LE15 Flashcards

De vragen van art. 348 Sv

1
Q

Welke stelling is juist?
A - De grondslagleer is te vinden in art. 348 Sv.
B - De grondslagleer is te vinden in art. 350 Sv.
Antwoorden:
1. Alleen stelling A is juist
2. Alleen stelling B is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

A
  1. Beide stellingen zijn juist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Als in de tll een verkeerde plaats staat, volgt… (vul in). Als in de tll een onduidelijke plaats staat, volgt… (vul in).
1. niet ontvankelijkheid van het OM… nietigheid van de dagvaarding
2. nietigheid van de dagvaarding… niet ontvankelijkheid van het OM
3. nietigheid van de dagvaarding… vernietiging van de dagvaarding
4. vrijspraak… nietigheid van de dagvaarding

A
  1. vrijspraak… nietigheid van de dagvaarding
    Als in de tll een verkeerde plaats staat, volgt vrijspraak, omdat het niet bewezen kan worden.
    Dus:
    * Onduidelijke plaats  nietigheid van de dagvaarding
    * Onjuiste plaats  vrijspraak

Echter de tll kan nog tijdens het proces aangepast worden. Dus een oplettende OvJ zal dit laten corrigeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Casus:
Stel dat ter zitting is komen vast te staan dat de verdachte in oktober 2016 twee keer te Groningen een damesfiets heeft gestolen.
De tenlastelegging was ‘dat hij in de maand oktober 2016 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een damesfiets, geheel of ten dele toebehorend aan een ander dan verdachte’.

Is de tll geldig of nietig?
1. Geldig
2. Nietig want onbegrijpelijk.
3. Nietig want onduidelijk.
4. Nietig want innerlijk tegenstrijdig.

A
  1. Nietig want onbegrijpelijk.
    ==> Er is een stukje weggevallen (te weten ‘heeft weggenomen’), waardoor de tenlastelegging niet begrijpelijk is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke einduitspraken zijn er mogelijk? (+acronym)

A

NRO SVOV (art. 349 lid 1, 351 en 352 Sv)
Nietigheid van de dagvaarding
onbevoegdheid van de Rechter
niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie
Schorsing van de vervolging
Vrijspraak
Ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR)
Veroordeling (dit begrip wordt niet gebruikt in de wettelijke regeling mbt het beslissingsschema)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De OvJ krijgt een dossier van Anja van V. onder ogen, waaruit blijkt dat zij op 3 april 2016 is aangehouden en verhoord vanwege een winkeldiefstal (Anja had een flesje parfum gestolen bij de Etos). Hij besluit haar hiervoor te vervolgen. Terwijl hij het dossier doorspit, komt hij ook nog een oud proces-verbaal d.d. 15 maart 2009 tegen ter zake van naaktzwemmen op een daarvoor niet bestemde plaats (art. 430a Sr). Anja is hier nooit voor vervolgd en de OvJ – efficiënt als hij is – zet het naaktzwemmen daarom ook maar op de dagvaarding, waarin hij – kort weergegeven – Anja oproept om op 8 juni 2016 voor de politierechter te Amsterdam te verschijnen ter zake van bovengenoemde feiten. Ter zitting bekent Anja alles en de rechter acht het overtuigend en wettelijk bewezen dat ze zich schuldig heeft gemaakt aan de winkeldiefstal en het naaktzwemmen.
Wat moet in dit geval de einduitspraak van de rechter zijn?
1. Nietigheid van de dagvaarding voor het naaktzwemmen, veroordeling voor de winkeldiefstal.
2. Onbevoegdheid van de rechter voor beide feiten.
3. Niet-ontvankelijkheid van de OvJ voor beide feiten.
4. Niet-ontvankelijkheid van de OvJ voor het naaktzwemmen, veroordeling voor de winkeldiefstal.

A
  1. Niet-ontvankelijkheid van de OvJ voor het naaktzwemmen, veroordeling voor de winkeldiefstal.
    ==>
    Voor de winkeldiefstal kan de rechter Anja veroordelen, mits het bewezenverklaarde gekwalificeerd kan worden als winkeldiefstal.

Ten aanzien van het naaktzwemmen zal de rechter moeten constateren dat het feit reeds verjaard is (overtredingen verjaren na drie jaar ex art. 70, eerste lid, onder 1, Sr). Dit is een vervolgingsbeletsel en dus zal ten aanzien van het naaktzwemmen de OvJ niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
Zie Grondtrekken, par. 11.2.4.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke stelling over de bevoegdheid van de rechter is onjuist?
1. Bij overtredingen en bij misdrijven waarvoor geen gevangenisstraf is gesteld is de kantonrechter bevoegd.
2. Bij een overtreding die via een samengestelde tll in combinatie met een misdrijf wordt vervolgd, is de meervoudige kamer/politierechter bevoegd.
3. Bij een cumulatieve tll is het mogelijk om de overtreding apart te behandelen door de kantoorrechter, en het misdrijf door de meervoudige kamer/politierechter.
4. Bij een primair-subsidiaire tll, waarbij één feit een overtreding is en één feit een misdrijf, is het niet mogelijk om de feiten op te splitsen zodanig dat de kantonrechter re overtreding behandelt, en de politierechter het misdrijf behandelt.

A
  1. Bij overtredingen en bij misdrijven waarvoor geen gevangenisstraf is gesteld is de kantonrechter bevoegd.
    ==>
    Moet zijn:
  2. Bij overtredingen is de kantonrechter bevoegd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Indien op hetzelfde moment in 4 plaatsen een vervolging wordt ingesteld voor hetzelfde strafbare feit, wie heeft dan de relatieve competentie?
1. Het rechtsgebied waar verdachte woont of verblijft.
2. Het rechtsgebied waar verdachte zich bevindt.
3. Het rechtsgebied waar verdachte het laatst woonde of verbleef.
4. Het rechtsgebied waar tegen verdachte al een vervolging aanhangig is.

A
  1. Het rechtsgebied waar verdachte woont of verblijft.
    ==>
    Volgens art. 2-6 Sv geldt deze volgorde in het geval van gelijktijdige vervolging:
  2. Het rechtsgebied waar het feit is begaan.
  3. Het rechtsgebied waar verdachte woont of verblijft.
  4. Het rechtsgebied waar verdachte zich bevindt.
  5. Het rechtsgebied waar verdachte het laatst woonde of verbleef.
  6. Het rechtsgebied waar tegen verdachte al een vervolging aanhangig is.
  7. Het rechtsgebied dat grenst aan zee of de rechter te Amsterdam, indien het feit op zee is gepleegd.
  8. De rechter te Amsterdam, Oost-Brabant, Overijssel en Rotterdam, als het landelijk parket met de vervolging is belast.
  9. De rechter te Amsterdam, Oost-Brabant, Overijssel en Rotterdam, als het functioneel parket met de vervolging is belast.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Na niet-ontvankelijkheid van het OM ivm schending van de goede procesorde…
1. Mag en zal het OM opnieuw dagvaarden
2. Mag het OM niet opnieuw dagvaarden vanwege ne bis in idem
3. Mag het OM opnieuw dagvaarden, maar dat heeft geen zin.
4. Geen van deze antwoorden is juist.

A
  1. Mag het OM opnieuw dagvaarden, maar dat heeft geen zin.
    ==>
    Na niet-ontvankelijkheid van het OM ivm schending van de goede procesorde, zal het OM niet opnieuw dagvaarden.
    * Iemand kan niet 2 keer worden berecht voor hetzelfde (ne bis in idem)
    * Maar ne bis in idem betreft situaties waarin de zaak inhoudelijk is behandeld.
    * Echter: de feiten dit tot niet-ontvankelijkheid hebben geleid zijn niet veranderd (het OM schond de rechten van de verdachte opzettelijk).
    * Dus technisch mag je opnieuw dagvaarden, maar in de praktijk gebeurt het niet want het heeft geen zin; het gaat weer leiden tot niet ontvankelijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klopt onderstaande stelling?
Bij de 3e vraag van art. 350 Sv gaat het om de vraag of het strafbare feit strafbaar is, en of de verdachte strafbaar is.
1. Juist
2. Onjuist

A
  1. Juist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De grondslagleer is niet doorslaggevend bij de ontvankelijkheid van de officier van justitie.
2. Als wederrechtelijkheid een bestanddeel is van de delictsomschrijving en ten laste is gelegd, en bij de zitting blijkt de wederrechtelijkheid weg te vallen, volgt vrijspraak.
3. Als het strafbare feit een overtreding is die 4 jaar geleden heeft plaatsgevonden, is de OvJ niet ontvankelijk.
4. Als het feit ter vervolging is overgedragen aan een ander land, is de OvJ niet ontvankelijk.
5. Als de verdachte nog geen 12 jaar was toen hij het feit beging, is er sprake van ontslag van alle rechtsvervolging.

A
  1. Als de verdachte was nog geen 12 jaar toen hij het feit beging, is er sprake van ontslag van alle rechtsvervolging.
    ==> Dit is een vervolgingsbeletsel, dus er volgt niet-ontvankelijkheid van het OM.
    ==>
    Mbt 1: Doorslaggevend is wat er daadwerkelijk gebeurde; niet de grondslagleer.
    Mbt 3: Overtredingen verjaren na drie jaar ex art. 70, eerste lid, onder 1, Sr
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een functie van de dagvaarding?
1. Oproepingsfunctie (uitwendige geldigheid)
2. Oproepingsfunctie
(inwendige geldigheid)
3. Duidelijkheid over het verwijt
4. 1+3
5. 2+3

A
  1. 1+3
    ==>
    * Oproepingsfunctie (uitwendige geldigheid): alleen van belang als iemand niet verschijnt. Als iemand er is, dan hoeft niet gekeken te worden naar hoe hij is opgeroepen.
    * Duidelijkheid over het verwijt (inwendige geldigheid): art. 261 Sv.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Als het OM de beginselen van een behoorlijke procesorde dermate schendt, dat er sprake is van een onherstelbare inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling, zal het OM niet ontvankelijk zijn, en mag het OM niet opnieuw vervolgen, wegens ne bis in idem.
2. Als het OM het beleid heeft om in geval X niet te vervolgen, maar Jan wordt in geval X wel vervolgd, is er sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel.
3. Een van de beginselen van behoorlijke procesorde is het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging. De rechter toetst dit alleen op willekeur.
4. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Als het OM de beginselen van een behoorlijke procesorde dermate schendt, dat er sprake is van een onherstelbare inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling, zal het OM niet ontvankelijk zijn, en mag het OM niet opnieuw vervolgen, wegens ne bis in idem.
    ==> Het OM zal niet opnieuw vervolgen, maar niet vanwege ne bis in idem.
    Op zich mag het OM opnieuw vervolgen maar de rechter zal het OM opnieuw niet ontvankelijk verklaren want er was sprake van onherstelbare inbreuk. En dus heeft het opnieuw vervolgen geen zin.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De materiële vragen geven het antwoord op de vraag of de verdachte een strafbaar feit heeft begaan.
2. Belangrijke verschillen tussen vrijspraak en ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR) zijn: (1) Bij OVAR kan de verdachte TBS opgelegd krijgen en bij vrijspraak niet; (2) De verdachte kan tegen OVAR hoger beroep aantekenen; bij vrijspraak is hoger beroep niet mogelijk.
3. Het ne bis in idem (art. 68 Sr) geldt alleen na een einduitspraak met een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Is er een einduitspraak nadat alleen formele vragen zijn beantwoord, dan is vervolging opnieuw mogelijk.
4. Bij de terechtzitting blijkt dat de verdachte twee dagen voor de zitting is overleden. Dit leidt tot de einduitspraak ‘niet-ontvankelijkheid officier van justitie’. Het OM kan niet opnieuw vervolgen (art. 68 Sr).

A
  1. Bij de ter terechtzitting blijkt dat de verdachte twee dagen voor de zitting is overleden. Dit leidt tot de einduitspraak ‘niet-ontvankelijkheid officier van justitie’. Het OM kan niet opnieuw vervolgen (art. 68 Sr).
    ==>
    De officier van justitie zou nu, theoretisch gezien, een nieuwe vervolging kunnen starten. Art. 68 Sr verzet zich daartegen niet. De officier zal echter bij een nieuwe vervolging van de overleden verdachte opnieuw tegen zjin eigen niet- ontvankelijkheid aanlopen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke uitspraak moet de rechter geven op een tenlastelegging die luidt: ‘dat hij op 4 december 2016 te Heerenveen P. Jacobs heeft mishandeld (art. 300 Sr)’?. Ga ervan uit dat er in beginsel voldoende bewijsmiddelen aanwezig zijn in het dossier.
1. Nietigheid van de dagvaarding.
2. Niet ontvankelijkheid van het OM
3. Vrijspraak
4. Veroordeling

A
  1. Nietigheid van de dagvaarding.
    ==>
    Art. 261 Sv eist een opgave van het feit, hetgeen betekent een feitelijke en niet uitsluitend kwalificatieve omschrijving van de beschuldiging. Mishandeling is een louter kwalificatieve en onvoldoende feitelijke omschrijving. De tenlastelegging moet de concrete gedraging feitelijk omschrijving (slaan, schoppen, bijten, etc.) en bovendien aangeven of hierdoor pijn of letsel is veroorzaakt.
    Zie ook Grondtrekken, par. 11.2.2. onder ad 1. Feit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stelling over de dagvaarding is onjuist?
1. Het doel van de betekeningsvoorschriften is dat de dagvaarding de verdachte bereikt. De verdachte moet zo veel mogelijk zelf de dagvaarding in handen krijgen. Ook wanneer de dagvaarding niet persoonlijk aan de verdachte wordt uitgereikt, kan de betekening rechtsgeldig zijn.
2. Als de naam van de verdachte in de dagvaarding ontbreekt, is de dagvaarding altijd nietig.
3. Als informatie over rechten van de verdachte mbt getuigen, bezwaar enz in de dagvaarding ontbreekt, leidt dit vaak niet tot nietigheid.
4. Het niet juist in de oproeping aanduiden van het adres van de terechtzitting leidt tot nietigheid, maar niet als de verdachte toch verschijnt.

A
  1. Als de naam van de verdachte in de dagvaarding ontbreekt, is de dagvaarding altijd nietig.
    ==>
    In principe wel maar niet altijd
    * Als naam onbekend is: een signalement, een foto of een vingerafdruk.
    * Beslissend is dat voor de verdachte én voor de rechter duidelijk is wie in de dagvaarding wordt bedoeld.
    ==> Mbt 3: Informatie over rechten mbt getuigen, bezwaar enz staat in de regel al in voorgedrukte vorm op de dagvaarding, zodat verzuim niet vaan voorkomt. Als dat toch ontbreekt, leidt dit niet vaak tot nietigheid; de informatie kan vooralsnog worden verstrekt, evt. met schorsing van het onderzoek ter zitting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe moet de volgende tenlastelegging worden beoordeeld, indien de verdachte een uitermate actieve fietsendief is, die bovendien vaker fietsen in dezelfde buurt steelt?
‘dat hij in de periode van 1 oktober tot en met 20 oktober 2022 te Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zwarte herenfiets, geheel of ten dele toebehorend aan een X, althans een ander dan verdachte, zonder dat de rechthebbende X daarvoor toestemming heeft gegeven’?
1. Nietigheid van de dagvaarding.
2. Onbevoegdheid van de rechter.
3. Ontslag van rechtsvervolging.
4. Veroordeling.

A
  1. Nietigheid van de dagvaarding.
    ==>
    Deze tenlastelegging is onvoldoende duidelijk. Goed denkbaar is dat de verdachte vaker een zwarte herenfiets heeft gestolen binnen deze ruime aanduiding van plaats en tijd. Doordat het voor de verdachte niet duidelijk is op welke van deze diefstallen de tenlastelegging betrekking heeft, weet hij ook niet van welke diefstal hij wordt beschuldigd en waartegen hij zich moet verdedigen.
17
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Vervolging van politieambtenaren is altijd bij de rechtbank Utrecht.
2. Vervolging van soldaten is altijd bij de militaire kamer in Arnhem.
3. Grote strafzaken worden behandeld door het Landelijk parket; keuze tussen de rechtbanken wordt gemaakt op basis van beschikbaarheid.
4. Als de diefstal in Amsterdam is gepleegd, dan wordt de zaak altijd aan de rechtbank in Amsterdam voorgelegd.

A
  1. Als de diefstal in Amsterdam is gepleegd, dan wordt de zaak altijd aan de rechtbank in Amsterdam voorgelegd.
    ==> In principe klopt het, maar “altijd” is onjuist. In de wet staan ook andere opties (art. 2-6 Sv).
18
Q

Als de verdachte is zodanig gestoord is dat hij niet in staat is de strekking van de vervolging te begrijpen, volgt:
1. OVAR ivm psychische overmacht (schulduitsluitingsgrond)
2. OVAR ivm ontoerekenbaarheid (schulduitsluitingsgrond)
3. Vrijspraak ivm het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid (rechtvaardigingsgronden )
4. Schorsing der vervolging
5. Schorsing van het onderzoek
6. Geen van deze opties.

A
  1. Schorsing der vervolging
    ==>
    * Komt maar sporadisch voor.
    * Redenen die leiden tot schorsing der vervolging zijn te vinden in art. 14-16 Sv.
    * Deze uitspraak moet niet verward worden met de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting (art. 278 lid 4 en 316 Sv – zie HS10.6.3).
19
Q

Klopt onderstaande stelling?
De vier vragen van art. 350 Sv zijn:
1. Is bewezen dat het ten laste gelegde feit door de verdachte is begaan?
2. Kan het bewezenverklaarde worden gekwalificeerd?
3. Is het bewezenverklaarde wederrechtelijk en is de verdachte verwijtbaar?
4. Moet een straf of maatregel opgelegd worden, en zo ja, welke?
Antwoorden:
1. Ja
2. Nee

A
  1. Ja
20
Q

De einduitspraak niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie volgt in ieder geval in de volgende situaties:
1. bij verjaring van het feit, overlijden van de verdachte en het niet juist betekenen van de dagvaarding.
2. bij verjaring van het feit, het niet juist betekenen van de dagvaarding en bij het ontbreken van een klacht bij een klachtdelict.
3. bij overlijden van de verdachte, het ontbreken van een klacht bij een klachtdelict en bij vervolging van een kind dat jonger is dan twaalf jaar.
4. bij het ontbreken van een klacht bij een klacht delict, de vervolging van een kind dat jonger is dan achttien jaar en in het geval de vervolging niet binnen redelijke termijn heeft plaatsgevonden.

A
  1. bij overlijden van de verdachte, het ontbreken van een klacht bij een klachtdelict en bij vervolging van een kind dat jonger is dan twaalf jaar.
    ==> Zie Grondtrekken, par 11.2.4 en de daar aangehaalde wetsartikelen. Onjuiste betekening van de dagvaarding leidt tot nietigheid van de dagvaarding en dus niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie en overschrijding van de redelijke termijn leidt tegenwoordig alleen tot strafvermindering en dus evenmin tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
21
Q

Welke stelling over de dagvaarding is onjuist?
1. Het niet melden van omstandigheden in de tll (art. 261 lid 2 Sv) leidt niet tot nietigheid van de dagvaarding.
2. Een dagvaarding kan ook partieel nietig verklaard worden.
3. Als een bestanddeel van een delictsomschrijving in de tll ontbreekt, volgt ontslag van alle rechtsvervolging.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
    ==>
    Mbt 2: Partiële nietigheid: als er meer strafbare feiten op dezelfde tenlastelegging staan, zal het ontbreken van bijv. de plaats waar het feit zou zijn begaan niet leiden tot nietigheid van de gehele dagvaarding, maar alleen nietigheid mbt het ene feit waarvoor de plaats ontbreekt.
22
Q

Welke stelling over de dagvaarding is juist?
1. Na het uitroepen van de zaak, moet de rechter de geldigheid van de betekening van de dagvaarding onderzoeken.
2. Een tenlastelegging die onbegrijpelijk of onduidelijk is, is uitwendig nietig.
3. De lijst van interne eisen van een geldige dagvaarding is: (1) Feit, (2) Tijd, (3) Plaats en (4) Wettelijke voorschriften.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Geen stelling is juist

A
  1. Geen stelling is juist
    ==>
    Mbt 1: Dit moet hij doen alleen als de verdachte (of zijn gevolmachtigde raadsman) niet ter terechtzitting is verschenen (art. 278, eerste lid, Sv).
    Mbt 2: Een tenlastelegging die onbegrijpelijk of onduidelijk is, is INwendig nietig.
    Mbt 3: ook: (5) Omstandigheden.
23
Q

Casus:
Stel dat ter zitting is komen vast te staan dat de verdachte in oktober 2016 twee keer te Groningen een damesfiets heeft gestolen.
De tenlastelegging was ‘dat hij in de maand oktober 2016 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een damesfiets, geheel of ten dele toebehorend aan een ander dan verdachte, heeft weggenomen en dat zijn voornemen tot het plegen van dit feit niet is voltooid door de van zijn wil onafhankelijke omstandigheid dat (…)’.

Is de tll geldig of nietig?
1. Geldig
2. Nietig want onbegrijpelijk.
3. Nietig want onduidelijk.
4. Nietig want innerlijk tegenstrijdig.

A
  1. Nietig want innerlijk tegenstrijdig.
    ==>
    Eerst wordt hier gesteld dat de verdachte de fiets heeft weggenomen, maar vervolgens wordt gesteld dat hij de fiets poogde weg te nemen, want zijn voornemen tot het plegen van dit feit was niet voltooid door (…). Het is óf het één, een voltooid delict, óf het ander, poging tot diefstal. Dat maakt deze tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig.
24
Q

Mag de OvJ opnieuw vervolgen nadat de rechter de dagvaarding nietig heeft verklaard?
1. Ja, de OvJ mag het na een rechterlijke uitspraak altijd opnieuw proberen.
2. Ja, er is nog niet inhoudelijk over de zaak beslist.
3. Nee, als de rechter eenmaal heeft gesproken, is het afgelopen.
4. Nee, dat zou te bezwaarlijk voor de verdachte zijn, die dan tweemaal zou worden vervolgd en berecht.

A
  1. Ja, er is nog niet inhoudelijk over de zaak beslist.
    ==>
    Na een art. 348 Sv-beslissing mag de OvJ wel opnieuw vervolgen, maar niet na een art. 350 Sv-beslissing.
    Als de rechter de dagvaarding nietig heeft verklaard (aan art. 348 Sv-beslissing) is er nog niet inhoudelijk over de zaak beslist en staat artikel 68 Sr (ne bis in idem) een nieuwe vervolging niet in de weg.
25
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Vanwege de grondslagleer, mag de rechter alleen bewezenverklaarde feiten ten laste leggen. Deze leer geldt in het gehele proces van het onderzoek ter terechtzitting, en is van belang voor de materiële vragen en voor de formele vragen.
2. Nav kritiek op de grondslagleer, is aan het OM ruimere bevoegdheid gegeven te vorderen dat de tenlastelegging wordt gewijzigd (art. 313 Sv). Wijzigingen zijn echter alleen toegestaan zolang de tll nog steeds gaat over hetzelfde feit.
3. Stel Jan is vervolgd voor strafbaar feit 1. Nu bleek dat hij tegelijk ook strafbaar feit 2 heeft gepleegd. Wanneer de twee strafbepalingen verschillende rechtsgoederen beschermen, en een ander strafmaximum hebben, staat het ne bis in idem beginsel niet in de weg van vervolging.
4. Bij de beoordeling of een wijziging van de tll is toegestaan geldt dat indien het OM niet opnieuw mag vervolgen (op basis van art. 68 Sr), mag de vordering tot het wijzigen van de tll worden toegewezen. Als jet wel opnieuw mag vervolgen, moet die vordering worden afgewezen.

A
  1. Vanwege de grondslagleer, mag de rechter alleen bewezenverklaarde feiten ten laste leggen. Deze leer geldt in het gehele proces van het onderzoek ter terechtzitting, en is van belang voor de materiële vragen en voor de formele vragen.
    ==>
    Het geldt niet in het GEHELE proces. Het mogen wijzigen van de tll is een principiële uitzondering op de grondslagleer: we moeten kijken naar het werkelijk gebeurde, dat aanleiding gaf tot het opstellen van de tll (en dus niet naar de tekst van de tll).
    ==>
    Mbt 1: Het is van belang voor de bewijsvraag (materiële vragen) en de formele vragen (welke rechter is bevoegd, kan afhankelijk zijn van de plaats van het delict).
26
Q

Casus:
Stel dat ter zitting is komen vast te staan dat de verdachte in oktober 2016 twee keer te Groningen een damesfiets heeft gestolen.
De tenlastelegging was ‘dat hij in de maand oktober 2016 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets, geheel of ten dele toebehorend aan een ander dan verdachte’.

Is de tll geldig of nietig?
1. Geldig
2. Nietig want onbegrijpelijk.
3. Nietig want onduidelijk.
4. Nietig want innerlijk tegenstrijdig.

A
  1. Nietig want onduidelijk.

==>
Niet duidelijk is tegen welke van de twee diefstallen de verdachte zich nu precies moet verdedigen.

27
Q

Welke stelling over de dagvaarding is onjuist?
1. De ten laste legging moet specifiek genoeg zijn zodat de verdediging weet waarop men zich moet verdedigen
2. De ten laste legging moet algemeen genoeg zijn om niet met vrijspraak te eindigen als het net anders blijkt te zijn.
3. De wettelijke delictsomschrijving is niet geldig als het in strijd met norm van hoger recht is, of als het pas intrad nadat het delict is gepleegd.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
28
Q

Jan woont in Amsterdam, and heeft zich in Utrecht schuldig gemaakt aan een misdrijf. Waar zal hij worden vervolgd?
1. In Amsterdam
2. In Utrecht
3. De OvJ mag kiezen tussen Amsterdam en Utrecht
4. De OvJ mag kiezen tussen alle rechtbanken

A
  1. De OvJ mag kiezen tussen Amsterdam en Utrecht
29
Q

Welke stelling over de bevoegdheid van de rechter is onjuist?
1. Absolute competentie gaat over de vraag welk soort rechter bevoegd is. De regels hiervoor staan in de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) en het Wetboek van Strafvordering. In de regel is de rechtbank in eerste aanleg is bevoegd bij alle strafbare feiten, behoudens uitzonderingen.
2. Als een zaak is aangebracht bij de verkeerde rechter binnen hetzelfde gerecht, zal de rechter zich niet onbevoegd verklaren, maar verwijzen naar de wel bevoegde rechter binnen hetzelfde gerecht. Als de zaak is aangebracht bij een verkeerd gerecht, zal de rechter zich onbevoegd verklaren.
3. De politierechter behandelt overtredingen en weinig complexe en lichte misdrijven, met maximaal gevangenisstraf van 1 jaar. Het OM mag echter alle zaken die door een meervoudige kamer mogen worden afgedaan, ook voor de politierechter te brengen, indien de zaak bewijstechnisch eenvoudig van aard is.
4. Bij Relatieve competentie gaat het om een geografische kwestie: welk arrondissement (Amsterdam, Midden-Nederland, etc), en dus welk rechtsgebied van de rechtbank is bevoegd. Soms zijn meerdere rechtbanken bevoegd, op basis van pleegplaats of woonplaats van de verdachte. De OvJ kan kiezen. Bepalend voor de pleegplaats is de plaats zoals staat in de tll.

A
  1. De politierechter behandelt overtredingen en weinig complexe en lichte misdrijven, met maximaal gevangenisstraf van 1 jaar. Het OM mag echter alle zaken die door een meervoudige kamer mogen worden afgedaan, ook voor de politierechter te brengen, indien de zaak bewijstechnisch eenvoudig van aard is.
    ==> De kantonrechter behandelt overtredingen, niet de politierechter. Verder is dit antwoord correct.
30
Q

Welke stelling over niet-ontvankelijkheid van het OM is onjuist?
1. Niet-ontvankelijkheid van het OM kan gaan om technische beletselen of om materiële zaken.
2. Als de verdediging zegt dat de verdachte is overleden, en uit onderzoek blijkt dat dit correct is, dan volgt niet-ontvankelijkheid van het OM.
3. Niet-ontvankelijkheid van het OM volgt wanneer sprake is van doelbewust fout handelen van het OM.
4. Iemand werd vervolgd voor het houden van een bijzonder kleine hoeveelheid drugs. Volgens de richtlijnen van het OM moet dan niet worden overgegaan tot vervolging. Als het OM toch vervolgt, zal dit leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM.
5. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
    ==>
    Mbt 4:
    Strijd met beginselen van goede procesorde, zoals fair play, vertrouwensbeginsel (het OM hanteert richtlijnen voor strafzaken). Bijv. iemand werd vervolgd voor het houden van een bijzonder kleine hoeveelheid drugs. Volgens de richtlijnen van het OM moet dan niet worden overgegaan tot vervolging. Als het OM toch vervolgt, dan kan er sprake zijn van breuk op het vertrouwensbeginsel (want de richtlijnen zijn eigen beleid van het OM).
31
Q

Casus: Een verdachte wordt door de officier van justitie vervolgd voor smaad (art. 261 Sr). Tijdens het onderzoekt ter terechtzitting merkt de rechter op dat uit het dossier niet blijkt dat er een klacht is ingediend. Art. 261 Sr is volgens art. 269 Sr een klachtdelict, wat wil zeggen dat zo’n delict alleen vervolgd mag worden als er een klacht is ingediend. De officier geeft toe dat dit hem is ontgaan dat er in de zaak nog geen klacht is ingediend. Het ontbreken van de klacht is een beletsel voor de vervolging. De rechter blijkt hierdoor steken bij de derde vraag van art. 348 Sv.
Einduitspraak: niet-ontvankelijk van de officier van justitie.
Mag het OM opnieuw vervolgen?
1. Ja
2. Nee

A
  1. Ja
    ==>
    Omdat de rechter niet is toegekomen aan de vragen van art. 350 Sv en nog niet heeft beslist over het feit, kan de officier de zaak met een nieuwe dagvaarding opnieuw bij de rechter aanbrengen (liefst nadat hij ervoor zorgde dat een klacht is ingediend).
32
Q

Welke stelling mbt de dagvaarding is onjuist?
1. Het feit dat in de tenlastelegging genoemd wordt, bevat zowel feitelijke als ook juridische termen, en moet specifiek, duidelijk en consistent zijn.
2. Een dagvaarding met onjuiste tijd is niet in strijd met art. 261 Sv, en de OvJ kan bij vergissing de tijd later laten wijzigen (art. 313 Sv).
3. Als er geen plaats wordt vermeld is de dagvaarding nietig.
4. Art. 261 Sv eist dat de tenlastelegging de wettelijke voorschriften bevat. Maar als het wettelijke voorschrift niet is genoemd, dan leidt dit niet tot nietigheid van de dagvaarding.
5. Alle stellingen zijn juist

A
  1. Alle stellingen zijn juist
    ==>
    Mbt 2: idd niet in strijd want art. 261 Sv eist de vermelding van één feit, niet de juiste tijd.
33
Q

Welke stelling over niet ontvankelijkheid van het OM is onjuist?
1. Als de verdachte heeft voldaan aan alle voorwaarden die bij een transactie zijn overeengekomen voor het strafbaar gestelde feit, is de OvJ niet-ontvankelijk.
2. Het OM kan niet-ontvankelijk zijn wegens het verrichten of nalaten van bepaalde acties van strafprocesrechtelijke aard, bijvoorbeeld (1) er is een kennisgeving van niet verdere vervolging uitgebracht; of (2) de rechtbank heeft verklaard dat de zaak is geëindigd.
3. Als de verdachte een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen, die ook volledig ten uitvoer is gelegd, en nu wordt vervolgd voor hetzelfde feit, is de OvJ niet-ontvankelijk.
4. Alle stellingen zijn juist

A
  1. Alle stellingen zijn juist
34
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Als er in de ten laste legging geen plaats staat vermeld, is de dagvaarding nietig.
2. Als er in de ten laste legging een onjuiste plaats staat vermeld, volgt vrijspraak.
3. Als er in de ten laste legging een onduidelijke plaats staat vermeld, is de dagvaarding nietig.
4. Geen stelling is onjuist.

A
  1. Geen stelling is onjuist.
    ==>
    Mbt 2: vrijspraak, omdat het niet bewezen kan worden
35
Q

James wordt gedagvaard ter zake van diefstal. Hem is tenlastegelegd dat:
‘hij op 15 oktober 2017 in Maastricht een boek toebehorende aan de Hema, althans aan een ander dan de verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening’
Tijdens de zitting komt naar voren dat het feit niet in Maastricht is gebeurd, maar in Sittard. De raadsman stelt daarom dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard nu er in de tenlastelegging een onjuiste plaats wordt genoemd. Heeft de raadsman gelijk?
1. Ja, er wordt niet voldaan aan de eisen genoemd in art. 261 Sv.
2. Ja, want de verdachte kan zich nu niet goed verdedigen tegen het verwijt van de OvJ.
3. Nee, er wordt immers een plaats genoemd.
4. Nee, want de rechter kan de plaats Maastricht wijzigen in Sittard.

A
  1. Nee, er wordt immers een plaats genoemd.
    ==>
    Art. 261 Sv vereist dat een plaats wordt genoemd, niet dat de juiste plaats wordt genoemd. Op grond van deze tenlastelegging zal de rechter tot vrijspraak komen: het tenlastegelegde feit zal immers niet bewezen kunnen worden.
    Zie beslissingsmodel 348/350 Sv, par 2.1.1.3.
36
Q

Stel dat ter zitting is komen vast te staan dat de verdachte in oktober 2016 twee keer te Groningen een damesfiets heeft gestolen. De tenlastelegging is ‘dat hij in de maand oktober 2016 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets, geheel of ten dele toebehorend aan een ander dan verdachte’.
Is deze tll geldig of nietig?
1. geldig
2. nietig want onduidelijk
3. nietig want onbegrijpelijk
4. nietig om een andere reden

A
  1. nietig want onduidelijk
    ==> De tll is nietig want het is onduidelijk. Niet duidelijk is tegen welke van de twee diefstallen de verdachte zich nu precies moet verdedigen.
37
Q

De rechter moet … (vul in) types vragen beantwoorden na afloop van het onderzoek ter terechtzitting: … (vul in) en …. Bij de … draait het om … kwesties. De rechter kan een zaak niet … behandelen als er … belemmeringen bestaan. Als is vastgesteld dat aan alle … eisen is voldaan, zal hij aan de … vragen kunnen toekomen.
1. twee… wettelijke vragen… inhoudelijke vragen… wettelijke vragen… wetstechnische… inhoudelijk… wettelijke… wettelijke… inhoudelijke
2. twee… formele vragen … materiële vragen… formele vragen… procedurele… inhoudelijk… procedurele… procedurele… materiële
3. drie… wettelijke vragen, inhoudelijke vragen… de straftoemetingsvraag… wettelijke vragen… wetstechnische… inhoudelijk… wettelijke… wettelijke… inhoudelijke
4. drie… formele vragen, materiële vragen… de straftoemetingsvraag… formele vragen… procedurele… inhoudelijk… procedurele… procedurele… materiële

A
  1. drie… formele vragen, materiële vragen… de straftoemetingsvraag… formele vragen… procedurele… inhoudelijk… procedurele… procedurele… materiële