LE1 Flashcards

Een eerste kennismaking met het strafrecht

1
Q

Welke stelling over straftheoriën is juist?
1. Preventietheorieën richten zich op het verleden. Voorkomen moet worden dat wat zich in het verleden heeft afgespeeld, nogmaals plaatsvindt.
2. Vergeldingstheorieën stellen de straf centraal.
3. Achter de vergeldingstheorie gaat de afschrikkingstheorie schuil.
4. Geen stelling is juist.

A
  1. Vergeldingstheorieën stellen de straf centraal.
    ==>
    * Preventietheorieën beschouwen straf een afschrikwekkend middel.
    * Vergeldingstheorieën stellen doorgaans simpelweg dat iemand die een strafbaar feit pleegt, straf verdient. Ze kijken naar het verleden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stelling over de doelen van straffen is onjuist?
1. Straffen hebben twee doelen: vergelding en preventie.
2. Volgens de preventiegedachte is straf een noodzakelijk kwaad ter bescherming van de samenleving – primair omdat straf een afschrikwekkende werking heeft.
3. Het opleggen van voorwaardelijke straffen leunt zwaar op het principe van generale preventie.
4. Speciale preventie heeft als doel om te voorkomen de dader het delict opnieuw pleegt; en generale preventie heeft als doel om potentiële wetsovertreders af te schrikken.

A
  1. Het opleggen van voorwaardelijke straffen leunt zwaar op het principe van generale preventie.
    ==> Het opleggen van voorwaardelijke straffen leunt zwaar op het principe van SPECIALE preventie: Het doel is voorkomen, of ontmoedigen, dat de gestrafte wederom in de fout gaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De Bindingstheorie houdt in:
1. Een multidisciplinaire benadering waarbij de persoon van de delinquent als volwaardig medemens wordt behandeld.
2. De etiologie (oorzakenleer) van crimineel gedrag, met focus op individuele, biologische of sociale factoren
3. Het missen van sociale bindingen met familie, werk, collegae of met de samenleving in het algemeen, het afglijden naar criminaliteit bevordert.
4. Alle antwoorden zijn juist.

A
  1. Het missen van sociale bindingen met familie, werk, collegae of met de samenleving in het algemeen, het afglijden naar criminaliteit bevordert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Nadat in de 19e eeuw het ideaal van de Klassieke school – codificatie van het strafrecht en proportionaliteit van straffen – was gerealiseerd, bleek criminaliteit onuitroeibaar, en ontstond de aandacht voor de persoon van de delinquent. Zo ontstond de criminologie, tijdens de Nieuwe Richting (19e eeuw).
2. Tijdens de Nieuwe Richting (19e eeuw) ontstond het Lombrosianisme, het leerstuk van de geboren misdadiger. De Turijnse arts Lombroso (1835-1909) schreef dat er een correlatie was tussen fysieke kenmerken en psychische processen (bijv. geen empathie, waardoor er weerstand ontbreekt tegen crimineel gedrag). Biologische aspecten zijn oorzaak van criminaliteit. Dit vormde het uitgangspunt van de antropologische school.
3. Tijdens de Autoritaire Richting (20e eeuw) gold de mom “niet de daad, maar de dader”, en “nulla poena sine crimine” (de toepassing van de straf is pas mogelijk als is voldaan aan de strafbare gedraging) veranderde in “nullum crimen sine poena” (geen misdaad zonder straf).
4. De Franse milieuschool bepleitte dat criminaliteit door imitatie wordt veroorzaakt (dus het sociale milieu).
5. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is geen voorbeeld van bijzondere strafwetten?
1. de Wegenverkeerswet 1994
2. de Wet wapens en munitie
3. de Wet tijdelijk huisverbod
4. de Opiumwet

A
  1. de Wet tijdelijk huisverbod
    ==> Dat is een bijzonder bestuurswet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom kan gesteld worden dat het straf(proces)recht steeds instrumenteler van aard wordt? Kies het meest juiste antwoord.
1. Deze ontwikkeling hangt samen met het feit dat de samenleving steeds meer verzakelijkt en gericht is op efficiency.
2. Het straf(proces)recht wordt door de overheid in toenemende mate gebruikt om de samenleving veiliger te maken. Er worden bijvoorbeeld steeds meer opsporingsbevoegdheden gecreëerd die (preventief) ingrijpen in de levens van burgers om op die manier strafbare feiten te voorkomen.
3. Antwoorden 1+2

A
  1. Antwoorden 1+2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke stelling over het strafrecht is onjuist?
1. Het strafrecht bevat drie onderdelen: materieel strafrecht, formeel strafrecht en sanctierecht.
2. Bevoegdheden van de politie, de duur van voorlopige hechtenis, de inhoud van dagvaardingen en het instellen van hoger beroep zijn onderdeel van het sanctierecht.
3. Materieel strafrecht bepaalt wat een strafbaar feit is, terwijl formeel strafrecht bepaalt welke regels moeten worden gevolgd wanneer een norm van het materiële strafrecht (vermoedelijk) is overtreden.
4. Sanctierecht betreft de voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden opgelegd en ten uitvoer gelegd, o.a. of bij een bepaald strafbaar feit een taakstraf mag worden opgelegd, of welke voorwaarden een rechter mag stellen bij een voorwaardelijke straf.

A
  1. Bevoegdheden van de politie, de duur van voorlopige hechtenis, de inhoud van dagvaardingen en het instellen van hoger beroep zijn onderdeel van het sanctierecht.
    ==> Het is onderdeel van het formele strafrecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stelling over het strafrecht is onjuist?
1. In de bijzondere strafwetten treft men strafbepalingen aan die behoren tot het materiële strafrecht, niet tot het formele strafrecht; dat staat namelijk in het Wetboek van Strafvordering (Sv).
2. Wetboeken zijn wetten waarin het algemene deel van het strafrecht en het strafprocesrecht is opgenomen. Het algemene deel van het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen, duidt men vaak aan als het commune strafrecht.
3. Strafbepalingen in andere wetten dan in het commune strafrecht, bijv. de Wegenverkeerswet 1994, de Wet wapens en munitie en de Opiumwet, worden bijzondere strafwetten genoemd en vormen samen het bijzondere strafrecht.
4. In een algemene plaatselijke verordening (APV) van een gemeente kunnen gedragingen strafbaar gesteld worden, die in die gemeente niet toegelaten zijn.

A
  1. In de bijzondere strafwetten treft men strafbepalingen aan die behoren tot het materiële strafrecht, niet tot het formele strafrecht; dat staat namelijk in het Wetboek van Strafvordering (Sv).
    ==> In de bijzondere strafwetten treft men strafbepalingen aan die behoren tot het materiële strafrecht, maar vaak ook bevoegdheden die behoren tot het formele strafrecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is geen implicatie van de nullum delictum, nulla poena-regel?
1. Het is de wet, en niet de gewoonte, die gedragingen strafbaar verklaart.
2. Tbv rechtszekerheid moet de formulering van strafbare feiten duidelijk zijn: het Lex certa-beginsel.
3. Het verbod op de analogische interpretatie.
4. Het verbod op de extensieve interpretatie
5. Strafbepalingen mogen geen terugwerkende kracht bezitten.

A
  1. Het verbod op de extensieve interpretatie
    ==> Er geldt geen zulk verbod.
    Het verschil tussen de extensieve interpretatie en de analogie (waar wel een verbod op is) is dat de extensieve interpretatie binnen de bewoordingen van de wet blijft, wat niet het geval is bij analogische interpretatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In Nederland werd na de Tweede Wereldoorlog gestreefd naar humanisering van het strafrecht, in het bijzonder in de “Utrechtse School”. Wat was GEEN kenmerk van de Utrechtse School?
1. Een multidisciplinaire benadering waarbij de persoon van de delinquent als volwaardig medemens wordt behandeld.
2. De overgang naar kapitalisme heeft de mens gebracht tot hebzucht, prestatiedrang en egoïsme, hetgeen leidde tot meer criminele neigingen. Dat kan pas veranderen bij een klassenloze maatschappij.
3. Resocialisatie: Ze vonden dat de straf aanvaardbaarder moet zijn voor de delinquent, en hem tegelijkertijd geschikt zou moeten maken om na zijn boetedoening zo positief mogelijk gestemd terug te keren in de samenleving.
4. De invloed van de Utrechtse school was bevorderend voor de humanisering van het strafrecht, en voor de algemene maatschappelijke tolerantie.

A
  1. De overgang naar kapitalisme heeft de mens gebracht tot hebzucht, prestatiedrang en egoïsme, hetgeen leidde tot meer criminele neigingen. Dat kan pas veranderen bij een klassenloze maatschappij.
    ==> Het idee van klassenloze maatschappij werd al geÏntroduceerd door de NL criminoloog W.A. Bonger (1876-1940) en door Clara Meijer-Wichmann (1885-1922), bestrijdster van maatschappelijk onrecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Ultimum remedium in: alleen als (is gebleken dat) geen enkel ander middel geschikt is (bestuurs- en privaatrecht), dient te worden gekozen voor de inzet van het strafrecht.
2. Het Nederlandse strafrecht is tot stand gekomen tijdens de Verlichting, de Age of Reason. De grootste denkers uit die tijd (o.a. Beccaria, Bentham en Montesquieu) pleitten voor een zo zuinig mogelijk gebruik van straf en strafrecht. Immers, straf houdt intentionele leedtoevoeging in.
3. De klassieke school (18e eeuw, de Verlichting) heeft gestreden voor codificatie en strafrechtsvernieuwing. Beccaria was de gangmaker van deze richting. In 1764 publiceerde hij een stuk tegen de harde, inhumane en willekeurige strafrechtspraktijk. Hij pleitte voor voorkoming van criminaliteit, ipv door bestraffing achteraf.
4. De “nullum delictum, nulla poena” regel en de “ne bis in idem” regel passen binnen het vrijheidsconcept van de klassieke school.
5. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom voldeed het gewoonterecht steeds minder en groeide de behoefte aan codificatie?
Kies het meest juiste antwoord.
1. De samenleving werd steeds complexer. Hierdoor boden ongeschreven rechtsregels te weinig rechtszekerheid en -eenheid.
2. Codificatie, mits goed uitgevoerd, biedt die zekerheid en eenheid in grotere mate dan het gewoonterecht.
3. Door de regels vast te leggen in wetgeving weten burgers beter waar ze aan toe zijn (rechtszekerheid) en kan recht gesproken worden volgens steeds dezelfde regels die minder afhankelijk zijn van plaatselijke en tijdgebonden tradities en gewoontes (rechtseenheid).
4. Alle antwoorden zijn juist.

A
  1. Alle antwoorden zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het… (vul in) strafrecht vertelt ons welke gedragingen onder welke voorwaarden strafbaar zijn. Het… strafrecht regelt de wijze waarop het… strafrecht wordt gehandhaafd.
Mogelijke antwoorden:
1. materiële… formele… materiële
2. formele… materiële… formele
3. formele… formele… formele
4. materiële… materiële… materiële

A
  1. materiële… formele… materiële
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke bewering over het karakter en/of de functie van het strafrecht is juist?
1. Het strafrecht heeft als exclusief doel het vergelden van strafbare feiten door middel van ‘leedtoevoeging’.
2. Het strafrecht regelt zowel de verhouding tussen de burgers en de Staat als de verhouding tussen burgers onderling.
3. Het strafrecht behoort tot het publiekrecht, hetgeen tot uitdrukking komt in onder meer het feit dat het slachtoffer geen eigen vervolgingsrecht heeft.
4. Alle stellingen zijn juist

A
  1. Het strafrecht behoort tot het publiekrecht, hetgeen tot uitdrukking komt in onder meer het feit dat het slachtoffer geen eigen vervolgingsrecht heeft.
    ==>
    Naast leedtoevoeging kan bijvoorbeeld worden gewezen op generale en speciale preventie, maar ook het bieden van rechtsbescherming aan de verdachte. Zie hiervoor par. 1.3.
    Het strafrecht regelt, net als het bestuursrecht, niet de verhouding tussen burgers onderling maar de verhouding tussen de burgers en de Staat. De burger die een strafbaar feit pleegt, moet verantwoording afleggen aan de overheid, die hem namens de samenleving straf op kan leggen. De vervolging in strafzaken is overeenkomstig uitbesteed aan een overheidsorgaan: het Openbaar Ministerie.
    Zie par. 1.2 en 1.3.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly