LE17 Flashcards
Bewijsrecht
Welke stelling is het meest onjuist:
1. Een vervolging van politieambtenaren is altijd bij de rechtbank Utrecht; daar zit een specifieke kamer hiervoor.
2. Een vervolging van soldaten is altijd bij de rechtbank Arnhem; daar zit een militaire kamer.
3. Grote zaken worden gevoerd bij het landelijk parket, hetgeen landelijk werkt. De keuze voor een rechtbank wordt gemaakt op basis van beschikbaarheid.
4. Als de diefstal in Amsterdam is gepleegd, dan wordt de zaak in A’dam voorgelegd.
- Als de diefstal in Amsterdam is gepleegd, dan wordt de zaak in A’dam voorgelegd.
==> Dat is wel de regel, maar in de wet staan ook andere opties (art. 2-6 Sv).
Wat is geen deelvraag van de bewijsvraag?
1. Is er bewijsmateriaal voor het ten laste gelegde?
2. Wordt het bewijsmateriaal toegelaten als bewijsmiddel?
3. Wordt ieder onderdeel van de bewezenverklaring door tenminste één bewijsmiddel bewezen?
4. Voldoet de bewezenverklaring als geheel aan de bewijsminimumregels?
5. Is de rechter overtuigd dat de verdachte het ten late gelegde heeft begaan?
6. Heeft de verdediging bewijsverweren?
- Heeft de verdediging bewijsverweren?
Een man werd vervolgd voor het feit dat hij zou profiteren van het geld wat zijn vrouw als prostituee verdiende. Een vriendin van de man had hem horen zeggen dat zijn vrouw voor hem als prostituee geld moest verdienen. De rechter acht het feit bewezen, onder andere door de verklaring van de vriendin. Mag de rechter de verklaring van de vriendin als bewijsmiddel gebruiken?
1. Ja
2. Ja, onder bepaalde voorwaarden
3. Nee
- Ja
==>
In het de-auditu-arrest (HR, 1926) – testimonium de auditu - is bepaald dat een testimonium de auditu onder art. 342 lid 1 Sv valt, en is derhalve en wettig bewijsmiddel.
Welke stelling over het bewijsrecht is onjuist?
1. Wanneer een bewezenverklaring uitsluitend of in beslissende mate gebaseerd is op verklaringen van anonieme getuigen, moet de rechter de verdachte vrijspreken.
2. Een bewezenverklaring mag niet uitsluitend worden gebaseerd op de verklaringen van kroongetuigen.
3. Voor de bewezenverklaring als geheel zijn er minimaal twee bewijsmiddelen nodig. Voor elk onderdeel van de bewezenverklaring is slechts één bewijsmiddel nodig.
4. Volgens de HR moet er voor een getuigenverklaring steunbewijs zijn; er mag geen sprake zijn van een ‘te verwijderd verband tussen die ene getuigenverklaring en het overige gebezigde materiaal’.
5. Alle stellingen zijn juist.
- Alle stellingen zijn juist.
In het dossier zit een verklaring van een medisch-deskundige over het letsel. Dit is:
1. Verklaringen van verdachten
2. Verklaringen van getuigen
3. Verklaringen van deskundigen
4. Eigen waarneming van de rechter
5. Schriftelijke bescheiden
6. Dit is geen wettelijk bewijsmiddel
- Schriftelijke bescheiden
==> Een verklaring op papier (proces verbaal) in het dossier – schriftelijk bescheid
Casus: Een deskundige brengt schriftelijk verslag uit aan de rechter.
Wat is het type bewijsmateriaal?
1. Verklaringen van verdachten (art. 339 Sv)
2. Verklaringen van getuigen (art. 339 Sv)
3. Verklaringen van deskundigen (art. 339 Sv)
4. Eigen waarneming van de rechter (art. 339 Sv)
5. Schriftelijke bescheiden (art. 339 Sv)
6. Beeld- en geluidsopnamen (art. 567 Sv)
- Schriftelijke bescheiden (art. 339 Sv)
… (vul in) houdt in: de rechter moet overtuigd zijn dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Als hij dit niet is, moet de rechter de verdachte vrijspreken.
- het bewijsrecht
- het positief-wettelijke bewijsstelsel
- het onmiddelijkheidsbeginsel
- de rechterlijke overtuiging
- de rechterlijke overtuiging
Het negatief-wettelijke bewijsstelsel houdt in dat:
1. in de wet de toegestane wettelijke bewijsmiddelen worden opgesomd en dat bij een negatief oordeel over de wettigheid van het bewijs de rechter moet vrijspreken.
2. in de wet de toegestane wettelijke bewijsmiddelen worden opgesomd en dat de rechter alleen tot een bewezenverklaring mag komen als hij bovendien overtuigd is van het feit dat de verdachte schuldig is.
3. in de wet bepaalde eisen over de bewijskracht van sommige bewijsmiddelen worden gesteld en dat – voor zover de door de rechter geselecteerde bewijsmiddelen niet voldoen aan die eisen – de rechter moet vrijspreken.
4. in de wet bepaalde eisen over de bewijskracht van sommige bewijsmiddelen worden gesteld en dat de rechter alleen tot een bewezenverklaring mag komen als hij bovendien overtuigd is dat de verdachte schuldig is.
- in de wet de toegestane wettelijke bewijsmiddelen worden opgesomd en dat de rechter alleen tot een bewezenverklaring mag komen als hij bovendien overtuigd is van het feit dat de verdachte schuldig is.
==>
Zie J.F. Nijboer, Strafrechtelijk bewijsrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2011, p. 39-52.
Welke stelling over het bewijsrecht is onjuist?
1. Positief-wettelijke bewijsstelsels bevatten regelingen, die bij de aanwezigheid van een bepaalde hoeveelheid bewijsmiddelen de rechter dwingen tot bewezenverklaring.
2. Negatief-wettelijke bewijsstelsels heten ook formele stelsels.
3. Negatief-wettelijke bewijsstelsels houden in dat de rechter bij gebrek aan door de wet erkende bewijsmiddelen genoodzaakt is de verdachte vrij te spreken, ook al is hij ervan overtuigd dat de betrokkene het feit, waarvan hij wordt beschuldigd, heeft begaan.
4. De ‘conviction beyond reasonable doubt’ van een jury is een voorbeeld van een vrij bewijsstelsel.
- Negatief-wettelijke bewijsstelsels heten ook formele stelsels.
==> Moet zijn: - Positief-wettelijke bewijsstelsels heten ook formele stelsels.
Welke stelling is onjuist?
1. De opsporingsambtenaar moet voor alle door hem verrichte opsporingshandelingen een proces-verbaal opmaken. Deze proces-verbalen worden toegevoegd aan het dossier, als bewijsmiddel.
2. Een verslag van een deskundige in opdracht van de officier van justitie of de rechter valt onder art. 344 lid 1, 4o Sv. Een verslag in opdracht van de verdediging kan ook als bewijsmateriaal gebruikt worden, en valt onder art. 344 lid 1, 5o Sv.
3. Een verklaring van de raadsman van de verdachte kan niet als bewijsmateriaal dienen. Een verklaring van de rechter-commissaris wel.
4. Als de toegepaste onderzoeksmethode omstreden is, of als het technische onderzoek niet volgens de daarvoor vastgestelde regels heeft plaatsgevonden, of als een getuige tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, wordt het bewijsmateriaal als onbetrouwbaar bestempeld, en wordt het als bewijs uitgesloten.
- Een verklaring van de raadsman van de verdachte kan niet als bewijsmateriaal dienen. Een verklaring van de rechter-commissaris wel.
==>
Een verklaring van de rechter-commissaris is geen bewijsmiddel.
Welke stelling is onjuist ?
1. Bij het voorbereidend onderzoek (‘context of discovery’), geldt zowel in NL als ook in de VS indirecte normering, bijv. via bewijsuitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal.
2. Bij het onderzoek op de terechtzitting plus beraadslaging en beslissing (‘context of pursuit’) geldt in de VS zwakke normering via presentatie regels, en in NL zwakke normering via bewijsvoeringsregels ter zitting, maar sterke normering met beslissingsregels.
3. De motivering in het (uitgewerkte) vonnis (‘context of justification’) geldt in de VS geen normering, en in NL geldt de bekrachtiging van de beslissingsregels door bijpassende motiveringsregels.
4. Alle stellingen zijn juist/
- Bij het onderzoek op de terechtzitting plus beraadslaging en beslissing (‘context of pursuit’) geldt in de VS zwakke normering via presentatie regels, en in NL zwakke normering via bewijsvoeringsregels ter zitting, maar sterke normering met beslissingsregels.
==>
Moet zijn: - Bij het onderzoek op de terechtzitting plus beraadslaging en beslissing (‘context of pursuit’) geldt in de VS STERKE normering via presentatie regels, en in NL zwakke normering via bewijsvoeringsregels ter zitting, maar sterke normering met beslissingsregels.
Het Nederlandse bewijsstelsel kan worden bestempeld als deels … (vul in), deels … (vul in). De jurisprudentiële beperkingen berusten zowel op … (vul in) als op … (vul in).
1. negatief-wettelijk… conviction raisonnée… methodologische overwegingen … materiële overwegingen
2. positief-wettelijk… conviction intime… materiële overwegingen … methodologische overwegingen
3. negatief-wettelijk… negatief-jurisprudentieel… methodologische overwegingen … behoorlijkheidsoverwegingen
4. positief-wettelijk… positief-jurisprudentieel… materiële overwegingen … formele overwegingen
- negatief-wettelijk… negatief-jurisprudentieel… methodologische overwegingen … behoorlijkheidsoverwegingen
Welk bewijsstelsel geldt in Nederland?
1. Negatief-wettelijke bewijsstelsel
2. Positief-wettelijke bewijsstelsel
3. Vrij stelsel
- Negatief-wettelijke bewijsstelsel
Welke stelling is juist?
1. Bij een afgelegde verklaring van een verdachte zonder dat hij eerst cautie heeft gekregen, moet de rechter de verklaring als onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal uitsluiten.
2. Als bewijsmateriaal op onrechtmatige wijze is verkregen, is het per definitie onbetrouwbaar bewijs.
3. Als de politie opzettelijk in strijd met belangrijke voorschriften heeft gehandeld en de verdachte is benadeeld, legt de rechter een sanctie op het OM op: niet-ontvankelijkheidsverklaring van het OM wegens schending van de beginselen van een goede procesorde.
4. Alle stellingen zijn onjuist.
- Als de politie opzettelijk in strijd met belangrijke voorschriften heeft gehandeld en de verdachte is benadeeld, legt de rechter een sanctie op het OM op: niet-ontvankelijkheidsverklaring van het OM wegens schending van de beginselen van een goede procesorde.
==>
MBT 1:
* De rechter KAN het onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal uitsluiten. Dat hoeft niet.
o Wat kan naast bewijsuitsluiting ook een optie zijn als het onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal niet heel ernstig is?: strafvermindering.
Mbt 2: als bewijsmateriaal op onrechtmatige wijze is verkregen, dan is het niet automatisch onbetrouwbaar.
Mbt 3: art. 359a Sv
Het onmiddellijkheidsbeginsel houdt in dat:
1. de zittingsrechter binnen uiterlijk veertien dagen na het sluiten van het onderzoek uitspraak moet doen.
2. getuigen ter zitting direct nadat zij door de rechter zijn gehoord ook door de officier van justitie en de verdediging gehoord moeten worden.
3. materiaal waarop de zittingsrechter de bewezenverklaring doet steunen ter zitting aan de orde moet komen opdat het weersproken kan worden.
4. de zittingsrechter alleen de verklaring van een getuige voor het bewijs mag gebruiken als die getuige ter zitting ook gehoord is.
- materiaal waarop de zittingsrechter de bewezenverklaring doet steunen ter zitting aan de orde moet komen opdat het weersproken kan worden.
==> Zie Grondtrekken , par 12.1.3.