LE17 Flashcards

Bewijsrecht

1
Q

Welke stelling is het meest onjuist:
1. Een vervolging van politieambtenaren is altijd bij de rechtbank Utrecht; daar zit een specifieke kamer hiervoor.
2. Een vervolging van soldaten is altijd bij de rechtbank Arnhem; daar zit een militaire kamer.
3. Grote zaken worden gevoerd bij het landelijk parket, hetgeen landelijk werkt. De keuze voor een rechtbank wordt gemaakt op basis van beschikbaarheid.
4. Als de diefstal in Amsterdam is gepleegd, dan wordt de zaak in A’dam voorgelegd.

A
  1. Als de diefstal in Amsterdam is gepleegd, dan wordt de zaak in A’dam voorgelegd.
    ==> Dat is wel de regel, maar in de wet staan ook andere opties (art. 2-6 Sv).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is geen deelvraag van de bewijsvraag?
1. Is er bewijsmateriaal voor het ten laste gelegde?
2. Wordt het bewijsmateriaal toegelaten als bewijsmiddel?
3. Wordt ieder onderdeel van de bewezenverklaring door tenminste één bewijsmiddel bewezen?
4. Voldoet de bewezenverklaring als geheel aan de bewijsminimumregels?
5. Is de rechter overtuigd dat de verdachte het ten late gelegde heeft begaan?
6. Heeft de verdediging bewijsverweren?

A
  1. Heeft de verdediging bewijsverweren?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een man werd vervolgd voor het feit dat hij zou profiteren van het geld wat zijn vrouw als prostituee verdiende. Een vriendin van de man had hem horen zeggen dat zijn vrouw voor hem als prostituee geld moest verdienen. De rechter acht het feit bewezen, onder andere door de verklaring van de vriendin. Mag de rechter de verklaring van de vriendin als bewijsmiddel gebruiken?
1. Ja
2. Ja, onder bepaalde voorwaarden
3. Nee

A
  1. Ja
    ==>
    In het de-auditu-arrest (HR, 1926) – testimonium de auditu - is bepaald dat een testimonium de auditu onder art. 342 lid 1 Sv valt, en is derhalve en wettig bewijsmiddel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stelling over het bewijsrecht is onjuist?
1. Wanneer een bewezenverklaring uitsluitend of in beslissende mate gebaseerd is op verklaringen van anonieme getuigen, moet de rechter de verdachte vrijspreken.
2. Een bewezenverklaring mag niet uitsluitend worden gebaseerd op de verklaringen van kroongetuigen.
3. Voor de bewezenverklaring als geheel zijn er minimaal twee bewijsmiddelen nodig. Voor elk onderdeel van de bewezenverklaring is slechts één bewijsmiddel nodig.
4. Volgens de HR moet er voor een getuigenverklaring steunbewijs zijn; er mag geen sprake zijn van een ‘te verwijderd verband tussen die ene getuigenverklaring en het overige gebezigde materiaal’.
5. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In het dossier zit een verklaring van een medisch-deskundige over het letsel. Dit is:
1. Verklaringen van verdachten
2. Verklaringen van getuigen
3. Verklaringen van deskundigen
4. Eigen waarneming van de rechter
5. Schriftelijke bescheiden
6. Dit is geen wettelijk bewijsmiddel

A
  1. Schriftelijke bescheiden
    ==> Een verklaring op papier (proces verbaal) in het dossier – schriftelijk bescheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Casus: Een deskundige brengt schriftelijk verslag uit aan de rechter.
Wat is het type bewijsmateriaal?
1. Verklaringen van verdachten (art. 339 Sv)
2. Verklaringen van getuigen (art. 339 Sv)
3. Verklaringen van deskundigen (art. 339 Sv)
4. Eigen waarneming van de rechter (art. 339 Sv)
5. Schriftelijke bescheiden (art. 339 Sv)
6. Beeld- en geluidsopnamen (art. 567 Sv)

A
  1. Schriftelijke bescheiden (art. 339 Sv)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

… (vul in) houdt in: de rechter moet overtuigd zijn dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Als hij dit niet is, moet de rechter de verdachte vrijspreken.

  1. het bewijsrecht
  2. het positief-wettelijke bewijsstelsel
  3. het onmiddelijkheidsbeginsel
  4. de rechterlijke overtuiging
A
  1. de rechterlijke overtuiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het negatief-wettelijke bewijsstelsel houdt in dat:
1. in de wet de toegestane wettelijke bewijsmiddelen worden opgesomd en dat bij een negatief oordeel over de wettigheid van het bewijs de rechter moet vrijspreken.
2. in de wet de toegestane wettelijke bewijsmiddelen worden opgesomd en dat de rechter alleen tot een bewezenverklaring mag komen als hij bovendien overtuigd is van het feit dat de verdachte schuldig is.
3. in de wet bepaalde eisen over de bewijskracht van sommige bewijsmiddelen worden gesteld en dat – voor zover de door de rechter geselecteerde bewijsmiddelen niet voldoen aan die eisen – de rechter moet vrijspreken.
4. in de wet bepaalde eisen over de bewijskracht van sommige bewijsmiddelen worden gesteld en dat de rechter alleen tot een bewezenverklaring mag komen als hij bovendien overtuigd is dat de verdachte schuldig is.

A
  1. in de wet de toegestane wettelijke bewijsmiddelen worden opgesomd en dat de rechter alleen tot een bewezenverklaring mag komen als hij bovendien overtuigd is van het feit dat de verdachte schuldig is.
    ==>
    Zie J.F. Nijboer, Strafrechtelijk bewijsrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2011, p. 39-52.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke stelling over het bewijsrecht is onjuist?
1. Positief-wettelijke bewijsstelsels bevatten regelingen, die bij de aanwezigheid van een bepaalde hoeveelheid bewijsmiddelen de rechter dwingen tot bewezenverklaring.
2. Negatief-wettelijke bewijsstelsels heten ook formele stelsels.
3. Negatief-wettelijke bewijsstelsels houden in dat de rechter bij gebrek aan door de wet erkende bewijsmiddelen genoodzaakt is de verdachte vrij te spreken, ook al is hij ervan overtuigd dat de betrokkene het feit, waarvan hij wordt beschuldigd, heeft begaan.
4. De ‘conviction beyond reasonable doubt’ van een jury is een voorbeeld van een vrij bewijsstelsel.

A
  1. Negatief-wettelijke bewijsstelsels heten ook formele stelsels.
    ==> Moet zijn:
  2. Positief-wettelijke bewijsstelsels heten ook formele stelsels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De opsporingsambtenaar moet voor alle door hem verrichte opsporingshandelingen een proces-verbaal opmaken. Deze proces-verbalen worden toegevoegd aan het dossier, als bewijsmiddel.
2. Een verslag van een deskundige in opdracht van de officier van justitie of de rechter valt onder art. 344 lid 1, 4o Sv. Een verslag in opdracht van de verdediging kan ook als bewijsmateriaal gebruikt worden, en valt onder art. 344 lid 1, 5o Sv.
3. Een verklaring van de raadsman van de verdachte kan niet als bewijsmateriaal dienen. Een verklaring van de rechter-commissaris wel.
4. Als de toegepaste onderzoeksmethode omstreden is, of als het technische onderzoek niet volgens de daarvoor vastgestelde regels heeft plaatsgevonden, of als een getuige tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, wordt het bewijsmateriaal als onbetrouwbaar bestempeld, en wordt het als bewijs uitgesloten.

A
  1. Een verklaring van de raadsman van de verdachte kan niet als bewijsmateriaal dienen. Een verklaring van de rechter-commissaris wel.
    ==>
    Een verklaring van de rechter-commissaris is geen bewijsmiddel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke stelling is onjuist ?
1. Bij het voorbereidend onderzoek (‘context of discovery’), geldt zowel in NL als ook in de VS indirecte normering, bijv. via bewijsuitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal.
2. Bij het onderzoek op de terechtzitting plus beraadslaging en beslissing (‘context of pursuit’) geldt in de VS zwakke normering via presentatie regels, en in NL zwakke normering via bewijsvoeringsregels ter zitting, maar sterke normering met beslissingsregels.
3. De motivering in het (uitgewerkte) vonnis (‘context of justification’) geldt in de VS geen normering, en in NL geldt de bekrachtiging van de beslissingsregels door bijpassende motiveringsregels.
4. Alle stellingen zijn juist/

A
  1. Bij het onderzoek op de terechtzitting plus beraadslaging en beslissing (‘context of pursuit’) geldt in de VS zwakke normering via presentatie regels, en in NL zwakke normering via bewijsvoeringsregels ter zitting, maar sterke normering met beslissingsregels.
    ==>
    Moet zijn:
  2. Bij het onderzoek op de terechtzitting plus beraadslaging en beslissing (‘context of pursuit’) geldt in de VS STERKE normering via presentatie regels, en in NL zwakke normering via bewijsvoeringsregels ter zitting, maar sterke normering met beslissingsregels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het Nederlandse bewijsstelsel kan worden bestempeld als deels … (vul in), deels … (vul in). De jurisprudentiële beperkingen berusten zowel op … (vul in) als op … (vul in).
1. negatief-wettelijk… conviction raisonnée… methodologische overwegingen … materiële overwegingen
2. positief-wettelijk… conviction intime… materiële overwegingen … methodologische overwegingen
3. negatief-wettelijk… negatief-jurisprudentieel… methodologische overwegingen … behoorlijkheidsoverwegingen
4. positief-wettelijk… positief-jurisprudentieel… materiële overwegingen … formele overwegingen

A
  1. negatief-wettelijk… negatief-jurisprudentieel… methodologische overwegingen … behoorlijkheidsoverwegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk bewijsstelsel geldt in Nederland?
1. Negatief-wettelijke bewijsstelsel
2. Positief-wettelijke bewijsstelsel
3. Vrij stelsel

A
  1. Negatief-wettelijke bewijsstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke stelling is juist?
1. Bij een afgelegde verklaring van een verdachte zonder dat hij eerst cautie heeft gekregen, moet de rechter de verklaring als onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal uitsluiten.
2. Als bewijsmateriaal op onrechtmatige wijze is verkregen, is het per definitie onbetrouwbaar bewijs.
3. Als de politie opzettelijk in strijd met belangrijke voorschriften heeft gehandeld en de verdachte is benadeeld, legt de rechter een sanctie op het OM op: niet-ontvankelijkheidsverklaring van het OM wegens schending van de beginselen van een goede procesorde.
4. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Als de politie opzettelijk in strijd met belangrijke voorschriften heeft gehandeld en de verdachte is benadeeld, legt de rechter een sanctie op het OM op: niet-ontvankelijkheidsverklaring van het OM wegens schending van de beginselen van een goede procesorde.
    ==>
    MBT 1:
    * De rechter KAN het onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal uitsluiten. Dat hoeft niet.
    o Wat kan naast bewijsuitsluiting ook een optie zijn als het onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal niet heel ernstig is?: strafvermindering.
    Mbt 2: als bewijsmateriaal op onrechtmatige wijze is verkregen, dan is het niet automatisch onbetrouwbaar.
    Mbt 3: art. 359a Sv
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het onmiddellijkheidsbeginsel houdt in dat:
1. de zittingsrechter binnen uiterlijk veertien dagen na het sluiten van het onderzoek uitspraak moet doen.
2. getuigen ter zitting direct nadat zij door de rechter zijn gehoord ook door de officier van justitie en de verdediging gehoord moeten worden.
3. materiaal waarop de zittingsrechter de bewezenverklaring doet steunen ter zitting aan de orde moet komen opdat het weersproken kan worden.
4. de zittingsrechter alleen de verklaring van een getuige voor het bewijs mag gebruiken als die getuige ter zitting ook gehoord is.

A
  1. materiaal waarop de zittingsrechter de bewezenverklaring doet steunen ter zitting aan de orde moet komen opdat het weersproken kan worden.
    ==> Zie Grondtrekken , par 12.1.3.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Elders dan ter terechtzitting gedane verklaringen van de verdachte kunnen voor het bewijs worden gebruikt, mits deze bij de politie of bij een rechter-commissaris zijn afgelegd en in een proces-verbaal vastgelegd.
2. Wanneer een opsporingsambtenaar zelf heeft waargenomen dat de getuige een verklaring heeft afgelegd en heeft dit gerelateerd (opgeschreven) in een proces-verbaal, is er sprake van een schriftelijke de-auditu verklaring.
3. Bij de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaringen en mondelinge aangiften worden als proces-verbaal aan het dossier toegevoegd, en kunnen als bewijsmateriaal dienen (schriftelijke bescheiden).
4. Schriftelijke aangiften worden als proces-verbaal aan het dossier toegevoegd, en kunnen als bewijsmateriaal dienen (schriftelijke bescheiden).

A
  1. Schriftelijke aangiften worden als proces-verbaal aan het dossier toegevoegd, en kunnen als bewijsmateriaal dienen (schriftelijke bescheiden).
    ==>
    schriftelijke aangifte:
    * De aangever stelt zijn verklaring zelf op papier en ondertekent deze, als aangifte.
    * Art. 163 lid 1 en 3 Sv regelen de schriftelijke aangifte.
    * Aangezien dit GEEN proces-verbaal is, geldt het als “alle andere geschriften” zoals bedoeld in art. 344 lid 1, 5o Sv.
17
Q

Casus:
Sjoerd wordt ervan verdacht dat hij een bevel door de politie om zich van de Amerikaanse ambassade te verwijderen heeft genegeerd (art. 186 Sr). Hij heeft tegenover de politie verklaard: ‘Ik weet dat de politie de groep waarin ik mij bevond heeft gesommeerd zich van de ambassade te verwijderen. Dat heb ik achteraf gehoord. Ik heb die sommaties zelf echter niet gehoord’. In het vonnis wordt als verklaring van Sjoerd opgenomen: ‘Ik weet dat de politie de groep waarin ik mij bevond heeft gesommeerd zich van de ambassade te verwijderen.’ Hier is sprake van…
1. een de auditu-verklaring
2. partieel bewijsmiddel
3. kwalificatieve vingerduiding
4. denaturering

A
  1. denaturering
    ==>
    Hier is sprake van denaturering van de verklaring, omdat het voor het bewijs essentieel is dat Sjoerd de sommaties heeft gehoord.
    Denaturering / Gedenatureerd: het geven van een andere betekenis aan een verklaring. Dit kan plaatsvinden wanneer een deel van de verklaring buiten zijn context wordt getrokken.
18
Q

Op vragen van de rechter zwijgt de verdachte.
Dit is:
1. Verklaringen van verdachten
2. Verklaringen van getuigen
3. Verklaringen van deskundigen
4. Eigen waarneming van de rechter
5. Schriftelijke bescheiden
6. Geen wettelijk bewijsmiddel

A
  1. Geen wettelijk bewijsmiddel
19
Q

Op welke van de volgende situaties is art. 359a Sv in principe niet van toepassing?
1. Particulieren hebben in samenspraak met de politie onrechtmatig een geluidsopname gemaakt van een belastende conversatie van de verdachte.
2. De politie heeft na toestemming van de officier van justitie de verdachte in strijd met het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering gefouilleerd en daarbij een verboden vuurwapen gevonden.
3. De rechter-commissaris heeft in strijd met het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering een doorzoeking van een huis verricht en daarbij een verboden vuurwapen gevonden.
4. De zittingsrechter heeft bij aanvang van het onderzoek de verdachte niet de cautie gegeven en de verdachte heeft nadien wel belastend verklaard.

A
  1. De zittingsrechter heeft bij aanvang van het onderzoek de verdachte niet de cautie gegeven en de verdachte heeft nadien wel belastend verklaard.
    ==>
    Artikel 359a Sv heeft betrekking op vormverzuimen gemaakt in het vooronderzoek. Die bepaling is dus niet van toepassing op vormen die worden verzuimd tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Zie art 359a Sv en Grondtrekken, par. 12.6.3.
20
Q

Het slachtoffer is in de zitting zelf aanwezig en de littekens van het steekincident zijn nog altijd zichtbaar. Dit is:
1. Verklaringen van verdachten
2. Verklaringen van getuigen
3. Verklaringen van deskundigen
4. Eigen waarneming van de rechter
5. Schriftelijke bescheiden
6. Dit is geen wettelijk bewijsmiddel

A
  1. Eigen waarneming van de rechter
    ==> Let op: De vraag over wat is een bewijsmiddel zit los van de vraag hoe betrouwbaar het bewijs is (is dit een lidteken van het incident, of niet?)
21
Q

Casus: Een deskundige legt tijdens het onderzoek ter terechtzitting een mondelinge verklaring af.
Wat is het type bewijsmateriaal?
1. Verklaringen van verdachten (art. 339 Sv)
2. Verklaringen van getuigen (art. 339 Sv)
3. Verklaringen van deskundigen (art. 339 Sv)
4. Eigen waarneming van de rechter (art. 339 Sv)
5. Schriftelijke bescheiden (art. 339 Sv)
6. Beeld- en geluidsopnamen (art. 567 Sv)

A
  1. Verklaringen van deskundigen (art. 339 Sv)
22
Q

Casus:
TLL: Ten laste gelegd: het aanwezig hebben in zijn woning van enige kweekbakken met – bijna oogstrijpe – vrouwelijke hennepplanten (verboden krachtens art. 2, lid 1, aanhef en onder C van de Opiumwet).
* De arrestatie voorafging aan de vondst van de planten, en de machtiging tot binnentreden ter aanhouding daarmee was geëxpireerd, terwijl de vriendin niet langer toestemming gaf om binnen te zijn.
Rechtsvraag: Wat moet de oordelend rechter nu doen met het bewijsmateriaal dat (direct) voortvloeit uit de onrechtmatige vondst van de hennepplanten, op basis van het een negatief-wettelijk stelsel dat alleen methodologisch is ontwikkeld?
1. Vrijspraak
2. OVAR
3. Veroordeling
4. Niet ontvankelijkheid van het OM

A
  1. Veroordeling
    ==> Bij een negatief-wettelijk stelsel dat alleen methodologisch is ontwikkeld, volgt geen bewijsuitsluiting.
23
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Alle feiten waarop de rechter zich baseert in zijn einduitspraak behoeven bewijs.
2. De verdachte heeft het recht te zwijgen, dit is geen verklaring maar kan door de rechter wel worden meegenomen in de beoordeling.
3. Als de verdachte een verklaring aflegt, en later iets zegt wat tegenstrijdig is met de 1e verklaring, heeft de verdachte het recht om de 1e verklaring in te trekken.
4. Als een verklaring uit meerdere delen bestaat, kan het worden gesplitst, waarbij slechts een deel van de verklaring als bewijs dient. Bij splitsing mag er geen sprake zijn van denaturering.

A
  1. Als de verdachte een verklaring aflegt, en later iets zegt wat tegenstrijdig is met de 1e verklaring, heeft de verdachte het recht om de 1e verklaring in te trekken. ==>
    * Een verklaring van de verdachte kan niet meer worden ingetrokken. Indien hij later iets anders zegt, zijn er dus twee tegenstrijdige verklaringen.
    ==>
    Mbt 1: Feiten van algemene bekendheid hoeven niet bewezen te worden (art. 339 lid 2 Sv)
24
Q

Als een deskundige een verklaring aflegt, en daarin ook vertelt over bepaalde waarnemingen die hij zelf heeft gedaan die voor het bewijs kunnen worden gebruikt, zal hij worden beëdigd als:
1. deskundige
2. getuige
3. 1+2
4. hij hoeft niet beëdigd te worden.

A
  1. 1+2
25
Q

Welke stelling over het bewijsrecht is onjuist?
1. De verklaring van de getuige moet betrekking hebben op feiten en omstandigheden die hij zelf heeft waargenomen of ondervonden, behalve bij het geval van een de-auditu verklaring, een getuigenis van een getuige over iets wat hij een ander heeft horen zeggen of over iets wat een ander heeft gezien.
2. Getuigen die ter zitting worden ondervraagd, moeten worden beëdigd. Als de rechter dit vergeet, dan is de afgelegde verklaring niet bruikbaar als bewijs.
3. Verklaringen die door de rechter als onbetrouwbaar zijn aangemerkt, mogen niet worden gebruikt voor bewijs.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. De verklaring van de getuige moet betrekking hebben op feiten en omstandigheden die hij zelf heeft waargenomen of ondervonden, behalve bij het geval van een de-auditu verklaring, een getuigenis van een getuige over iets wat hij een ander heeft horen zeggen of over iets wat een ander heeft gezien.
    ==> Moet zijn:
  2. De verklaring van de getuige moet betrekking hebben op feiten en omstandigheden die hij zelf heeft waargenomen of ondervonden, behalve bij het geval van een de-auditu verklaring, een getuigenis van een getuige over iets wat hij een ander heeft horen zeggen.
26
Q

Welke van de volgende verklaringen kunnen als een de auditu-verklaring worden beschouwd en kunnen voor het bewijs gebruikt worden?
[meerdere antwoorden mogelijk]
1. De schriftelijke verklaring van een opsporingsambtenaar in een proces-verbaal inhoudende hetgeen hij de getuige heeft horen verklaren tijdens het horen op het politiebureau.
2. De schriftelijke verklaring van een opsporingsambtenaar in een proces-verbaal inhoudende hetgeen hij een getuige heeft horen verklaren op de plaats delict.
3. De verklaring van een getuige inhoudende hetgeen hij een ander persoon heeft horen verklaren.
4. De verklaring van een getuige inhoudende hetgeen hij een ander persoon heeft horen verklaren en inhoudende hetgeen deze weer van een ander heeft gehoord.

A

1+2+3+4
Alle genoemde bewijsmiddelen kunnen voor het bewijs gebezigd worden. De Hoge Raad stelt geen beperkingen aan het gebruik van de auditu-verklaringen. Zelfs een verklaring van een getuige inhoudende hetgeen hij een andere getuige heeft horen verklaren en waarin deze op zijn beurt aangeeft wat hij van iemand anders weer heeft gehoord (een driedubbele de auditu) is in principe toelaatbaar. Daarbij maakt het niet uit of de verklaring op schrift staat (een schriftelijk bescheid) of dat de verklaring ter zitting door de getuige wordt afgelegd (mondeling). Zie Grondtrekken, par 12.4.3.

27
Q

Is een ambtsedig (onder ambtseed) opgemaakt proces-verbaal van een opsporingsambtenaar met daarin de letterlijke weergave van hetgeen het slachtoffer heeft verklaard voldoende wettig bewijs?
1. Ja, artikel 344, tweede lid, bepaalt dat.
2. Ja, dat is immers een verklaring van horen zeggen en dus door de opsporingsambtenaar zelf waargenomen.
3. Nee, artikel 342, tweede lid, Sv staat daaraan in de weg.
4. Nee, de kans is groot dat een slachtoffer niet objectief verklaart en daarom mag de verklaring niet voor bewijs worden gebruikt.

A
  1. Nee, artikel 342, tweede lid, Sv staat daaraan in de weg.
    ==>
    Nee, weliswaar stelt artikel 344 lid 2 Sv dat een bewezenverklaring mag worden uitgesproken wanneer het enige bewijsmiddel een proces-verbaal van een opsporingambtenaar is, maar dit moet dan wel een beschrijving van een eigen waarneming van het strafbaar feit door de opsporingsambtenaar bevatten. Zie Grondtrekken, par 12.7.
28
Q

Welke stelling over het bewijsrecht is onjuist?
1. Voor een bewezenverklaring zijn er minimaal twee bewijsmiddelen nodig. Eén getuigenverklaring is voldoende, als er daarnaast nog een ander bewijsmiddel is. Er mogen wel twee getuigenverklaringen zijn.
2. Als de verdachte zelf bekent (dwz een verklaring aflegt waarin hij bekent het strafbare feit zoals genoemd in de tll te hebben gepleegd), is deze verklaring voldoende voor een bewezenverklaring, en is geen tweede bewijsmiddel nodig.
3. Als de verdachte op heterdaad is betrapt, en het enige bewijsmiddel waaruit het ten laste gelegde feit blijkt is een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar, is dit proces-verbaal (schriftelijk bescheid) voldoende voor een bewezenverklaring, en is geen tweede bewijsmiddel nodig.
4. Als de rechter een verzoek van de verdachte afwijst om een getuige te ondervragen, mag hij alleen tot een bewezenverklaring komen als er voldoende andere bewijsmiddelen zijn (naast de getuigenis).

A
  1. Als de verdachte zelf bekent (dwz een verklaring aflegt waarin hij bekent het strafbare feit zoals genoemd in de tll te hebben gepleegd), is deze verklaring voldoende voor een bewezenverklaring, en is geen tweede bewijsmiddel nodig.
    ==> Onjuist. Zie art. 341 lid 4 Sv.
29
Q

In het dossier zit een verklaring van een toevallige passant die daarin gedetailleerd vertelt wat zich heeft afgespeeld. Dit is:
1. Verklaringen van verdachten
2. Verklaringen van getuigen
3. Verklaringen van deskundigen
4. Eigen waarneming van de rechter
5. Schriftelijke bescheiden
6. Dit is geen wettelijk bewijsmiddel

A
  1. Schriftelijke bescheiden
    ==> Het is een getuige alleen als de getuige zelf in de zitting zit. Zodra het schriftelijk is, dan is het een schriftelijk bescheid.
30
Q

Welke stelling over bewijsstelsels is onjuist?
1. In Nederland is de rechter (het gerecht) beslisser en grijpt de bewijsregeling aan op de oordeelsvorming, beslissing en motivering.
2. In de VS is de presentatie van het door de vervolging respectievelijk de verdediging ingebrachte bewijs(materiaal) aan de jury het aangrijpingspunt.
3. Het Amerikaanse bewijsrecht bestaat primair in presentatieregels, die in het geheel géén betrekking hebben op de ‘context of justification’, terwijl het Nederlandse strafrechtelijke bewijsrecht eerder bestaat uit beslissingsregels en motiveringsregels, waarvan de laatste typisch betrekking hebben op de ‘context of justification’.
4. Het Amerikaanse recht reguleert het bewijs via de bewijsvoering – dat wil zeggen de presentatie van bewijsmateriaal door de procespartijen – ter terechtzitting.
5. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
31
Q

Casus:
TLL: Ten laste gelegd: het aanwezig hebben in zijn woning van enige kweekbakken met – bijna oogstrijpe – vrouwelijke hennepplanten (verboden krachtens art. 2, lid 1, aanhef en onder C van de Opiumwet).
* De arrestatie voorafging aan de vondst van de planten, en de machtiging tot binnentreden ter aanhouding daarmee was geëxpireerd, terwijl de vriendin niet langer toestemming gaf om binnen te zijn.
Rechtsvraag: Wat moet de oordelend rechter nu doen met het bewijsmateriaal dat (direct) voortvloeit uit de onrechtmatige vondst van de hennepplanten, op basis van het bewijsstelsel ‘conviction intime’?
1. Vrijspraak
2. OVAR
3. Veroordeling
4. Niet ontvankelijkheid van het OM

A
  1. Veroordeling
    ==>
    In een stelsel met de ‘conviction intime’ als besliscriterium zijn er geen wettelijke of jurisprudentiële belemmeringen om tot bewezenverklaring te komen. In de casus is het bijzonder onwaarschijnlijk dat de rechter zich niet ‘in gemoede’ overtuigd zal achten.
32
Q

De (denkbeeldige) regeling dat drie gelijkluidende belastende getuigenverklaringen tot bewezenverklaring moeten leiden en er door de beslisser aan eventuele verklaringen van getuigen à décharge geen invloed op deze uitkomst mag worden toegekend, is een voorbeeld van:
1. Een positief-wettelijke stelsel
2. Een negatief-wettelijke stelsel
3. Een wettelijke stelsel
4. Een vrij stelsel

A
  1. Een positief-wettelijke stelsel
33
Q

Welke van de volgende stellingen is juist?
1. De verklaring van de verdachte ‘ik beroep mij op mijn zwijgrecht’ mag enkel voor het bewijs gebruikt worden als de verdachte die verklaring ter zitting herhaalt.
2. De kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte mag enkel onder specifieke omstandigheden worden gebruikt voor bewijs, waarbij als minimumvereiste geldt dat de leugenachtigheid ook blijkt uit een ander bewijsmiddel.
3. De verklaring van de verdachte mag enkel als geheel gebruikt worden voor het bewijs.
4. Als een verdachte twee inhoudelijk verschillende verklaringen heeft afgelegd, kan een van deze verklaringen door de rechtbank als kennelijk leugenachtig worden aangemerkt.

A
  1. De kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte mag enkel onder specifieke omstandigheden worden gebruikt voor bewijs, waarbij als minimumvereiste geldt dat de leugenachtigheid ook blijkt uit een ander bewijsmiddel.
    ==>
    De verklaring van de verdachte ‘ik beroep mij op mijn zwijgrecht’ mag nooit voor het bewijs worden gebruikt. Enerzijds is dit in strijd met het zwijgrecht van de verdachte (art. 29 Sv), anderzijds kan de inhoud van die verklaring niet bijdragen aan de bewezenverklaring van welk strafbaar feit dan ook. Die verklaring is niet redengevend.

Als een verdachte twee inhoudelijk verschillende verklaringen heeft afgelegd, mag niet een van de twee als kennelijk leugenachtig worden aangemerkt. Dit mag namelijk niet worden afgeleid uit een verklaring van de verdachte zelf (dat zou zijn verklaringsvrijheid in gevaar brengen). Dat het onwaar is wat de verdachte zegt, moet blijken uit een andere bron.

De verklaring van een verdachte mag gesplitst worden, mits hierdoor geen andere betekenis aan de verklaring gegeven wordt.

Zie Grondtrekken, par. 12.4.2.

34
Q

De rechter mag slechts rekening houden met datgene wat tijdens het onderzoek ter terechtzitting aan de orde is gesteld. Dit is het….
1. formele onmiddellijkheidsbeginsel
2. materiële onmiddellijkheidsbeginsel
3. materiële verdenkingsbegrip
4. materiële waarheid

A
  1. formele onmiddellijkheidsbeginsel
35
Q

Een getuige geeft een verklaring af, die schriftelijk wordt toegevoerd aan het dossier. Wat voor soort bewijs is deze verklaring?
1. Verklaringen van verdachten
2. Verklaringen van getuigen
3. Verklaringen van deskundigen
4. Eigen waarneming van de rechter
5. Schriftelijke bescheiden

A
  1. Schriftelijke bescheiden
36
Q

De term “vrij bewijsstelsel” is misleidend; het suggereert onterecht de afwezigheid van ieder bewijsrechtelijk voorschrift. Ipv “vrije bewijsstelsels”, kan men spreken over … (vul in) (bloot gemoedelijke overtuiging) en … (vul in).
Bij … (vul in) zijn het stelsels waarbij de rechter niet tot enige motivering van zijn beslissing is gehouden; en bij …. (vul in) zijn het stelsels waarin hij juist wel in het vonnis de gronden moet aangeven waarop zijn overtuiging is gebaseerd.
Bij … (vul in) is er nog een onderverdeling, op basis van de vraag of het stelsel wel of niet jurisprudentieel ontwikkeld is.
1. conviction raisonnée… conviction intime … conviction raisonnée… conviction intime … conviction intime
2. conviction raisonnée… conviction intime … conviction raisonnée… conviction intime … conviction raisonnée
3. conviction intime … conviction raisonnée… conviction intime … conviction raisonnée … conviction intime
4. conviction intime … conviction raisonnée… conviction intime … conviction raisonnée … conviction raisonnée

A
  1. conviction intime … conviction raisonnée… conviction intime … conviction raisonnée … conviction raisonnée
37
Q

Eén van de horeca-uitbaters die is gevestigd vlakbij de plaats van het delict wordt ter zitting als getuige gehoord. Zij was zelf op het moment van het incident binnen, maar ze vertelt wat haar terrasmedewerkers hebben gezien. Dit is:
1. Verklaringen van verdachten
2. Verklaringen van getuigen
3. Verklaringen van deskundigen
4. Eigen waarneming van de rechter
5. Schriftelijke bescheiden
6. Dit is geen wettelijk bewijsmiddel

A
  1. Verklaringen van getuigen
    ==> In het de-auditu arrest bepaalde de HR dat ook een “horen zeggen” getuigen een getuigenis. Grens hiervoor: de getuige mag verklaren over wat hij zelf heeft gehoord, dus wat anderen hem hebben verteld. Hij mag niet gissen, en geen “gaten invullen” of met conclusies aanvullen.
38
Q

Als de rechter tijdens het onderzoek zelf videobeelden bekijkt, of geluidsfragmenten beluistert die afgedraaid worden, is er sprake van het volgende type bewijs:
1. Verklaringen van verdachten (art. 339 Sv)
2. Verklaringen van getuigen (art. 339 Sv)
3. Verklaringen van deskundigen (art. 339 Sv)
4. Eigen waarneming van de rechter (art. 339 Sv)
5. Schriftelijke bescheiden (art. 339 Sv)
6. Beeld- en geluidsopnamen (art. 567 Sv)

A
  1. Eigen waarneming van de rechter (art. 339 Sv)