LE19 Flashcards

Rechtsmiddelen

1
Q

Casus:
Jan wordt door de rechtbank veroordeeld voor diefstal (art. 310 Sr), en krijgt een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur.
De OvJ stelt hoger beroep in, en het Hof oordeelt dat Jan schuldig is, echter er wordt geen straf opgelegd (art. 9a Sr).
Welke stelling is juist?
1. Alleen Jan kan cassatie instellen
2. Alleen de OvJ kan cassatie instellen
3. Zowel Jan als ook de OvJ kunnen cassatie instellen
4. Niemand kan cassatie instellen

A
  1. Zowel Jan als ook de OvJ kunnen cassatie instellen
    ==>
    Cassatieberoep bij een misdrijven:
    * Tegen alle uitspraken van de gerechtshoven wat betreft misdrijven (art. 427 lid 1 Sv).
    * Ook een verdachte die is vrijgesproken kan cassatieberoep instellen (anders dan bij hoger beroep)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Na een avond stappen rijden Albert en zijn vrouw over een verlaten landweg naar huis. Ze zien door de regen geen hand voor ogen, maar dat weerhoudt Albert er niet van om flink gas te geven. Hij kent deze weg op z’n duimpje en zo midden in de nacht is de kans een tegenligger te treffen nihil. Dat voorkomt echter niet dat hij in een scherpe bocht de macht over het stuur verliest. De auto botst frontaal op een boom. Zijn vrouw is op slag dood en Albert wordt met ernstige verwondingen naar het ziekenhuis gebracht. Daar blijkt uit bloedonderzoek dat zijn alcoholpromillage ver boven de toegestane norm lag. De technische recherche stelt bovendien aan de hand van banden- en remsporen vast dat Albert, ondanks de regen en het slechte zicht, minimaal 50 kilometer per uur te hard reed. De officier van justitie besluit Albert te vervolgen en legt dood door schuld ten laste. De rechter acht dit wettig en overtuigend bewezen, maar is tevens van mening dat Albert door het verlies van zijn vrouw en zijn eigen verwondingen al genoeg gestraft is. Het vonnis luidt dan ook: schuldig, zonder oplegging van straf of maatregel (art. 9a Sr). Albert is opgelucht dat hij geen straf heeft gekregen, maar de schuldigverklaring zint hem niet. In zijn ogen was het een noodlottig ongeval, waar niemand schuld aan had. Hij overweegt in hoger beroep te gaan. Zijn buurman Paul, die een blauwe maandag rechten heeft gestudeerd, vertelt hem echter dat hoger beroep in zijn geval niet mogelijk is. Heeft Paul gelijk?
1. Ja
2. Nee

A
  1. Nee
    ==>
    Nee, Paul heeft ongelijk. De regels omtrent hoger beroep staan in artikel 404 Sv. In deze casus gaat het om een misdrijf en een verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken. In dat geval kan Albert hoger beroep instellen. Zie ook Grondtrekken, par 14.3.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke stelling over rechtsmiddelen is onjuist?
1. Cassatieberoep in het belang der wet kan alleen door de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden ingesteld, als de procureur-generaal de rechtsvragen belangrijk genoeg vindt om ze voor te leggen aan de Hoge Raad, ter bevordering van de rechtseenheid en de rechtsvorming. Als gewone rechtsmiddelen open staan, zal zo’n cassatieberoep echter niet-ontvankelijk zijn.
2. Als een cassatieberoep in het belang der wet gegrond wordt verklaard, vernietigt de HR het eerdere arrest, en beslist de HR zelf. Omdat de eerdere uitspraak is reeds in kracht van gewijsde gegaan, kan een veroordeelde op basis van zo’n einduitspraak een procedure bij de burgerlijke rechter beginnen (schadeclaim).
3. Herziening ten voordele kan zowel door de verdachte als ook door het OM worden ingesteld, bijvoorbeeld in het geval van conflict van rechtspraak, of als het EHRM een schending van een mensenrecht geconstateerd heeft, of als er nieuwe gegevens zijn die, waren zij bekend geweest tijdens het onderzoek ter terechtzitting, hadden geleid tot een andere einduitspraak.
4. Bij herziening wegens novum, kan de Hoge Raad de procureur-generaal opdragen om een feitenonderzoek in te stellen naar het bestaan van het novum. Acht de HR de herzieningsaanvraag gegrond, dan doet de HR een nieuwe uitspraak, gebaseerd op het feitenonderzoek van de PG.

A
  1. Bij herziening wegens novum, kan de Hoge Raad de procureur-generaal opdragen om een feitenonderzoek in te stellen naar het bestaan van het novum. Acht de HR de herzieningsaanvraag gegrond, dan doet de HR een nieuwe uitspraak, gebaseerd op het feitenonderzoek van de PG.
    ==> Moet zijn:
  2. Bij herziening wegens novum, kan de Hoge Raad de procureur-generaal opdragen om een feitenonderzoek in te stellen naar het bestaan van het novum. Acht de HR de herzieningsaanvraag gegrond, dan volgt een verwijzing naar het hof om de zaak af te doen, en zal de tenuitvoerlegging van de straf worden geschorst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Casus:
Jan wordt door de rechtbank veroordeeld voor het feit dat hij “een onder zijn hoede staand dier, wanneer het een mens of een dier aanviel, niet terughield” (art. 425 Sr), en krijgt een geldboete van 275 Euro.
De OvJ stelt hoger beroep in, en het Hof bevestigt het vonnis van de rechtbank. Jan vindt dat de rechtbank en het Hof onterecht hebben geconcludeerd dat het om een onder zijn hoede staande dier ging, want het was een dier van de buurman die Jan uitliet.
Welke stelling is juist?
1. Jan kan cassatie instellen, en deze claim doen
2. Jan kan geen cassatie doen omdat dit een overtreding is, met een lage geldboete.
3. Als Jan met dit argument cassatie instelt, zal zijn cassatie door de HR verworpen worden
4. Noch Jan noch de OvJ kunnen in deze zaak cassatie instellen.

A
  1. Als Jan met dit argument cassatie instelt, zal zijn cassatie door de HR verworpen worden
    ==> * Als een cassatiemiddel bepaalde omstandigheden noemt die niet in het arrest van het hof terug te vinden zijn, wordt het cassatiemiddel verworpen, als “een middel van feitelijk aard”, aangezien de Hoge Raad uit moet gaan van de feiten zoals die door het hof zijn vastgesteld.
    Let op: Er geldt voor cassatie bij overtredingen een drempel van 250 Euro. In deze is de boete hoger dan de drempel. Anders kon sowieso geen cassatie worden ingesteld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Jan wordt vervolgd voor diefstal (art. 310 Sr). Hij wordt vrijgesproken. De mogelijkheid van hoger beroep staat open voor de OvJ en voor Jan.
2. Piet wordt vervolgd omdat hij terwijl hij in staat van dronkenschap verkeerde, in het openbaar het verkeer belemmerde (art. 426 Sr). Hij wordt veroordeeld en krijgt een geldboete van 100 Euro. De mogelijkheid van hoger beroep staat open voor de OvJ en voor Piet.
3. Mieke wordt vervolgd omdat ze zonder daartoe gerechtigd te zijn een Nederlandse adellijke titel voerde (art. 435 1° Sr). Zij wordt veroordeeld en krijgt een rechterlijk pardon (artikel 9a Sr). Hoger beroep is niet mogelijk.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Jan wordt vervolgd voor diefstal (art. 310 Sr). Hij wordt vrijgesproken. De mogelijkheid van hoger beroep staat open voor de OvJ en voor Jan
    ==>
    Dit is een misdrijf. Dan geldt:
    Hoger beroep bij misdrijven (art. 404 lid 1 Sv):
    * De officier van justitie kan ongeacht de uitspraak hoger beroep instellen.
    * De verdachte kan alleen geen hoger beroep instellen als hij wordt vrijgesproken.
    ==> Mbt 2 en 3: art. 426 Sr en art. 435 1° Sr zijn overtredingen. Bij overtredingen geldt: Geen hoger beroep als (art. 404 lid 2 Sv):
    * Er geen straf of maatregel is opgelegd (art. 9a Sr).
    * Als de geldboete niet hoger dan 50 euro is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De mogelijkheid van rechtsmiddelen bestaat zodat er meer rechtseenheid is, zodat een hogere rechter controle kan houden op een lagere rechter; en omdat het recht op een rechtsmiddel in mensenrechtenverdragen is opgenomen.
2. Als de Hoge Raad in een cassatie-uitspraak een criterium introduceert, dan moet de rechtbank dit criterium voortaan toepassen.
3. Er geldt in Nederland een gesloten stelsel van rechtsmiddelen. De wet bepaalt… of en welk rechtsmiddel openstaat; en als de wet niet bepaalt dat een rechtsmiddel openstaat, dan staat het niet open.
4. Een “beslissing” is een overkoepelend begrip van beschikkingen en uitspraken samen. Een uitspraak wordt tijdens of na afloop van het onderzoek ter terechtzitting gegeven; een beschikking wordt vóór of tijdens het onderzoek ter terechtzitting gegeven.

A
  1. Een “beslissing” is een overkoepelend begrip van beschikkingen en uitspraken samen. Een uitspraak wordt tijdens of na afloop van het onderzoek ter terechtzitting gegeven; een beschikking wordt vóór of tijdens het onderzoek ter terechtzitting gegeven.
    ==> Moet zijn:
  2. Een “beslissing” is een overkoepelend begrip van beschikkingen en uitspraken samen. Een uitspraak wordt tijdens of na afloop van het onderzoek ter terechtzitting gegeven; een beschikking wordt vóór het onderzoek ter terechtzitting gegeven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke van de volgende stellingen is juist?
1. Een beschikking is een beslissing die tijdens het onderzoek ter terechtzitting wordt gegeven.
2. De term ‘uitspraak’ is het overkoepelende begrip van beschikkingen en beslissingen tezamen.
3. Rechtsmiddelen kunnen alleen ingezet worden tegen uitspraken.
4. De beslissingen die worden genomen in een raadkamerprocedure zijn beschikkingen.

A
  1. De beslissingen die worden genomen in een raadkamerprocedure zijn beschikkingen.
    ==>
    De ‘term’ beslissingen is het overkoepelende begrip en omvat beschikkingen en uitspraken. De beslissingen die worden genomen in een raadkamerprocedure zijn beschikkingen; beslissingen tijdens of na afloop van het onderzoek ter terechtzitting zijn uitspraken.
    De artikelen 404 Sv (hoger beroep) en 427 Sv (cassatieberoep) zijn alleen van toepassing op uitspraken. Maar dat betekent niet dat er tegen beschikkingen nooit een rechtsmiddel ingezet kan worden. Of er een rechtsmiddel mogelijk is, en zo ja welke, is per beschikking bepaald, zie bijvoorbeeld art. 71 Sv jo. art. 65 lid 1 Sv.
    Zie Grondtrekken, par 14.1.3 en art. 138 Sv.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In een cassatie oordeelt de HR dat “Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen… geschonden doordat…”.
Wat doet de HR hier?
1. Het cassatieberoep verwerpen.
2. Het arrest van het hof vernietigen wegens verzuim van vormen
3. Het arrest van het hof vernietigen wegens schending van het recht
4. Het arrest van het hof vernietigen wegens verzuim van vormen en wegens schending van het recht
5. Geen van deze opties is juist

A
  1. Het arrest van het hof vernietigen wegens verzuim van vormen en wegens schending van het recht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Sprongcassatie betreft het overslaan van hoger beroep en direct instellen van cassatieberoep. Dit is niet toegestaan.
2. Als de verdachte aanwezig is bij het uitspreken van de vonnis, informeert de voorzitter van de rechtbank hem welk rechtsmiddel open staat, en met welk termijn. Als de verdachte gedetineerd is, leest de griffier hem de uitspraak voor, inclusief vermelding van het rechtsmiddel. Als verstek verleend is tegen verdachte, is er geen verplichting tot informeren van de verdachte over rechtsmiddel.
3. In de regel, kan een rechtsmiddel binnen 14 dagen na de einduitspraak worden ingesteld. Bij te laat instellen van een rechtsmiddel, wordt normaliter het rechtsmiddel niet-ontvankelijk verklaard.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

… (vul in) houdt in dat als het om strafbare feiten gaat waarvoor wettelijk niet meer dan vier jaar kan worden opgelegd, en de rechter in eerste aanleg voor die feiten alleen een geldboete opgelegd heeft die niet hoger is dan 500 euro; dan zal de voorzitter van de strafkamer (van het hof) bij hoger beroep de zaak beoordelen om vast te stellen of het nodig is om de zaak te behandelen.
1. Concentratiebeginsel
2. Verkorte vonnis
3. Verlofstelsel
4. Sprongcassatie

A
  1. Verlofstelsel
    ==>
    (art. 410a lid 1 Sv)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Casus:
Jan wordt door de rechtbank veroordeeld voor het feit dat hij “een onder zijn hoede staand dier, wanneer het een mens of een dier aanviel, niet terughield” (art. 425 Sr), en krijgt een geldboete van 175 Euro.
De OvJ stelt hoger beroep in, en het Hof bevestigt het vonnis van de rechtbank. Jan vindt dat de rechtbank en het Hof onterecht hebben geconcludeerd dat het om een onder zijn hoede staande dier ging, want het was een dier van de buurman die Jan uitliet.
Welke stelling is juist?
1. Jan kan cassatie instellen, en deze claim doen
2. Alleen de OvJ kan cassatie instellen die zou leiden naar wijziging van de tll
3. Dit is geen geldige reden voor Jan om Cassatie in te stellen; hij kan wel om andere redenen Cassatie instellen.
4. Noch Jan noch de OvJ kunnen in deze zaak cassatie instellen.

A
  1. Noch Jan noch de OvJ kunnen in deze zaak cassatie instellen.
    ==>
    De HR gaat uit van de feiten zoals door het Hof zijn vastgesteld. Jan kan niet meer aangeven dat de feiten onjuist zijn.
    Echter, sowieso geldt bij overtredingen:
    Cassatieberoep bij een overtreding is niet mogelijk als:
    * Er geen straf of maatregel is opgelegd (art. 9a Sr).
    * Het een geldboete van minder dan 250 euro is.
    In deze casus was er een boete van 175 Euro, dus onder de drempel voor cassatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een rechter-commissaris bevelt bewaring voor een verdachte, op vordering van het OM.
Staat een rechtsmiddel open voor de verdachte?
1. Ja
2. Nee
3. Afhankelijk van de omstandiheden.

A
  1. Nee
    ==>
    Het bevel tot bewaring wordt gegeven voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting. Hieruit volgt dat we hier te maken hebben met een beschikking.
    Dan de vraag of tegen het bevel tot bewaring een beroep open staat. Nu de wet niet voorziet in een specifieke regeling voor dit type beschikking, geldt de algemene regel van artikel 445 Sv: voor verdachten staat geen rechtsmiddel open. Zie echter ook artikel 446 Sv: indien de vordering tot het bevel tot bewaring wordt afgewezen regelt dit artikel voor het OM wel een beroepsmogelijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een beslissing tot het bevelen van gevangenhouding is een…
1. Einduitspraak
2. Tussenuitspraak
3. Beschikking
4. Geen rechtelijke beslissing

A
  1. Beschikking
    ==>
    Het wordt vóór het onderzoek ter terechtzitting gegeven.
    Beslissing tot het bevelen van gevangenhouding (art. 65 lid 1 Sv), hetgeen wordt genomen in een raadkamerprocedure (art. 21 e.v. Sv)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Om welke gronden kan een cassatie een arrest vernietigen?
1. Verzuim van vormen
2. Verzuim van feiten
3. Schending van het recht
4. 1+2
5. 1+3
6. 1+2+3

A
  1. 1+3
    ==> (art. 79 RO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Herziening ten nadele kan alleen door het College van procureurs-generaal worden ingesteld, bijvoorbeeld bij het geval van een novum. Nader onderzoek wordt verricht door een rechter-commissaris. Wanneer de herzieningsaanvraag gegrond wordt verklaard, wordt de zaak verwezen naar een rechtbank, die de zaak zelfstandig beoordeelt en de verdachte eventueel kan veroordelen. Op deze manier kan vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging herzien worden.
2. Een gratieverzoek is geen rechtsmiddel. Het is een middel waarmee de tenuitvoerlegging van een sanctie aan de orde gesteld kan worden, met instandhouding van de rechterlijke uitspraak waarbij de sanctie is opgelegd.
3. De wet kent een limitatieve lijst van gronden voor gratie: (1) Er is sprake van een omstandigheid waarmee de rechter op tijdstip van zijn beslissing geen of onvoldoende rekening mee heeft gehouden of kunnen houden en die, ware zij op dat tijdstip wel of voldoende bekend geweest, hem aanleiding zou hebben gegeven tot het opleggen van een andere straf of maatregel, of tot het afzien daarvan; en (2) Het is aannemelijk geworden dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing of met de voortzetting daarvan geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend.
4. Tegen inbeslagneming staan gewone rechtsmiddelen open. Tegen het niet vervolgen van een verdachte staan geen gewone rechtsmiddelen open, maar staat de mogelijkheid van beklag open.

A
  1. Tegen inbeslagneming staan gewone rechtsmiddelen open. Tegen het niet vervolgen van een verdachte staan geen gewone rechtsmiddelen open, maar staat de mogelijkheid van beklag open.
    ==> inbeslagneming is geen beslissing van een rechter, dus staan geen gewone rechtsmiddelen open. Wel is er de mogelijkheid voor beklag doen tegen inbeslagneming (art. 552a Sv).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het OM vordert bij de rechter-commissaris de bewaring van een verdachte. De rechter-commissaris wijst de vordering af.
Staat een rechtsmiddel open voor het OM?
1. Ja
2. Nee
3. Afhankelijk van de omstandiheden.

A
  1. Ja
    ==>
    Het bevel tot bewaring wordt gegeven voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting. Hieruit volgt dat we hier te maken hebben met een beschikking.
    Dan de vraag of tegen het bevel tot bewaring een beroep open staat. Nu de wet niet voorziet in een specifieke regeling voor dit type beschikking, geldt de algemene regel van artikel 445 Sv: voor verdachten staat geen rechtsmiddel open. Zie echter ook artikel 446 Sv: indien de vordering tot het bevel tot bewaring wordt afgewezen regelt dit artikel voor het OM wel een beroepsmogelijkheid.
17
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Bij hoger beroep zal de rechter in eerste instantie alleen beoordelen of de aangevoerde klacht aanleiding geeft tot een andere beslissing. Het hoger beroep is primair bedoeld voor de behandeling van de punten uit het vonnis waarmee de verdachte of OvJ niet instemmen.
2. Bij hoger beroep kan de rechter de zaak ook buiten de aangevoerde klachten om beoordelen. Hierbij is het hof niet gebonden aan de overwegingen van de rechtbank. De opgelegde straf kan hoger uitvallen.
3. In het geval van hoger beroep wordt de verdachte gedagvaard door de advocaat- generaal bij het hof.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
18
Q

Als de Hoge Raad tijdens cassatie vaststelt dat een ander criterium dan het Cito-criterium is toegepast bij een pogingszaak, zal de HR:
1. Het cassatieberoep verwerpen.
2. Het arrest van het hof vernietigen wegens verzuim van vormen
3. Het arrest van het hof vernietigen wegens schending van het recht
4. Geen van deze opties is juist

A
  1. Het arrest van het hof vernietigen wegens schending van het recht
    ==>
    Schending van het recht: als een criterium onjuist is toegepast.
19
Q

Een beslissing om af te zien van de oproeping van een niet-verschenen getuige is een…
1. Einduitspraak
2. Tussenuitspraak
3. Beschikking
4. Geen rechtelijke beslissing

A
  1. Tussenuitspraak
    ==>
    Het wordt tijdens het onderzoek ter terechtzitting gegeven.
    De beslissing om af te zien van de oproeping van een niet-verschenen getuige (art. 288 lid 1 Sv)
20
Q

Als de Hoge Raad tijdens cassatie vaststelt dat een getuige ter zitting niet is beëdigd, zal de HR:
1. Het cassatieberoep verwerpen.
2. Het arrest van het hof vernietigen wegens verzuim van vormen, en de zaak zelf afdoen.
3. Het arrest van het hof vernietigen wegens schending van het recht, en de zaak zelf afdoen.
4. Het arrest van het hof vernietigen wegens verzuim van vormen, en de zaak verwijzen/terugwijzen naar een/het hof.
5. Het arrest van het hof vernietigen wegens schending van het recht, en de zaak verwijzen/terugwijzen naar een/het hof.

A
  1. Het arrest van het hof vernietigen wegens verzuim van vormen, en de zaak verwijzen/terugwijzen naar een/het hof.
    ==>
    Verzuim van vormen: het hof heeft bepaalde voorschriften niet in acht genomen, waarvan de niet-naleving nietigheid tot gevolg heeft.
    ==> In dit geval moet een getuige opnieuw gehoord worden, dus feitenonderzoek. Dat diet de HR niet. Daarom zal het hof terugwijzen/verwijzen naar het/een hof.
21
Q

Welke stelling over cassatie is onjuist?
1. Bij cassatie wordt beoordeeld of de rechtsregels correct zijn toegepast. Er wordt uitgegaan van de feiten zoals die door het hof zijn vastgesteld. Over de vaststelling van de feiten kan niet meer worden geklaagd.
2. Er zijn geen getuigenverhoren bij cassatie.
3. De procureur-generaal adviseert in een Conclusie als onafhankelijke instantie de Hoge Raad met betrekking tot het nemen van de beslissing en de redenen daarvoor. De HR hoeft zich niet te houden aan dit advies, en hoeft er ook niet op te reageren.
4. Alle strafzaken komen bij de enkelvoudige kamer binnen. Deze beslist of de zaken verwezen worden naar de meervoudige kamer.
5. Alle stellingen zijn juist
6. Alle stellingen zijn onjuist

A
  1. Alle stellingen zijn juist
22
Q

Casus:
Jan wordt door de rechtbank veroordeeld voor het feit dat hij “een onder zijn hoede staand dier, wanneer het een mens of een dier aanviel, niet terughield” (art. 425 Sr), en krijgt een geldboete van 175 Euro.
De OvJ stelt hoger beroep in, en het Hof bevestigt het vonnis van de rechtbank.
Welke stelling is juist?
1. Alleen Jan kan cassatie instellen
2. Alleen de OvJ kan cassatie instellen
3. Zowel Jan als ook de OvJ kunnen cassatie instellen
4. Niemand kan cassatie instellen

A
  1. Niemand kan cassatie instellen
    ==>
    Cassatieberoep bij een overtreding is niet mogelijk als:
    * Er geen straf of maatregel is opgelegd (art. 9a Sr).
    * Het een geldboete van minder dan 250 euro is.
23
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Een verdachte die is vrijgesproken van het plegen van een misdrijf kan cassatieberoep instellen, maar geen hoger beroep.
2. Tegen alle uitspraken van de gerechtshoven wat betreft misdrijven kan cassatie worden ingesteld, behalve als het gaat om een geldboete van minder dan 250 euro.
3. In het geval dat het Hof de verdachte veroordeelde voor een overtreding, en geen straf oplegde (rechterlijk pardon), is geen cassatie mogelijk.
4. Alle stellingen zijn juist
5. Alle stellingen zijn onjuist

A
  1. Tegen alle uitspraken van de gerechtshoven wat betreft misdrijven kan cassatie worden ingesteld, behalve als het gaat om een geldboete van minder dan 250 euro.
    ==>
    Moet zijn:
  2. Tegen alle uitspraken van de gerechtshoven wat betreft misdrijven kan cassatie worden ingesteld.
    De drempel van 250 Euro geldt voor overtredingen, niet voor misdrijven.
24
Q

Welke van onderstaande rechtsmiddelen worden aangeduid als ‘gewone rechtsmiddelen’?
[meerdere antwoorden mogelijk]
1. Hoger beroep
2. Herziening
3. Cassatieberoep
4. Cassatieberoep in het belang der wet

A

1+3
==>
Rechtsmiddelen die kunnen worden ingesteld tegen een vonnis of arrest dat nog niet in kracht van gewijsde is gegaan (en dus nog niet onherroepelijk is), worden ‘gewone rechtsmiddelen’ genoemd. De gewone rechtsmiddelen zijn hoger beroep en cassatieberoep. Rechtsmiddelen die kunnen worden ingesteld tegen een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan (en dus onherroepelijk is), worden ‘buitengewone rechtsmiddelen’ genoemd. De buitengewone rechtsmiddelen zijn cassatieberoep in het belang der wet, herziening ten voordele en herziening ten nadele.

25
Q

De volgende doelstellingen worden beoogd met het instellen van rechtsmiddelen:
Het instellen van rechtsmiddelen maakt … (vul in) door een hogere rechter op een lagere rechter mogelijk. Daarnaast bevordert het de… (vul in); uitspraken van de Hoge Raad hebben dermate veel gezag dat deze vaak niet alleen effect hebben in de zaak waarin ze worden gewezen, maar ook invloed hebben op toekomstige zaken.
1. controle … rechtseenheid…
2. controle … rechtszekerheid…
3. toezicht en handhaving… rechtsgelijkheid
4. toezicht … rechtsgelijkheid

A
  1. controle … rechtseenheid…
26
Q

Casus:
Jan wordt vervolgd voor diefstal (art. 310 Sr). Tijdens het onderzoek ter terechtzitting beroept Jan zich succesvol op noodweerexces, waardoor hij wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. De OvJ stelt hoger beroep in. Het hof beslist dat het beroep op noodweerexces onterecht was. Wat zal het Hof doen?
1. De zaak terugwijzen naar de rechtbank
2. De uitspraak van de rechtbank vernietigen en een nieuwe uitspraak doen
3. Het vonnis van de rechtbank bevestigd
4. De uitspraak van de rechtbank vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank.

A
  1. De uitspraak van de rechtbank vernietigen en een nieuwe uitspraak doen
    ==>
    * Art. 350 Sv Niet OK: Is het hof van oordeel dat de rechtbank haar werk niet goed heeft gedaan, dan wordt de uitspraak vernietigd en doet het hof een nieuwe uitspraak.
    Zie art. 423 lid 1 Sv
27
Q

Casus:
Jan wordt vervolgd voor diefstal (art. 310 Sr). Tijdens het onderzoek ter terechtzitting stelt Jan dat de dagvaarding niet geldig was. De rechtbank accepteert dit en verklaart de dagvaarding niet geldig. De OvJ vindt dit onjuist, en stelt hoger beroep in. Het hof beslist dat de dagvaarding wel geldig was. Wat zal het Hof doen?
1. De uitspraak van de rechtbank vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank.
2. De uitspraak van de rechtbank vernietigen en een nieuwe uitspraak doen.
3. Het vonnis van de rechtbank bevestigen
4. Geen antwoord is juist.

A
  1. De uitspraak van de rechtbank vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank.
    ==>
    * Art. 348 Sv Niet OK: Oordeelt of de rechtbank dat de rechtbank onterecht bleef steken bij de vragen van art. 348 Sv, dan zal het hof normaliter de zaak terugwijzen naar de rechtbank (art. 423 lid 2 Sv)
28
Q

Welke stelling over cassatie is onjuist?
1. De HR moet bij een einduitspraak altijd motiveren, tenzij de cassatiemiddelen niet tot cassatie kunnen leiden, en er is ook geen belang van rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
2. Als de HR het cassatiemiddel gegrond verklaart, doet de Hoge Raad de zaak zelf af, zolang geen onderzoek naar de feiten nodig is.
3. Als de HR het cassatiemiddel gegrond verklaart, en onderzoek naar de feiten is nodig, zal de HR de zaak terugwijzen naar het hof dat de bestreden uitspraak deed voor verdere behandeling, of zal de HR de zaak verwijzen naar een ander hof ter verdere behandeling.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
29
Q

Jan wordt veroordeeld voor huisvredebreuk (art. 138 Sr). Er wordt een geldboete van 400 Euro opgelegd. Jan stelt hoger beroep in. Hoe zal de zaak verder worden behandeld?
1. De zaak wordt opnieuw op feiten beoordeeld, door het Hof.
2. De zaak wordt beoordeeld door het Hof, die zal bepalen of de einduitspraak overeenstemming is met het recht.
3. De zaak wordt beoordeeld door de Hoge Raad, die zal bepalen of de einduitspraak overeenstemming is met het recht.
4. De voorzitter van de strafkamer van het Hof zal de zaak beoordelen om vast te stellen of het nodig is om de zaak te behandelen.

A
  1. De voorzitter van de strafkamer van het Hof zal de zaak beoordelen om vast te stellen of het nodig is om de zaak te behandelen.
    ==> Verlofstelsel:
    * Als het om strafbare feiten gaat waarvoor
    o wettelijk niet meer dan vier jaar kan worden opgelegd; en
    o de rechter in eerste aanleg voor die feiten alleen een geldboete opgelegd heeft die niet hoger is dan 500 euro.
    * De voorzitter van de strafkamer (van het hof) beoordeelt de zaak om vast te stellen of het nodig is om de zaak te behandelen (art. 410a lid 1 Sv).
30
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Als d kantonrechter rechter een geldboete van 50 euro of minder oplegt, is er sprake van bagatelzaken, en dan gaat de zaak onmiddellijk in kracht van gewijsde, en staat geen rechtsmiddel open.
2. Tegen tussenvonnissen in eerste aanleg is hoger beroep slechts gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak mogelijk. Dit heet het Concentratiebeginsel. Een uitzondering hierop is hoger beroep tegen het bevel tot gevangenhouding of tegen de afwijzing van een verzoek tot opheffing van het bevel tot gevangenhouding.
3. Jan is in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal en mishandeling. Hij wil hoger beroep instellen tegen zijn veroordeling voor mishandeling, maar niet tegen zijn veroordeling voor diefstal. Dit is inderdaad mogelijk.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
    ==>
    Mbt 1: art. 404 lid 4 Sv (let op: kantonrechter, dus het gaat om een overtreding, geen misdrijf)
    Mbt 2: zie art. 406 Sv
    Mbt 3: Partieel hoger beroep is in de regel niet mogelijk (art. 407 lid 1 Sv). Bij cumulatief ten laste gelegde feiten (zoals in deze casus) is het wel mogelijk (art. 407 lid 2 Sv)
31
Q

Welke stelling over hoger beroep is onjuist?
1. Als de Officier van justitie hoger beroep instelt, is hij verplicht om een schriftuur houdende grieven in te dienen. De verdachte hoeft alleen een schriftuur in te dienen als het om een zaak gaat die onder het verlofstelsel valt. De verdachte hoeft slechts een opgave van de redenen voor het instellen van het hoger beroep in te dienen.
2. Als het hof bij hoger beroep oordeelt dat de rechtbank onterecht wegens een van de vragen van art. 348 Sv niet toekwam aan inhoudelijke beoordeling van de zaak, zal het hof de zaak terugwijzen naar de rechtbank.
3. Als het hof bij hoger beroep oordeelt dat de rechtbank een van de vragen van art. 350 Sv niet goed heeft beantwoord, dan wordt de uitspraak vernietigd en doet het hof een nieuwe uitspraak.
4. Als het hof bij hoger beroep oordeelt dat de rechtbank de vragen van art. 348 en 350 Sv correct heeft beantwoord, dan wordt het vonnis van de rechtbank bevestigd, eventueel met een andere straftoemeting.

A
  1. Als het hof bij hoger beroep oordeelt dat de rechtbank de vragen van art. 348 en 350 Sv correct heeft beantwoord, dan wordt het vonnis van de rechtbank bevestigd, eventueel met een andere straftoemeting.
    ==> Moet zijn:
  2. Als het hof bij hoger beroep oordeelt dat de rechtbank de vragen van art. 348 en 350 Sv correct heeft beantwoord, dan wordt het vonnis van de rechtbank bevestigd.
32
Q

Casus:
Bij cassatie bepaalt de HR dat de strafoplegging niet conform de regels is verlopen. Wat kan nu gebeuren?
1. Het hele arrest wordt vernietigd
2. De strafoplegging wordt vernietigd, het arrest blijft dan in stand voor het overige, en mbt de strafoplegging zal opnieuw geoordeeld moeten worden.
3. Het arrest wordt bevestigd omdat de HR niet over de strafoplegging oordeelt.
4. Het arrest wordt bevestigd, en de straf vervalt.

A
  1. De strafoplegging wordt vernietigd, het arrest blijft dan in stand voor het overige, en mbt de strafoplegging zal opnieuw geoordeeld moeten worden.
33
Q

Welke stelling over rechtsmiddels is onjuist?
1. Of een rechtsmiddel open staat bij een beschikking, wordt per type beschikking bepaald, bij een wetsartikel in het wetboek van strafvordering nabij de bepaling omtrent de beschikking. Als niks in de wet is vermeld, staan de gewone rechtsmiddelen open.
2. Tegen een tussenuitspraak in eerste aanleg staat hoger beroep open; tegen een tussenuitspraak in Hoger Beroep staat Cassatie open.
3. Met het daadwerkelijk ten uitvoer leggen van een straf of een maatregel wordt gewacht totdat de uitspraak niet meer vatbaar is voor wijziging door instelling van een gewoon rechtsmiddel. Op dat moment gaat de uitspraak in kracht van gewijsde, het wordt onherroepelijk. Gewone rechtsmiddelenkunnen worden ingesteld bij vonnissen die nog niet in kracht van gewijsde zijn gegaan.
4. Buitengewone rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld als het vonnis al in kracht van gewijsde is gegaan. Het gaat dan om cassatieberoep in het belang der wet, herziening ten voordele en herziening ten nadele.

A

==>
Moet zijn:
1. Of een rechtsmiddel open staat bij een beschikking, wordt per type beschikking bepaald, bij een wetsartikel in het wetboek van strafvordering nabij de bepaling omtrent de beschikking. Als niks in de wet is vermeld, staat geen rechtsmiddel open.

34
Q

Na een avond stappen rijden Albert en zijn vrouw over een verlaten landweg naar huis. Ze zien door de regen geen hand voor ogen, maar dat weerhoudt Albert er niet van om flink gas te geven. Hij kent deze weg op z’n duimpje en zo midden in de nacht is de kans een tegenligger te treffen nihil. Dat voorkomt echter niet dat hij in een scherpe bocht de macht over het stuur verliest. De auto botst frontaal op een boom. Zijn vrouw is op slag dood en Albert wordt met ernstige verwondingen naar het ziekenhuis gebracht. Daar blijkt uit bloedonderzoek dat zijn alcoholpromillage ver boven de toegestane norm lag. De technische recherche stelt bovendien aan de hand van banden- en remsporen vast dat Albert, ondanks de regen en het slechte zicht, minimaal 50 kilometer per uur te hard reed. De officier van justitie besluit Albert te vervolgen en legt dood door schuld ten laste. De rechter acht dit wettig en overtuigend bewezen, maar is tevens van mening dat Albert door het verlies van zijn vrouw en zijn eigen verwondingen al genoeg gestraft is. Het vonnis luidt dan ook: schuldig, zonder oplegging van straf of maatregel (art. 9a Sr). Albert is opgelucht dat hij geen straf heeft gekregen, maar de schuldigverklaring zint hem niet. In zijn ogen was het een noodlottig ongeval, waar niemand schuld aan had. Hij overweegt in hoger beroep te gaan. Zijn buurman Paul, die een blauwe maandag rechten heeft gestudeerd, vertelt hem echter dat hoger beroep in zijn geval niet mogelijk is.
Niet alleen Albert is ongelukkig met de uitspraak, ook de nabestaanden van zijn vrouw kunnen zich hier niet bij neerleggen. Ze nemen Albert z’n roekeloze gedrag zeer kwalijk en hadden ten minste op een forse werkstraf gerekend. Ze overwegen in hoger beroep te gaan en vragen u om advies. Wat adviseert u de nabestaanden?
1. De nabestaanden kunnen hoger beroep instellen
2. De nabestaanden kunnen hoger beroep instellen, maar de OvJ wel
3. Noch de nabestaanden noch de OvJ kunnen hoger beroep instellen

A
  1. De nabestaanden kunnen hoger beroep instellen, maar de OvJ wel
    ==>
    Het Nederlands strafprocesrecht kent slachtoffers en nabestaanden geen zelfstandige rechtsmiddelen toe. De nabestaanden zouden wel de officier van justitie kunnen verzoeken om hoger beroep in te stellen. Deze heeft dit recht immers altijd (zie artikel 404 Sv). Of de officier van dit recht gebruik zal maken, is echter volledig aan het Openbaar Ministerie.