LE3 Flashcards
Opzet en schuld
Welke stelling mbt opzet en schuld is onjuist?
1. Met doleus handelen wordt bedoeld het niet-opzettelijke, onvoorzichtige handelen (dat wederrechtelijk is en verwijtbaar aan de dader).
2. Voor de strafbaarheid is het van belang dat in een bepaald geval opzettelijk of culpoos is gehandeld.
3. Bij opzet moet het gevolg zijn nagestreefd (willens en wetens handelen); bij schuld moet er onvoorzichtig zijn gehandeld (niet weten, maar wel behóren te beseffen).
4. Bij misdrijven maakt de wet wel onderscheid tussen opzet en schuld; bij overtredingen niet.
- Met doleus handelen wordt bedoeld het niet-opzettelijke, onvoorzichtige handelen (dat wederrechtelijk is en verwijtbaar aan de dader).
==> Dit is culpoos handelen
Welke stelling is onjuist?
1. Voorwaardelijk opzet is zich willens en wetens blootstellen aan de aanmerkelijke kans dat het strafbare gevolg van het handelen zich voordoet. Bewuste culpa betekent het zich bewust zijn van het gevaar, maar vertrouwen op een goede afloop.
2. Indien de gevolgen de verdachte koud laten, dan is er sprake van voorwaardelijk opzet. Indien de verdachte echter hoopt op een goede afloop, dan is er sprake van bewuste culpa.
3. In het Porsche-arrest (HR, 15 oktober 1996) oordeelde de Hoge Raad dat er sprake was van opzet.
4. Rechters gebruiken twee soorten redeneringen om te bepalen of er sprake is van opzet: (1) Objectiveren: aanwijzingen voor opzettelijk dan wel culpoos handelen zoeken in de vastgestelde gedragingen van de verdachte; en (2) Normaliseren: Vergelijking maken tussen de vastgestelde gedragingen door de verdachte en het gedrag van normale mensen (want je kunt ervan uitgaan dat de verdachte wist wat normale mensen zouden doen).
- In het Porsche-arrest (HR, 15 oktober 1996) oordeelde de Hoge Raad dat er sprake was van opzet.
==> Wel juist: - In het Porsche-arrest (HR, 15 oktober 1996) oordeelde de Hoge Raad dat er sprake was van bewuste culpa.
De HR gebruikte hierbij deze redenering:
o Doordat de inhaalmanoeuvres meerdere keren zijn afgebroken (objectiveren), is de verdachte zich er van bewust geweest van het risico en dat risico niet heeft aanvaard.
o Normale mensen willen hun leven niet op het spel zetten (normaliseren). De Hoge Raad acht dat hier sprake is van bewuste schuld.
Het Porsche-arrest (HR, 1996) ging over:
1. Roekeloosheid
2. Voorwaardelijke opzet
3. Culpa
4. Redelijke toerekening
- Voorwaardelijke opzet
==> Maar de HR achtte dat voorwaardelijk opzet niet kon worden bewezen.
Casus: Een conducteur die zonder te controleren het sein geeft dat de deuren van de trein gesloten mogen worden. Hij ziet echter niet dat een oudere vrouw op het laatste moment de trein in wil stappen en tussen de deur van de trein komt. De oudere vrouw valt en komt terecht onder de wielen van de trein, waardoor zij op slag dood is.
Hier is sprake van:
1. Opzet
2. Voorwaardelijke opzet
3. Culpa
4. Geen van deze antwoorden
- Culpa
==>
De conducteur heeft hier natuurlijk niet willens en wetens de vrouw van het leven beroofd. De conducteur handelt hier in strijd met de veiligheidsregels en heeft dus een onvoorzichtige handeling verricht.
In welk geval is geen sprake van opzettelijk handelen?
1. De verdachte heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn dure camera om zo verzekeringspenningen te innen. Hij weet dat de camera niet gestolen was en gewoon bij hem thuis in een kast ligt. (artikel 188 Sr)
2. De verdachte was zich ervan bewust dat hij de smartphone van zijn buurman beschadigde, toen hij deze met kracht op de grond gooide, nadat de buurman hem ‘s nachts om de vijf minuten had gebeld en hem de hele nacht uit de slaap had gehouden: het ding moest kapot! (artikel 350, eerste lid, Sr)
3. De verdachte heeft in zijn eenmanszaak een vlot met geringe koersstabiliteit ter beschikking gesteld aan twee onervaren jonge vrouwen, teneinde daarmee te varen over het kanaal De B., terwijl de waterstand en stroomsnelheid van het water flink hoger was dan normaal, zonder de vrouwen een instructie te geven of (ervaren) begeleiding mee te geven dan wel andere veiligheidsmaatregelen (zoals zwemvesten) te treffen, waardoor het aan verdachtes schuld te wijten is geweest dat de vrouwen met het vlot zijn omgevallen en in het water zijn gevallen, ten gevolge waarvan zij (door verdrinking en/of hartstilstand en/of onderkoeling) zijn overleden.
Antwoord 3.
==>
De in art. 188 Sr voorkomende term ‘wetende dat’ is een vorm van opzet. De verdachte heeft ‘willens en wetens’ een valse aangifte gedaan. Hier is dus wél sprake van opzettelijk handelen.
Als de verdachte zich ervan bewust is dat hij of zij iets beschadigt met zijn handelen dan ‘weet’ hij dat. Zich ergens ‘bewust’ van zijn, houdt ‘weten’ en dus opzet in. Daarnaast was ook zijn wil erop gericht de smartphone stuk te maken. In deze casus is dus wél sprake van opzettelijk handelen.
Wanneer er wordt gesproken van ‘schuld’ dan gaat het dus om niet om willen en weten. Waar het hier om gaat is aanmerkelijke onzorgvuldigheid/onachtzaamheid. De verdachte had, gegeven de omstandigheden (o.a. de onervarenheid van de vrouwen, de hoger dan normale stroomsnelheid) anders behoren te handelen. Er is dus inderdaad geen sprake van opzet. Zie paragraaf 3.3.
Welke stelling is onjuist?
1. De hoofdregel is dat opzet betrekking heeft op alle bestanddelen die na het woord ‘opzettelijk’ volgen (in een delictsomschrijving). Dan geldt dus de eis van opzet NIET voor de voorafgaande bestanddelen. Het kan echter voorkomen dat er een bestanddeel is na het woord ‘opzettelijk’, maar het opzet van de dader hierop niet hoeft te zijn gericht. Dat heet een geobjectiveerd delictsbestanddeel.
2. In art. 180 Sr. is er sprake van een geobjectiveerd delictsbestanddeel
3. Als een delictsomschrijving X bestandsdelen bevat, en het 1e bestandsdeel “opzet” is, dan moet er dus opzet gelden voor alle bestandsdelen, anders is de delictsomschrijving niet vervuld.
4. Bij mishandeling die dood ten gevolge heeft (art. 300 lid 3 Sr) moet de opzet zowel op de mishandeling als ook op de dood zijn gericht, anders is niet voldaan aan de delictsomschrijving.
- Bij mishandeling die dood ten gevolge heeft (art. 300 lid 3 Sr) moet de opzet zowel op de mishandeling als ook op de dood zijn gericht, anders is niet voldaan aan de delictsomschrijving.
==> Mbt 4: Opzet van de dood is hierbij niet vereist (dan zou het doodslag zijn, niet mishandeling). Voldoende is de vaststelling dat de mishandeling de oorzaak is van de gevolgde dood.
==>
mbt 2: Dat heet een geobjectiveerd delictsbestanddeel.
o Het is dan voldoende wanneer objectief kan worden vastgesteld dat aan dit bestanddeel is voldaan. Een voorbeeld is art. 180 Sr. Het opzet is ingeblikt in de zinsnede ‘zich met geweld of bedreiging met geweld verzet’. Vervolgens volgt de zinsnede ‘in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’. Het opzet hoeft hier niet gericht te zijn op het zich verzetten, dit deel van de delictsomschrijving is geobjectiveerd.
Het “voornemen” in de strafbare poging (art. 45 Sr) duidt op:
1. opzet
2. culpa
- opzet
In welke van deze gevallen gaat het op culpa?
A. Art. 307 Sr (dood door schuld): ‘Hij aan wiens schuld…’.
B. ‘Onachtzaamheid’ (art. 199, derde lid, Sr),
C. ‘Ernstige reden hebben om te vermoeden’ (art. 197, 197a en b, Sr)
D. ‘Redelijkerwijs moeten vermoeden’ (art. 240a Sr)
E. ‘Moest verwachten’ (art. 418, onder 2, Sr).
Mogelijke antwoorden:
1. Geen van deze gevallen
2. Al deze gevallen
3. A
4. D+E
5. C+D+E
- Al deze gevallen
Casus: Er is een bewustheid van het risico van ernstige gevolgen, waarbij er op zeer lichtzinnige wijze van wordt uitgegaan dat deze risico’s zich niet zullen realiseren.
Er is hier sprake van:
1. Voorwaardelijk opzet
2. Roekeloosheid
3. Onbewuste culpa
4. Geen van deze antwoorden
- Roekeloosheid
==> Dit is anders dan bij voorwaardelijk opzet, omdat daar de dader de gevolgen juist op de koop toe neemt. Bij roekeloosheid / bewuste culpa gaat men ervan uit dat risico’s zich niet zullen realiseren. Hier ligt de grens tussen voorwaardelijk opzet en bewuste culpa (roekeloos is de zwaarste vorm van bewuste culpa).
Geef per geval aan of de woorden wijzen op opzet of op culpa:
A. ‘onachtzaamheid’ (art. 199, derde lid, Sr)
B. ‘mishandeling’ (art. 300 Sr)
C. ‘Hij aan wiens schuld…’ (art. 307 Sr)
D. ‘wetende dat’ (art. 363 Sr)
De mogelijke antwoorden zijn:
1. opzet, culpa, culpa, culpa
2. opzet, opzet, opzet, opzet
3. culpa, opzet, opzet, culpa
4. culpa, opzet, culpa, opzet
- culpa opzet, culpa, opzet
Welke stelling over culpa is onjuist?
1. Het verpleegster-arrest (HR 19 februari 1963, NJ 1963/512) is een voorbeeld voor bewuste culpa.
2. Er is sprake van bewuste culpa indien de dader zich realiseert dat hij onvoorzichtig is. Als deze wetenschap ontbreekt, dan is er sprake van onbewuste culpa.
3. Als de dader wel heeft nagedacht over de mogelijke gevolgen, is er sprake van bewuste culpa.
4. Als de verdachte niet heeft nagedacht over de mogelijke consequenties van zijn handelen, is er sprake van onbewuste culpa.
- Het verpleegster-arrest (HR 19 februari 1963, NJ 1963/512) is een voorbeeld voor bewuste culpa.
==> Moet zijn: - Het verpleegster-arrest (HR 19 februari 1963, NJ 1963/512) is een voorbeeld voor ONbewuste culpa.
Roekeloosheid is een strafverzwaringsgrond en betreft zeer onvoorzichtig gedrag waarbij:
1. welbewust
2. met ernstige gevolgen
3. onaanvaardbare risico’s zijn genomen
4. 1+3
5. 1+2+3
- 1+2+3
Wat is de zwaarste vorm van culpa?
1. Noodzakelijkheidsbewustzijn.
2. Voorwaardelijk opzet.
3. Roekeloosheid.
4. Onbewuste culpa.
- Roekeloosheid.
==> Voorwaardelijk opzet en noodzakelijkheidsbewustzijn gaan over opzet (zie par. 3.2.2).
Als iemand naar het museum gaat met een mes en als doel heeft om daar schilderijen aan flarden te snijden, is er sprake van:
1. Voorwaardelijke opzet
2. Opzet als noodzakelijkheidsbewustzijn
3. Opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn
4. Opzet als oogmerk
- Opzet als oogmerk
Opzet en cupla zijn… bestanddelen
1. Objectieve
2. Subjectieve
3. Materiële
4. Immateriële
- Subjectieve
De woorden “als schuldig aan” (bijv. art. 287 / 289 Sr) wijzen op:
1. Culpa
2. Schuld in de zin van ‘het gedaan hebben’
3. Verwijtbaarheid
4. Geen van deze opties.
- Schuld in de zin van ‘het gedaan hebben’