LE7 Flashcards

Vaardigheden II

1
Q

Welke stelling over het oplossen van een juridische casus is onjuist?
1. Rechtsregels komen pas in de fase “ontwikkelen van de argumentatie” aan de orde.
2. Feiten komen alleen in de fase “oriëntatie op de casus” aan de orde.
3. Het structureren van het betoog hoort bij de fase “ontwikkelen van de argumentatie”
4. Het maken van een tijdslijn hoort bij de stap “oriëntatie op de feiten”.

A
  1. Het structureren van het betoog hoort bij de fase “ontwikkelen van de argumentatie”
    ==> Het hoort bij de fase “presentatie van de oplossing”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De 2e fase in het oplossen van een juridische casus heet… . Het bevat de volgende stappen: (1) … ; (2) … ; en (3)… .

  1. analyse van de casus… kwalificeren van de gegeven feiten, … opzoeken van de toepasselijke rechtsregels … interpreteren van de toepasselijke rechtsregels
  2. juridische analyse… kwalificeren van de gegeven feiten, … opzoeken van de toepasselijke rechtsregels … eerste opzet van het betoog, het toetsen en bijstellen ervan
  3. ontwikkelen van de argumentatie… formuleren van de vraagstelling en plaatsen in een rechtsgebied of leerstuk… opzoeken van de toepasselijke rechtsregels … interpreteren van de toepasselijke rechtsregels
  4. ontwikkelen van de argumentatie… opzoeken van de toepasselijke rechtsregels … interpreteren van de toepasselijke rechtsregels… eerste opzet van het betoog, het toetsen en bijstellen ervan
A
  1. ontwikkelen van de argumentatie… opzoeken van de toepasselijke rechtsregels … interpreteren van de toepasselijke rechtsregels… eerste opzet van het betoog, het toetsen en bijstellen ervan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De 3e stap in de fase “Oriëntatie op de feiten” is “selecteren en kwalificeren”.
Lees de casus. Wat zou het resultaat van de 3e stap zijn, voor deze casus?
Casus:
B heeft al een paar maal aan A gevraagd of deze hem een bepaalde kast wil verkopen. Op zeker moment stemt A toe en komen A en B een prijs overeen. A brengt de kast bij B. De afspraak is dat B binnen 14 dagen zal betalen. A belt B na drie weken op om te vragen waar het geld blijft. B zegt dat hij het meteen zal overmaken. Nog een week later schrijft A aan B een brief waarin hij zegt recht te hebben op het geld; wanneer het binnen een maand niet binnen is, zal hij er werk van maken. Na vijf weken is er nog steeds geen geld overgemaakt.
Mogelijke antwoorden:
1. Rechtsgebied: het burgerlijk recht, en wel het verbintenissenrecht, en wel onder de overeenkomsten, en wel onder de koopovereenkomst.
Feiten: We zoeken feiten tbv het kwalificeren in termen van de nakomingsverplichtingen bij een dergelijke overeenkomst en in termen van de acties die iemand heeft bij niet-nakoming en de voorwaarden die voor het slagen van dergelijke acties gelden.
2. Rechtsgebied: het burgerlijk recht, en wel het verbintenissenrecht, en wel onder de overeenkomsten, en wel onder de koopovereenkomst.
Rechtsvraag: (1) Wanneer is er sprake van niet-nakoming bij een koopovereenkomst? (2) Onder welke voorwaarden heeft men een actie tegen iemand die zijn verplichtingen uit een koopovereenkomst niet nakomt? (3) Is in dit geval aan die voorwaarden voldaan?
3. Feiten: We zoeken feiten tbv het kwalificeren in termen van de nakomingsverplichtingen bij een dergelijke overeenkomst en in termen van de acties die iemand heeft bij niet-nakoming en de voorwaarden die voor het slagen van dergelijke acties gelden.
Rechtsvraag: (1) Wanneer is er sprake van niet-nakoming bij een koopovereenkomst? (2) Onder welke voorwaarden heeft men een actie tegen iemand die zijn verplichtingen uit een koopovereenkomst niet nakomt? (3) Is in dit geval aan die voorwaarden voldaan?
4. Feiten: We zoeken feiten tbv het kwalificeren in termen van de nakomingsverplichtingen bij een dergelijke overeenkomst en in termen van de acties die iemand heeft bij niet-nakoming en de voorwaarden die voor het slagen van dergelijke acties gelden.
Rechtsgebied: het burgerlijk recht, en wel het verbintenissenrecht, en wel onder de overeenkomsten, en wel onder de koopovereenkomst.
Rechtsvraag: (1) Wanneer is er sprake van niet-nakoming bij een koopovereenkomst? (2) Onder welke voorwaarden heeft men een actie tegen iemand die zijn verplichtingen uit een koopovereenkomst niet nakomt? (3) Is in dit geval aan die voorwaarden voldaan?

A
  1. Rechtsgebied: het burgerlijk recht, en wel het verbintenissenrecht, en wel onder de overeenkomsten, en wel onder de koopovereenkomst.
    Feiten: Ze zoeken feiten tbv het kwalificeren in termen van de nakomingsverplichtingen bij een dergelijke overeenkomst en in termen van de acties die iemand heeft bij niet-nakoming en de voorwaarden die voor het slagen van dergelijke acties gelden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stelling over het oplossen van een juridische casus is onjuist?
1. Van een “monologisch” perspectief is er sprake wanneer men als adviseur of als rechter een oplossing moet formuleren, zonder een tegenargument van een tegenpartij in een rechtszaak.
2. Op grond van de beschikbare feiten bepalen we welke rechtsregels van toepassing zouden kunnen zijn. De rechtsregels bepalen mede welke feiten relevant zijn en hoe deze gekwalificeerd moeten worden.
3. De drie hoofdstappen in het oplossen van een juridische casus zijn: oriëntatie op de casus; ontwikkelen van de argumentatie; en presentatie van de oplossing.
4. Oriëntatie op de casus bevat de volgende stappen: oriëntatie op de feiten; formuleren van de vraagstelling en plaatsen in een rechtsgebied of leerstuk; selecteren en kwalificeren van de gegeven feiten; opzoeken van de toepasselijke rechtsregels.

A
  1. Oriëntatie op de casus bevat de volgende stappen: oriëntatie op de feiten; formuleren van de vraagstelling en plaatsen in een rechtsgebied of leerstuk; selecteren en kwalificeren van de gegeven feiten; opzoeken van de toepasselijke rechtsregels.
    ==> Wel juist:
  2. Oriëntatie op de casus bevat de volgende stappen: oriëntatie op de feiten; formuleren van de vraagstelling en plaatsen in een rechtsgebied of leerstuk; selecteren en kwalificeren van de gegeven feiten; preciseren van de vraagstelling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke stelling over het oplossen van een juridische casus is onjuist?
1. Bij het opzoeken van rechtsregels worden de wet, eventueel internationale verdragen en jurisprudentie geraadpleegd.
2. Dit zijn voorbeelden van rechtsregels: (1) Wat betekent in artikel 240 Sr ‘aanstotelijk voor de eerbaarheid? (2) Rekent men een zwembad in een tuin onder opstal in de zin van artikel 6:174 BW?
3. Bronnen voor de interpretatie van rechtsregels en rechtsbegrippen zijn onder meer de wetsgeschiedenis, de jurisprudentie; en de vakliteratuur.
4. Een juridische argumentatie moet als volgt worden opgebouwd: van ‘feiten’ via kwalificatie, ‘rechtsregel’ en ‘rechtsgevolg’ naar ‘standpunt’.

A
  1. Dit zijn voorbeelden van rechtsregels: (1) Wat betekent in artikel 240 Sr ‘aanstotelijk voor de eerbaarheid? (2) Rekent men een zwembad in een tuin onder opstal in de zin van artikel 6:174 BW?
    ==> Dit zijn vragen bij het interpreteren van rechtsregels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

… (vul in) zijn die feiten waar rechtsregels een bepaald rechtsgevolg aan verbinden.
1. Gekwalificeerde feiten
2. Rechtens relevante feiten
3. Rechtelijke feiten
4. Juridische etiketten

A
  1. Rechtens relevante feiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een… (vul in) is een feit, dat als gegeven dient om tot een juridische kwalificatie te concluderen.
1. juridische casus
2. monologisch perspectief
3. rechtsfeit
4. rechstregel

A
  1. rechtsfeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly