LE19 Flashcards
Rechtsmiddelen
Casus:
Jan wordt door de rechtbank veroordeeld voor diefstal (art. 310 Sr), en krijgt een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur.
De OvJ stelt hoger beroep in, en het Hof oordeelt dat Jan schuldig is, echter er wordt geen straf opgelegd (art. 9a Sr).
Welke stelling is juist?
1. Alleen Jan kan cassatie instellen
2. Alleen de OvJ kan cassatie instellen
3. Zowel Jan als ook de OvJ kunnen cassatie instellen
4. Niemand kan cassatie instellen
- Zowel Jan als ook de OvJ kunnen cassatie instellen
==>
Cassatieberoep bij een misdrijven:
* Tegen alle uitspraken van de gerechtshoven wat betreft misdrijven (art. 427 lid 1 Sv).
* Ook een verdachte die is vrijgesproken kan cassatieberoep instellen (anders dan bij hoger beroep)
Na een avond stappen rijden Albert en zijn vrouw over een verlaten landweg naar huis. Ze zien door de regen geen hand voor ogen, maar dat weerhoudt Albert er niet van om flink gas te geven. Hij kent deze weg op z’n duimpje en zo midden in de nacht is de kans een tegenligger te treffen nihil. Dat voorkomt echter niet dat hij in een scherpe bocht de macht over het stuur verliest. De auto botst frontaal op een boom. Zijn vrouw is op slag dood en Albert wordt met ernstige verwondingen naar het ziekenhuis gebracht. Daar blijkt uit bloedonderzoek dat zijn alcoholpromillage ver boven de toegestane norm lag. De technische recherche stelt bovendien aan de hand van banden- en remsporen vast dat Albert, ondanks de regen en het slechte zicht, minimaal 50 kilometer per uur te hard reed. De officier van justitie besluit Albert te vervolgen en legt dood door schuld ten laste. De rechter acht dit wettig en overtuigend bewezen, maar is tevens van mening dat Albert door het verlies van zijn vrouw en zijn eigen verwondingen al genoeg gestraft is. Het vonnis luidt dan ook: schuldig, zonder oplegging van straf of maatregel (art. 9a Sr). Albert is opgelucht dat hij geen straf heeft gekregen, maar de schuldigverklaring zint hem niet. In zijn ogen was het een noodlottig ongeval, waar niemand schuld aan had. Hij overweegt in hoger beroep te gaan. Zijn buurman Paul, die een blauwe maandag rechten heeft gestudeerd, vertelt hem echter dat hoger beroep in zijn geval niet mogelijk is. Heeft Paul gelijk?
1. Ja
2. Nee
- Nee
==>
Nee, Paul heeft ongelijk. De regels omtrent hoger beroep staan in artikel 404 Sv. In deze casus gaat het om een misdrijf en een verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken. In dat geval kan Albert hoger beroep instellen. Zie ook Grondtrekken, par 14.3.
Welke stelling over rechtsmiddelen is onjuist?
1. Cassatieberoep in het belang der wet kan alleen door de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden ingesteld, als de procureur-generaal de rechtsvragen belangrijk genoeg vindt om ze voor te leggen aan de Hoge Raad, ter bevordering van de rechtseenheid en de rechtsvorming. Als gewone rechtsmiddelen open staan, zal zo’n cassatieberoep echter niet-ontvankelijk zijn.
2. Als een cassatieberoep in het belang der wet gegrond wordt verklaard, vernietigt de HR het eerdere arrest, en beslist de HR zelf. Omdat de eerdere uitspraak is reeds in kracht van gewijsde gegaan, kan een veroordeelde op basis van zo’n einduitspraak een procedure bij de burgerlijke rechter beginnen (schadeclaim).
3. Herziening ten voordele kan zowel door de verdachte als ook door het OM worden ingesteld, bijvoorbeeld in het geval van conflict van rechtspraak, of als het EHRM een schending van een mensenrecht geconstateerd heeft, of als er nieuwe gegevens zijn die, waren zij bekend geweest tijdens het onderzoek ter terechtzitting, hadden geleid tot een andere einduitspraak.
4. Bij herziening wegens novum, kan de Hoge Raad de procureur-generaal opdragen om een feitenonderzoek in te stellen naar het bestaan van het novum. Acht de HR de herzieningsaanvraag gegrond, dan doet de HR een nieuwe uitspraak, gebaseerd op het feitenonderzoek van de PG.
- Bij herziening wegens novum, kan de Hoge Raad de procureur-generaal opdragen om een feitenonderzoek in te stellen naar het bestaan van het novum. Acht de HR de herzieningsaanvraag gegrond, dan doet de HR een nieuwe uitspraak, gebaseerd op het feitenonderzoek van de PG.
==> Moet zijn: - Bij herziening wegens novum, kan de Hoge Raad de procureur-generaal opdragen om een feitenonderzoek in te stellen naar het bestaan van het novum. Acht de HR de herzieningsaanvraag gegrond, dan volgt een verwijzing naar het hof om de zaak af te doen, en zal de tenuitvoerlegging van de straf worden geschorst.
Casus:
Jan wordt door de rechtbank veroordeeld voor het feit dat hij “een onder zijn hoede staand dier, wanneer het een mens of een dier aanviel, niet terughield” (art. 425 Sr), en krijgt een geldboete van 275 Euro.
De OvJ stelt hoger beroep in, en het Hof bevestigt het vonnis van de rechtbank. Jan vindt dat de rechtbank en het Hof onterecht hebben geconcludeerd dat het om een onder zijn hoede staande dier ging, want het was een dier van de buurman die Jan uitliet.
Welke stelling is juist?
1. Jan kan cassatie instellen, en deze claim doen
2. Jan kan geen cassatie doen omdat dit een overtreding is, met een lage geldboete.
3. Als Jan met dit argument cassatie instelt, zal zijn cassatie door de HR verworpen worden
4. Noch Jan noch de OvJ kunnen in deze zaak cassatie instellen.
- Als Jan met dit argument cassatie instelt, zal zijn cassatie door de HR verworpen worden
==> * Als een cassatiemiddel bepaalde omstandigheden noemt die niet in het arrest van het hof terug te vinden zijn, wordt het cassatiemiddel verworpen, als “een middel van feitelijk aard”, aangezien de Hoge Raad uit moet gaan van de feiten zoals die door het hof zijn vastgesteld.
Let op: Er geldt voor cassatie bij overtredingen een drempel van 250 Euro. In deze is de boete hoger dan de drempel. Anders kon sowieso geen cassatie worden ingesteld.
Welke stelling is onjuist?
1. Jan wordt vervolgd voor diefstal (art. 310 Sr). Hij wordt vrijgesproken. De mogelijkheid van hoger beroep staat open voor de OvJ en voor Jan.
2. Piet wordt vervolgd omdat hij terwijl hij in staat van dronkenschap verkeerde, in het openbaar het verkeer belemmerde (art. 426 Sr). Hij wordt veroordeeld en krijgt een geldboete van 100 Euro. De mogelijkheid van hoger beroep staat open voor de OvJ en voor Piet.
3. Mieke wordt vervolgd omdat ze zonder daartoe gerechtigd te zijn een Nederlandse adellijke titel voerde (art. 435 1° Sr). Zij wordt veroordeeld en krijgt een rechterlijk pardon (artikel 9a Sr). Hoger beroep is niet mogelijk.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Jan wordt vervolgd voor diefstal (art. 310 Sr). Hij wordt vrijgesproken. De mogelijkheid van hoger beroep staat open voor de OvJ en voor Jan
==>
Dit is een misdrijf. Dan geldt:
Hoger beroep bij misdrijven (art. 404 lid 1 Sv):
* De officier van justitie kan ongeacht de uitspraak hoger beroep instellen.
* De verdachte kan alleen geen hoger beroep instellen als hij wordt vrijgesproken.
==> Mbt 2 en 3: art. 426 Sr en art. 435 1° Sr zijn overtredingen. Bij overtredingen geldt: Geen hoger beroep als (art. 404 lid 2 Sv):
* Er geen straf of maatregel is opgelegd (art. 9a Sr).
* Als de geldboete niet hoger dan 50 euro is.
Welke stelling is onjuist?
1. De mogelijkheid van rechtsmiddelen bestaat zodat er meer rechtseenheid is, zodat een hogere rechter controle kan houden op een lagere rechter; en omdat het recht op een rechtsmiddel in mensenrechtenverdragen is opgenomen.
2. Als de Hoge Raad in een cassatie-uitspraak een criterium introduceert, dan moet de rechtbank dit criterium voortaan toepassen.
3. Er geldt in Nederland een gesloten stelsel van rechtsmiddelen. De wet bepaalt… of en welk rechtsmiddel openstaat; en als de wet niet bepaalt dat een rechtsmiddel openstaat, dan staat het niet open.
4. Een “beslissing” is een overkoepelend begrip van beschikkingen en uitspraken samen. Een uitspraak wordt tijdens of na afloop van het onderzoek ter terechtzitting gegeven; een beschikking wordt vóór of tijdens het onderzoek ter terechtzitting gegeven.
- Een “beslissing” is een overkoepelend begrip van beschikkingen en uitspraken samen. Een uitspraak wordt tijdens of na afloop van het onderzoek ter terechtzitting gegeven; een beschikking wordt vóór of tijdens het onderzoek ter terechtzitting gegeven.
==> Moet zijn: - Een “beslissing” is een overkoepelend begrip van beschikkingen en uitspraken samen. Een uitspraak wordt tijdens of na afloop van het onderzoek ter terechtzitting gegeven; een beschikking wordt vóór het onderzoek ter terechtzitting gegeven.
Welke van de volgende stellingen is juist?
1. Een beschikking is een beslissing die tijdens het onderzoek ter terechtzitting wordt gegeven.
2. De term ‘uitspraak’ is het overkoepelende begrip van beschikkingen en beslissingen tezamen.
3. Rechtsmiddelen kunnen alleen ingezet worden tegen uitspraken.
4. De beslissingen die worden genomen in een raadkamerprocedure zijn beschikkingen.
- De beslissingen die worden genomen in een raadkamerprocedure zijn beschikkingen.
==>
De ‘term’ beslissingen is het overkoepelende begrip en omvat beschikkingen en uitspraken. De beslissingen die worden genomen in een raadkamerprocedure zijn beschikkingen; beslissingen tijdens of na afloop van het onderzoek ter terechtzitting zijn uitspraken.
De artikelen 404 Sv (hoger beroep) en 427 Sv (cassatieberoep) zijn alleen van toepassing op uitspraken. Maar dat betekent niet dat er tegen beschikkingen nooit een rechtsmiddel ingezet kan worden. Of er een rechtsmiddel mogelijk is, en zo ja welke, is per beschikking bepaald, zie bijvoorbeeld art. 71 Sv jo. art. 65 lid 1 Sv.
Zie Grondtrekken, par 14.1.3 en art. 138 Sv.
In een cassatie oordeelt de HR dat “Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen… geschonden doordat…”.
Wat doet de HR hier?
1. Het cassatieberoep verwerpen.
2. Het arrest van het hof vernietigen wegens verzuim van vormen
3. Het arrest van het hof vernietigen wegens schending van het recht
4. Het arrest van het hof vernietigen wegens verzuim van vormen en wegens schending van het recht
5. Geen van deze opties is juist
- Het arrest van het hof vernietigen wegens verzuim van vormen en wegens schending van het recht
Welke stelling is onjuist?
1. Sprongcassatie betreft het overslaan van hoger beroep en direct instellen van cassatieberoep. Dit is niet toegestaan.
2. Als de verdachte aanwezig is bij het uitspreken van de vonnis, informeert de voorzitter van de rechtbank hem welk rechtsmiddel open staat, en met welk termijn. Als de verdachte gedetineerd is, leest de griffier hem de uitspraak voor, inclusief vermelding van het rechtsmiddel. Als verstek verleend is tegen verdachte, is er geen verplichting tot informeren van de verdachte over rechtsmiddel.
3. In de regel, kan een rechtsmiddel binnen 14 dagen na de einduitspraak worden ingesteld. Bij te laat instellen van een rechtsmiddel, wordt normaliter het rechtsmiddel niet-ontvankelijk verklaard.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
… (vul in) houdt in dat als het om strafbare feiten gaat waarvoor wettelijk niet meer dan vier jaar kan worden opgelegd, en de rechter in eerste aanleg voor die feiten alleen een geldboete opgelegd heeft die niet hoger is dan 500 euro; dan zal de voorzitter van de strafkamer (van het hof) bij hoger beroep de zaak beoordelen om vast te stellen of het nodig is om de zaak te behandelen.
1. Concentratiebeginsel
2. Verkorte vonnis
3. Verlofstelsel
4. Sprongcassatie
- Verlofstelsel
==>
(art. 410a lid 1 Sv)
Casus:
Jan wordt door de rechtbank veroordeeld voor het feit dat hij “een onder zijn hoede staand dier, wanneer het een mens of een dier aanviel, niet terughield” (art. 425 Sr), en krijgt een geldboete van 175 Euro.
De OvJ stelt hoger beroep in, en het Hof bevestigt het vonnis van de rechtbank. Jan vindt dat de rechtbank en het Hof onterecht hebben geconcludeerd dat het om een onder zijn hoede staande dier ging, want het was een dier van de buurman die Jan uitliet.
Welke stelling is juist?
1. Jan kan cassatie instellen, en deze claim doen
2. Alleen de OvJ kan cassatie instellen die zou leiden naar wijziging van de tll
3. Dit is geen geldige reden voor Jan om Cassatie in te stellen; hij kan wel om andere redenen Cassatie instellen.
4. Noch Jan noch de OvJ kunnen in deze zaak cassatie instellen.
- Noch Jan noch de OvJ kunnen in deze zaak cassatie instellen.
==>
De HR gaat uit van de feiten zoals door het Hof zijn vastgesteld. Jan kan niet meer aangeven dat de feiten onjuist zijn.
Echter, sowieso geldt bij overtredingen:
Cassatieberoep bij een overtreding is niet mogelijk als:
* Er geen straf of maatregel is opgelegd (art. 9a Sr).
* Het een geldboete van minder dan 250 euro is.
In deze casus was er een boete van 175 Euro, dus onder de drempel voor cassatie.
Een rechter-commissaris bevelt bewaring voor een verdachte, op vordering van het OM.
Staat een rechtsmiddel open voor de verdachte?
1. Ja
2. Nee
3. Afhankelijk van de omstandiheden.
- Nee
==>
Het bevel tot bewaring wordt gegeven voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting. Hieruit volgt dat we hier te maken hebben met een beschikking.
Dan de vraag of tegen het bevel tot bewaring een beroep open staat. Nu de wet niet voorziet in een specifieke regeling voor dit type beschikking, geldt de algemene regel van artikel 445 Sv: voor verdachten staat geen rechtsmiddel open. Zie echter ook artikel 446 Sv: indien de vordering tot het bevel tot bewaring wordt afgewezen regelt dit artikel voor het OM wel een beroepsmogelijkheid.
Een beslissing tot het bevelen van gevangenhouding is een…
1. Einduitspraak
2. Tussenuitspraak
3. Beschikking
4. Geen rechtelijke beslissing
- Beschikking
==>
Het wordt vóór het onderzoek ter terechtzitting gegeven.
Beslissing tot het bevelen van gevangenhouding (art. 65 lid 1 Sv), hetgeen wordt genomen in een raadkamerprocedure (art. 21 e.v. Sv)
Om welke gronden kan een cassatie een arrest vernietigen?
1. Verzuim van vormen
2. Verzuim van feiten
3. Schending van het recht
4. 1+2
5. 1+3
6. 1+2+3
- 1+3
==> (art. 79 RO)
Welke stelling is onjuist?
1. Herziening ten nadele kan alleen door het College van procureurs-generaal worden ingesteld, bijvoorbeeld bij het geval van een novum. Nader onderzoek wordt verricht door een rechter-commissaris. Wanneer de herzieningsaanvraag gegrond wordt verklaard, wordt de zaak verwezen naar een rechtbank, die de zaak zelfstandig beoordeelt en de verdachte eventueel kan veroordelen. Op deze manier kan vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging herzien worden.
2. Een gratieverzoek is geen rechtsmiddel. Het is een middel waarmee de tenuitvoerlegging van een sanctie aan de orde gesteld kan worden, met instandhouding van de rechterlijke uitspraak waarbij de sanctie is opgelegd.
3. De wet kent een limitatieve lijst van gronden voor gratie: (1) Er is sprake van een omstandigheid waarmee de rechter op tijdstip van zijn beslissing geen of onvoldoende rekening mee heeft gehouden of kunnen houden en die, ware zij op dat tijdstip wel of voldoende bekend geweest, hem aanleiding zou hebben gegeven tot het opleggen van een andere straf of maatregel, of tot het afzien daarvan; en (2) Het is aannemelijk geworden dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing of met de voortzetting daarvan geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend.
4. Tegen inbeslagneming staan gewone rechtsmiddelen open. Tegen het niet vervolgen van een verdachte staan geen gewone rechtsmiddelen open, maar staat de mogelijkheid van beklag open.
- Tegen inbeslagneming staan gewone rechtsmiddelen open. Tegen het niet vervolgen van een verdachte staan geen gewone rechtsmiddelen open, maar staat de mogelijkheid van beklag open.
==> inbeslagneming is geen beslissing van een rechter, dus staan geen gewone rechtsmiddelen open. Wel is er de mogelijkheid voor beklag doen tegen inbeslagneming (art. 552a Sv).