstaande voorwaarden?
1. Er moet sprake zijn van een geval waarin voorlopige hechtenis is toegelaten.
2. Er moeten ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan.
3. Er moet sprake zijn van een grond voor voorlopige hechtenis.
4. De periode van vrijheidsbeneming zal bij toewijzing van de vordering tot voorlopige hechtenis niet langer duren dan de vrijheidsbenemende sanctie die de rechter naar verwachting zal opleggen.
Mogelijke antwoorden:
1. Inverzekeringstelling, bewaring
2. Bewaring, gevangenhouding
3. Gevangenhouding
4. Inverzekeringstelling, bewaring, gevangenhouding
- Bewaring, gevangenhouding
John wordt in zijn woonplaats Utrecht aangehouden als verdachte voor dood door schuld (art. 307 lid 1 Sr). Kan de officier van justitie bij de rechter-commissaris gevangenhouding vorderen voor John?
1. Ja
2. Nee
3. Het antwoord is afhankelijk van aanvullende voorwaarden.
==> Nee
Voorlopige hechtenis is in deze situatie niet toegestaan. De voorwaarden zijn:
1. een strafbaar feit waarop vier jaar of meer gevangenisstraf is gesteld; of
2. een specifiek genoemd strafbaar feit (art. 67 lid 1 Sv); of
3. een strafbaar feit waarop gevangenisstraf is gesteld, en de verdachte geen vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland heeft (art. 67 lid 2 Sv).
Mbt 1: Er geldt voor dood door schuld minder dan 4 jaar gevangenisstraf
Mbt 2: Dit strafbaar feit wordt niet genoemd in lid 1
Mbt 3. Hij heeft wel woonplaats in NL.
Welk van onderstaande gronden is geen grond voor voorlopige hechtenis?
1. Ernstig vluchtgevaar.
2. Recidivegevaar.
3. Ernstig geschokte rechtsorde.
4. Het nader verhoren van de verdachte.
- Het nader verhoren van de verdachte.
==>
Ernstig vluchtgevaar is een grond voor voorlopige hechtenis (artikel 67a, eerste lid, sub a, Sv), evenals recidivegevaar ( artikel 67a, tweede lid, sub 2, Sv). Ook een ernstig geschokte rechtsorde vormt een grond voor voorlopige hechtenis, mits er sprake is van verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren staat. Zie artikel 67a, tweede lid, sub 1, Sv.
Het nader verhoren van de verdachte tot slot is geen grond voor voorlopige hechtenis, zie artikel 67a, tweede lid, sub 5, Sv.
Zie ook paragraaf 8.3.6 van het boek.
Indien er verdenkingen zijn van meerdere delicten die door dezelfde verdachte zijn gepleegd, waarbij voor alle delicten een maximumstraf geldt tussen 1 en 3 jaar gevangenis, en deze gezamenlijk kunnen leiden tot een potentiële gevangenisstraf van meer dan vier jaar, is inverzekeringstelling mogelijk?
1. Ja
2. Nee
- Nee
==>
Inverzekeringstelling, bewaring en gevangenhouding vereisen dat de verdachte een feit heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan (zie eventueel pagina 197).
Het gaat hier om de ernst van het feit waar de verdachte van verdacht wordt. De grens van vier jaar is hier bedoeld als indicatie van die ernst. Meerdere feiten opgeteld die weliswaar meer dan 4 jaar gevangenis zouden kunnen opleveren zijn niet voldoende om te gelden als ‘geval’ waarvoor VH is toegestaan.
Er zijn verschillende soorten steun(opsporings)bevoegdheden. Welk hoort er niet bij?
1. Staande houden
2. Betreden van plaatsen
3. Doorzoeking van plaatsen
4. Onderzoek aan kleding
5. Onderzoek aan en in het lichaam
- Staande houden
==>
Dit is een bevoegdheid ten aanzien van personen.
Welke stelling is onjuist?
1. Onderzoek in het lichaam heet ook visitatie. Alleen een arts mag het uitvoeren, op bevel van de OvJ of rechter-commissaris. Alleen een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan mag in zijn lichaam onderzocht worden.
2. Alleen een arts mag een onderzoek aan het lichaam uitvoeren, op bevel van een (h)OvJ of rechter-commissaris. Alleen een aangehouden verdachte tegen wie een redelijk vermoeden bestaat mag aan zijn lichaam onderzocht worden.
3. Röntgenonderzoek en echografie vallen onder “onderzoek in het lichaam”, niet onder “onderzoek aan het lichaam”.
4. Alleen de rechter-commissaris is bevoegd om een bevel te geven voor onderzoek aan lichaam of kleding niet-verdachten.
- Alleen een arts mag een onderzoek aan het lichaam uitvoeren, op bevel van een (h)OvJ. Alleen een aangehouden verdachte tegen wie een redelijk vermoeden bestaat mag aan zijn lichaam onderzocht worden.
==>
Alleen een aangehouden verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan mag aan zijn lichaam onderzocht worden.
Welke stelling over inbeslagneming is onjuist?
1. Als de verdachte met zijn telefoon het strafbare feit heeft opgenomen, is zijn telefoon vatbaar voor inbeslagneming.
2. Als de verdachte thuis een papieren administratie heeft van geld dat uit afpersing is verkregen, is deze administratie vatbaar voor inbeslagname.
3. Een vuurwapen dat bij een moordpoging is gebruikt is vatbaar voor inbeslagname.
4. Voor inbeslagname geldt de voorwaarde van een VH-geval.
- Voor inbeslagname geldt de voorwaarde van een VH-geval.
==>
Mbt 1: ja: Voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen
Mbt 2: Ja: wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen
Mbt 3: Ja, het valt onder twee categorieën: het zal tijdens een onderzoek ter terechtzitting kunnen dienen als bewijsmateriaal, maar zal het ook kunnen worden onttrokken aan het verkeer (art. 36b Sr) omdat het gaat om een verboden vuurwapen.
Aanhouden op heterdaad mag in het geval van elk strafbaar feit:
1. Juist
2. Onjuist
- Juist
==>
Aanhouden op heterdaad: bij elk feit
Buiten heterdaad: alleen bij VH-gevallen
Een zakkenroller wordt door surveillerende politieagenten betrapt in een drukke winkelstraat. Hij weet te ontkomen in de drukte, maar de agenten hebben hem goed kunnen zien. Een paar dagen later herkennen zij hem, terwijl hij in de rij staat voor een pinautomaat. Zijn de agenten bevoegd de man aan te houden?
1. Ja, want er is voldaan aan de 3 voorwaarden voor aanhouden buiten ontdekking op heterdaad.
2. Ja, want er was sprake van ontdekking op heterdaad.
3. Nee, want op het desbetreffende moment (een paar dagen later) was er geen sprake van ontdekking op heterdaad.
4. Nee, want er is niet voldaan aan de voorwaarden voor aanhouden buiten ontdekking op heterdaad
- Ja, want er is voldaan aan de 3 voorwaarden aanhouden buiten ontdekking op heterdaad.
==>
De zakkenroller kan volgens artikel 27 Sv worden aangemerkt als verdachte. Er is geen sprake meer van ontdekking op heterdaad. Om de vraag te kunnen beantwoorden moeten we daarom eerst weten om welk strafbaar feit het gaat. Voor zakkenrollerij is geen aparte strafbepaling opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Zakkenrollerij kan worden aangemerkt als eenvoudige diefstal (art. 310 Sr). De maximumgevangenisstraf die hiervoor kan worden opgelegd is vier jaren. Volgens artikel 67 lid 1 sub a Sv hebben we daarom te maken met een geval waarin voorlopige hechtenis is toegestaan. Aan de eerste twee voorwaarden voor aanhouding buiten geval van heterdaad is dus voldaan. Hoe zit het met de derde voorwaarde? In de casus wordt niet vermeld dat een bevel tot aanhouding is gegeven. Omdat de kans vrij groot is dat de verdachte al weggelopen zal zijn wanneer moet worden gewacht op een bevel van een (hulp)officier van justitie, kan worden gezegd dat het bevel van de (hulp) officier van justitie niet kan worden afgewacht. De agenten, die opsporingsambtenaar zijn op grond van artikel 141 Sv, zijn bevoegd de verdachte aan te houden op grond van artikel 54 lid 4 Sv.
Wie is de laagst bevoegde voor bewaring?
1. Opsporingsambtenaar
2. Opsporingsambtenaar op bevel (h)OvJ
3. Hulp Officier van Justitie
4. Officier van Justitie
5. Rechter-commissaris
- Rechter-commissaris
Welke stelling is onjuist?
1. Als er tijdens het toezicht een verdenking rijst en bewijs wordt gevonden ten aanzien van een feit dat strafbaar gesteld is bij een andere wet dan op grond waarvan het toezicht op dat moment wordt uitgeoefend, dan mag het bewijs worden gebruikt voor zover het toezicht niet is misbruikt om de zwaardere toetsingscriteria van strafvorderlijke bevoegdheden te omzeilen.
2. Toezichthoudende bevoegdheden mogen uitgeoefend worden nadat er reeds een verdenking is ontstaan, dit op basis van HR 26 april 1988, NJ 1989/390 (Controle en opsporing). Hier geldt echter de begrenzing van het beginsel van détournement de pouvoir.
3. Niet alleen mogen controlebevoegdheden worden gebruikt nadat de verdenking van een strafbaar feit is gerezen, zij mogen tevens mede ter opsporing van dat feit worden gebezigd. Dit is bepaald in het arrest ‘Controle en opsporing’, HR 26 april 1988, NJ 1989/390.
4. Het ‘Geweer’-arrest van de Hoge Raad uit 1935: HR 2 december 1935, NJ 1936/250 m.nt. Pompe) stelt dat vanaf het moment van ontstaan van de verdenking mogen er inderdaad opsporingsbevoegdheden, zoals dwangmiddelen, worden toegepast. Echter, het ontstaan van de verdenking betekent ook dat er verschillende waarborgen ter bescherming van de positie van de verdachte gaan gelden (o.a. recht op rechtsbijstand, recht om te zwijgen; verdachte hoeft zichzelf niet te belasten).
- Het ‘Geweer’-arrest van de Hoge Raad uit 1935: HR 2 december 1935, NJ 1936/250 m.nt. Pompe) stelt dat vanaf het moment van ontstaan van de verdenking mogen er inderdaad opsporingsbevoegdheden, zoals dwangmiddelen, worden toegepast. Echter, het ontstaan van de verdenking betekent ook dat er verschillende waarborgen ter bescherming van de positie van de verdachte gaan gelden (o.a. recht op rechtsbijstand, recht om te zwijgen; verdachte hoeft zichzelf niet te belasten).
==> Daar gaat dit arrest niet om. Dit arrest gaat over voortgezette toepassing van bevoegdheden.
Welke stelling is onjuist?
1. Het dwangmiddel staande houden geldt niet als voorarrest.
2. Het dwangmiddel ophouden voor onderzoek geldt als voorarrest.
3. Het dwangmiddel inverzekeringstelling geldt niet als voorarrest.
4. Het dwangmiddel aanhouden geldt niet als voorarrest.
- Het dwangmiddel inverzekeringstelling geldt niet als voorarrest.
Welke stelling is onjuist?
1. Het betreden van plaatsen is een steunbevoegdheid die bedoeld is om de uitoefening van een andere bevoegdheid mogelijk te maken, bijvoorbeeld aanhouding of inbeslagneming.
2. Er zijn drie varianten van het betreden van plaatsen: betreden van plaatsen ter aanhouding, betreden van plaatsen ter inbeslagneming, en schouw.
3. Zowel burgers als opsporingsambtenaren zijn bevoegd om plaatsen te betreden ter aanhouding van een verdachte. Burgers mogen dit alleen doen in geval van ontdekking op heterdaad van een misdrijf, en ze mogen geen woningen betreden. Opsporingsambtenaren mogen plaatsen betreden ook buiten ontdekking op heterdaad van een misdrijf, en dan mogen ze ook woningen betreden.
4. Het betreden van plaatsen ter inbeslagneming is alleen toegestaan voor opsporingsambtenaren die daartoe bevoegd zijn, en alleen in geval van ontdekking op heterdaad of verdenking van een misdrijf zoals omschreven in art. 67 lid 1 Sv.
- Zowel burgers als opsporingsambtenaren zijn bevoegd om plaatsen te betreden ter aanhouding van een verdachte. Burgers mogen dit alleen doen in geval van ontdekking op heterdaad van een misdrijf, en ze mogen geen woningen betreden. Opsporingsambtenaren mogen plaatsen betreden ook buiten ontdekking op heterdaad van een misdrijf, en dan mogen ook woningen betreden.
==>
Zonder toestemming van de bewoner heeft de opsporingsambtenaar een schriftelijke machtiging nodig die is afgegeven door de (hulp) officier van justitie (art. 2 lid 1 Awbi - Algemene wet op het binnentreden).
Wie is er bevoegd om een verdachte buiten heterdaad aan te houden?
1. Een opsporingsambtenaar.
2. Een burger.
3. Een beveiligingsbeambte.
4. Alle bovengenoemde personen.
- Een opsporingsambtenaar.
==>
Bevoegd tot aanhouding buiten heterdaad zijn de officier van justitie, de hulpofficier van justitie en de opsporingsambtenaar. Het gaat hier om een zogenaamde ‘getrapte’ bevoegdheid (artikel 54 Sv).
Een beveiligingsbeambte is geen opsporingsambtenaar in de zin van artikel 141 of 142 Sv.
Een burger is enkel bevoegd tot aanhouding op heterdaad (artikel 53 Sv).
Zie paragraaf 8.3.3.
Welke stelling is onjuist?
1. Als observatie niet “meer dan beperkte inbreuk” maakt op het recht op privacy van de verdachte, geldt het niet als stelselmatige observatie, en is geen speciale bevoegdheid is nodig; dat valt binnen de bevoegdheden van opsporingsambtenaren.
2. Een rechter-commissaris bij het hof wordt raadsheer-commissaris genoemd.
3. De rechter-commissaris is onafhankelijk en onpartijdig. Hij mag niet als rechter aan de berechting deelnemen van een zaak waarin hij als rechter-commissaris onderzoek heeft verricht.
4. Alle stellingen zijn juist.
- Alle stellingen zijn juist.
Welke stelling is onjuist?
1. Het dwangmiddel gevangenhouding geldt als voorlopige hechtenis.
2. Het dwangmiddel ophouden voor onderzoek geldt niet als voorlopige hechtenis.
3. Het dwangmiddel inverzekeringstelling geldt als voorlopige hechtenis.
4. Het dwangmiddel bewaring geldt als voorlopige hechtenis.
- Het dwangmiddel inverzekeringstelling geldt als voorlopige hechtenis.
Welke stelling over voorlopige hechtenis is onjuist?
1. Bekentenis geldt als ernstig bezwaar.
2. Bewaring en gevangenhouding zijn alleen toegestaan als een van de twee gronden voor voorlopige hechtenis geldt: ernstig gevaar voor vlucht, of gevaar voor de maatschappelijke veiligheid.
3. De periode van bewaring wordt bepaald door de rechter-commissaris. De maximum duur is 14 dagen, zonder mogelijkheid tot verlenging, en er staat geen rechtsmiddel open tegen de beslissing om iemand in bewaring te plaatsen.
4. De periode van gevangenhouding wordt bepaald door de rechter-commissaris. Daarvoor worden de verdachte nog eens gehoord om te beslissen of er nog voldoende reden is voor het beroven van zijn vrijheid. De verwachte straf speelt hierbij een rol.
De maximale duur is 30 dagen, vanaf het moment dat de vrijheidsbeneming ten uitvoer wordt gelegd, met een mogelijkheid tot verlenging, tot maximaal 90 dagen.
- De periode van gevangenhouding wordt bepaald door de rechter-commissaris. Daarvoor worden de verdachte nog eens gehoord om te beslissen of er nog voldoende reden is voor het beroven van zijn vrijheid. De verwachte straf speelt hierbij een rol.
De maximale duur is 30 dagen, vanaf het moment dat de vrijheidsbeneming ten uitvoer wordt gelegd, met een mogelijkheid tot verlenging, tot maximaal 90 dagen.
==>
De raadkamer van de rechtbank bepaalt de periode.
De maximale periode van… (vul in), na verlenging, is 90 dagen. Het kan gebeuren dat de OvJ bij afloop van de laatste verlenging nog niet klaar is met de voorbereiding van zijn zaak. Om te voorkomen dat de verdachte naar huis moet worden gestuurd, kan hij in dat geval de verdachte… . Er volgt dan een … , waarbij de OvJ direct na het voordragen van de zaak … vraagt, zodat de zaak niet inhoudelijk behandeld wordt. Daarna kan de … voortduren tot zestig dagen na de dag van de einduitspraak.
Mogelijke opties:
1. voorlopige hechtenis… dagvaarden… ophoudingszitting… verlenging van de voorlopige hechtenis… voorlopige hechtenis
2. voorlopige hechtenis… voorlopig dagvaarden… pro-forma-zitting… verlenging van de voorlopige hechtenis… voorlopige hechtenis
3. gevangenhouding… voorlopig dagvaarden… pro-forma-zitting… schorsing van het onderzoek ter terechtzitting… gevangenhouding
4. gevangenhouding… dagvaarden… terechtzitting… schorsing van het onderzoek ter terechtzitting… gevangenhouding
- gevangenhouding… voorlopig dagvaarden… pro-forma-zitting… schorsing van het onderzoek ter terechtzitting… gevangenhouding
Welke stelling is onjuist?
1. Op basis van het nemo tenetur beginsel heeft een verdachte het recht om een DNA-onderzoek te weigeren.
2. Indien in het kader van het toezicht verklaringen zijn afgelegd door de betrokkene, dan mogen deze verklaringen niet in een latere strafrechtelijke procedure als bewijs tegen hem gebruikt worden.
3. Bij toezicht is geen verdenking nodig; bij opsporing wel. Bij toezicht geldt een medewerkingsplicht inclusief een inlichtingenplicht; en bij opsporing geldt geen verplichting om mee te werken aan eigen veroordeling.
4. Alle stellingen zijn juist.
- Op basis van het nemo tenetur beginsel heeft een verdachte het recht om een DNA-onderzoek te weigeren.
==>
Het nemo tenetur-beginsel geldt niet als het gaat om wilsonafhankelijk materiaal, zoals bloed of wangslijmvlies.
Wie is de laagst bevoegde voor inverzekeringstelling?
1. Opsporingsambtenaar
2. Opsporingsambtenaar op bevel (h)OvJ
3. Hulp Officier van Justitie
4. Officier van Justitie
5. Rechter-commissaris
- Hulp Officier van Justitie
Welk(e) dwangmiddel(en) mag/mogen enkel uitgeoefend worden als er sprake is van ‘ernstige bezwaren’?
1. Inverzekeringstelling.
2. Onderzoek aan lichaam en kleding.
3. Aanhouding buiten heterdaad.
4. Alle bovengenoemde dwangmiddelen.
- Onderzoek aan lichaam en kleding.
==>
Alleen voor het dwangmiddel ‘Onderzoek aan lichaam en kleding’ geldt de voorwaarde dat er sprake moet zijn van ernstige bezwaren (artikel 56, eerste lid, Sv).
Voor “Inverzekeringstelling’ is een ‘redelijk vermoeden’ voldoende. Artikel 57, eerste lid, Sv spreekt immers enkel van ‘verdachte’.
Ook artikel 54 Sv (Aanhouding buiten heterdaad) heeft betrekking op een ‘verdachte’, zodat een ‘redelijk vermoeden’ voldoende is. Zie voor dit laatste artikel 27, eerste lid, Sv.
Welke stelling over vrijheidsbenemende dwangmiddelen is onjuist?
1. Bij staande houden, bij aanhouden op heterdaad en bij aanhouden buiten heterdaad moet er sprake zijn van redelijk vermoeden, niet van ernstige bezwaren.
2. Bij inverzekeringstelling, bewaring en gevangenhouding moet er sprake zijn van ernstige bezwaren.
3. Bij elk strafbaar feit is staande houden en aanhouden op heterdaad toegestaan. Alle andere vrijheidsbenemende dwangmiddelen mogen alleen worden toegepast bij Voorlopige Hechtenis gevallen (art. 67 Sv).
4. De maximale duur van ophouden voor onderzoek, inverzekeringstelling, bewaring en gevangenhouding is 12 of 9 uur, 3+3 dagen, 14 dagen en 30+60 dagen respectievelijk.
- Bij inverzekeringstelling, bewaring en gevangenhouding moet er sprake zijn van ernstige bezwaren.
==> Dat klopt wel voor bewaring en gevangenhouding, niet voor inverzekeringstelling.