LE15 Flashcards
De vragen van art. 348 Sv
Welke stelling is juist?
A - De grondslagleer is te vinden in art. 348 Sv.
B - De grondslagleer is te vinden in art. 350 Sv.
Antwoorden:
1. Alleen stelling A is juist
2. Alleen stelling B is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist
- Beide stellingen zijn juist
Als in de tll een verkeerde plaats staat, volgt… (vul in). Als in de tll een onduidelijke plaats staat, volgt… (vul in).
1. niet ontvankelijkheid van het OM… nietigheid van de dagvaarding
2. nietigheid van de dagvaarding… niet ontvankelijkheid van het OM
3. nietigheid van de dagvaarding… vernietiging van de dagvaarding
4. vrijspraak… nietigheid van de dagvaarding
- vrijspraak… nietigheid van de dagvaarding
Als in de tll een verkeerde plaats staat, volgt vrijspraak, omdat het niet bewezen kan worden.
Dus:
* Onduidelijke plaats nietigheid van de dagvaarding
* Onjuiste plaats vrijspraak
Echter de tll kan nog tijdens het proces aangepast worden. Dus een oplettende OvJ zal dit laten corrigeren.
Casus:
Stel dat ter zitting is komen vast te staan dat de verdachte in oktober 2016 twee keer te Groningen een damesfiets heeft gestolen.
De tenlastelegging was ‘dat hij in de maand oktober 2016 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een damesfiets, geheel of ten dele toebehorend aan een ander dan verdachte’.
Is de tll geldig of nietig?
1. Geldig
2. Nietig want onbegrijpelijk.
3. Nietig want onduidelijk.
4. Nietig want innerlijk tegenstrijdig.
- Nietig want onbegrijpelijk.
==> Er is een stukje weggevallen (te weten ‘heeft weggenomen’), waardoor de tenlastelegging niet begrijpelijk is.
Welke einduitspraken zijn er mogelijk? (+acronym)
NRO SVOV (art. 349 lid 1, 351 en 352 Sv)
Nietigheid van de dagvaarding
onbevoegdheid van de Rechter
niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie
Schorsing van de vervolging
Vrijspraak
Ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR)
Veroordeling (dit begrip wordt niet gebruikt in de wettelijke regeling mbt het beslissingsschema)
De OvJ krijgt een dossier van Anja van V. onder ogen, waaruit blijkt dat zij op 3 april 2016 is aangehouden en verhoord vanwege een winkeldiefstal (Anja had een flesje parfum gestolen bij de Etos). Hij besluit haar hiervoor te vervolgen. Terwijl hij het dossier doorspit, komt hij ook nog een oud proces-verbaal d.d. 15 maart 2009 tegen ter zake van naaktzwemmen op een daarvoor niet bestemde plaats (art. 430a Sr). Anja is hier nooit voor vervolgd en de OvJ – efficiënt als hij is – zet het naaktzwemmen daarom ook maar op de dagvaarding, waarin hij – kort weergegeven – Anja oproept om op 8 juni 2016 voor de politierechter te Amsterdam te verschijnen ter zake van bovengenoemde feiten. Ter zitting bekent Anja alles en de rechter acht het overtuigend en wettelijk bewezen dat ze zich schuldig heeft gemaakt aan de winkeldiefstal en het naaktzwemmen.
Wat moet in dit geval de einduitspraak van de rechter zijn?
1. Nietigheid van de dagvaarding voor het naaktzwemmen, veroordeling voor de winkeldiefstal.
2. Onbevoegdheid van de rechter voor beide feiten.
3. Niet-ontvankelijkheid van de OvJ voor beide feiten.
4. Niet-ontvankelijkheid van de OvJ voor het naaktzwemmen, veroordeling voor de winkeldiefstal.
- Niet-ontvankelijkheid van de OvJ voor het naaktzwemmen, veroordeling voor de winkeldiefstal.
==>
Voor de winkeldiefstal kan de rechter Anja veroordelen, mits het bewezenverklaarde gekwalificeerd kan worden als winkeldiefstal.
Ten aanzien van het naaktzwemmen zal de rechter moeten constateren dat het feit reeds verjaard is (overtredingen verjaren na drie jaar ex art. 70, eerste lid, onder 1, Sr). Dit is een vervolgingsbeletsel en dus zal ten aanzien van het naaktzwemmen de OvJ niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
Zie Grondtrekken, par. 11.2.4.
Welke stelling over de bevoegdheid van de rechter is onjuist?
1. Bij overtredingen en bij misdrijven waarvoor geen gevangenisstraf is gesteld is de kantonrechter bevoegd.
2. Bij een overtreding die via een samengestelde tll in combinatie met een misdrijf wordt vervolgd, is de meervoudige kamer/politierechter bevoegd.
3. Bij een cumulatieve tll is het mogelijk om de overtreding apart te behandelen door de kantoorrechter, en het misdrijf door de meervoudige kamer/politierechter.
4. Bij een primair-subsidiaire tll, waarbij één feit een overtreding is en één feit een misdrijf, is het niet mogelijk om de feiten op te splitsen zodanig dat de kantonrechter re overtreding behandelt, en de politierechter het misdrijf behandelt.
- Bij overtredingen en bij misdrijven waarvoor geen gevangenisstraf is gesteld is de kantonrechter bevoegd.
==>
Moet zijn: - Bij overtredingen is de kantonrechter bevoegd.
Indien op hetzelfde moment in 4 plaatsen een vervolging wordt ingesteld voor hetzelfde strafbare feit, wie heeft dan de relatieve competentie?
1. Het rechtsgebied waar verdachte woont of verblijft.
2. Het rechtsgebied waar verdachte zich bevindt.
3. Het rechtsgebied waar verdachte het laatst woonde of verbleef.
4. Het rechtsgebied waar tegen verdachte al een vervolging aanhangig is.
- Het rechtsgebied waar verdachte woont of verblijft.
==>
Volgens art. 2-6 Sv geldt deze volgorde in het geval van gelijktijdige vervolging: - Het rechtsgebied waar het feit is begaan.
- Het rechtsgebied waar verdachte woont of verblijft.
- Het rechtsgebied waar verdachte zich bevindt.
- Het rechtsgebied waar verdachte het laatst woonde of verbleef.
- Het rechtsgebied waar tegen verdachte al een vervolging aanhangig is.
- Het rechtsgebied dat grenst aan zee of de rechter te Amsterdam, indien het feit op zee is gepleegd.
- De rechter te Amsterdam, Oost-Brabant, Overijssel en Rotterdam, als het landelijk parket met de vervolging is belast.
- De rechter te Amsterdam, Oost-Brabant, Overijssel en Rotterdam, als het functioneel parket met de vervolging is belast.
Na niet-ontvankelijkheid van het OM ivm schending van de goede procesorde…
1. Mag en zal het OM opnieuw dagvaarden
2. Mag het OM niet opnieuw dagvaarden vanwege ne bis in idem
3. Mag het OM opnieuw dagvaarden, maar dat heeft geen zin.
4. Geen van deze antwoorden is juist.
- Mag het OM opnieuw dagvaarden, maar dat heeft geen zin.
==>
Na niet-ontvankelijkheid van het OM ivm schending van de goede procesorde, zal het OM niet opnieuw dagvaarden.
* Iemand kan niet 2 keer worden berecht voor hetzelfde (ne bis in idem)
* Maar ne bis in idem betreft situaties waarin de zaak inhoudelijk is behandeld.
* Echter: de feiten dit tot niet-ontvankelijkheid hebben geleid zijn niet veranderd (het OM schond de rechten van de verdachte opzettelijk).
* Dus technisch mag je opnieuw dagvaarden, maar in de praktijk gebeurt het niet want het heeft geen zin; het gaat weer leiden tot niet ontvankelijkheid.
Klopt onderstaande stelling?
Bij de 3e vraag van art. 350 Sv gaat het om de vraag of het strafbare feit strafbaar is, en of de verdachte strafbaar is.
1. Juist
2. Onjuist
- Juist
Welke stelling is onjuist?
1. De grondslagleer is niet doorslaggevend bij de ontvankelijkheid van de officier van justitie.
2. Als wederrechtelijkheid een bestanddeel is van de delictsomschrijving en ten laste is gelegd, en bij de zitting blijkt de wederrechtelijkheid weg te vallen, volgt vrijspraak.
3. Als het strafbare feit een overtreding is die 4 jaar geleden heeft plaatsgevonden, is de OvJ niet ontvankelijk.
4. Als het feit ter vervolging is overgedragen aan een ander land, is de OvJ niet ontvankelijk.
5. Als de verdachte nog geen 12 jaar was toen hij het feit beging, is er sprake van ontslag van alle rechtsvervolging.
- Als de verdachte was nog geen 12 jaar toen hij het feit beging, is er sprake van ontslag van alle rechtsvervolging.
==> Dit is een vervolgingsbeletsel, dus er volgt niet-ontvankelijkheid van het OM.
==>
Mbt 1: Doorslaggevend is wat er daadwerkelijk gebeurde; niet de grondslagleer.
Mbt 3: Overtredingen verjaren na drie jaar ex art. 70, eerste lid, onder 1, Sr
Wat is een functie van de dagvaarding?
1. Oproepingsfunctie (uitwendige geldigheid)
2. Oproepingsfunctie
(inwendige geldigheid)
3. Duidelijkheid over het verwijt
4. 1+3
5. 2+3
- 1+3
==>
* Oproepingsfunctie (uitwendige geldigheid): alleen van belang als iemand niet verschijnt. Als iemand er is, dan hoeft niet gekeken te worden naar hoe hij is opgeroepen.
* Duidelijkheid over het verwijt (inwendige geldigheid): art. 261 Sv.
Welke stelling is onjuist?
1. Als het OM de beginselen van een behoorlijke procesorde dermate schendt, dat er sprake is van een onherstelbare inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling, zal het OM niet ontvankelijk zijn, en mag het OM niet opnieuw vervolgen, wegens ne bis in idem.
2. Als het OM het beleid heeft om in geval X niet te vervolgen, maar Jan wordt in geval X wel vervolgd, is er sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel.
3. Een van de beginselen van behoorlijke procesorde is het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging. De rechter toetst dit alleen op willekeur.
4. Alle stellingen zijn onjuist.
- Als het OM de beginselen van een behoorlijke procesorde dermate schendt, dat er sprake is van een onherstelbare inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling, zal het OM niet ontvankelijk zijn, en mag het OM niet opnieuw vervolgen, wegens ne bis in idem.
==> Het OM zal niet opnieuw vervolgen, maar niet vanwege ne bis in idem.
Op zich mag het OM opnieuw vervolgen maar de rechter zal het OM opnieuw niet ontvankelijk verklaren want er was sprake van onherstelbare inbreuk. En dus heeft het opnieuw vervolgen geen zin.
Welke stelling is onjuist?
1. De materiële vragen geven het antwoord op de vraag of de verdachte een strafbaar feit heeft begaan.
2. Belangrijke verschillen tussen vrijspraak en ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR) zijn: (1) Bij OVAR kan de verdachte TBS opgelegd krijgen en bij vrijspraak niet; (2) De verdachte kan tegen OVAR hoger beroep aantekenen; bij vrijspraak is hoger beroep niet mogelijk.
3. Het ne bis in idem (art. 68 Sr) geldt alleen na een einduitspraak met een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Is er een einduitspraak nadat alleen formele vragen zijn beantwoord, dan is vervolging opnieuw mogelijk.
4. Bij de terechtzitting blijkt dat de verdachte twee dagen voor de zitting is overleden. Dit leidt tot de einduitspraak ‘niet-ontvankelijkheid officier van justitie’. Het OM kan niet opnieuw vervolgen (art. 68 Sr).
- Bij de ter terechtzitting blijkt dat de verdachte twee dagen voor de zitting is overleden. Dit leidt tot de einduitspraak ‘niet-ontvankelijkheid officier van justitie’. Het OM kan niet opnieuw vervolgen (art. 68 Sr).
==>
De officier van justitie zou nu, theoretisch gezien, een nieuwe vervolging kunnen starten. Art. 68 Sr verzet zich daartegen niet. De officier zal echter bij een nieuwe vervolging van de overleden verdachte opnieuw tegen zjin eigen niet- ontvankelijkheid aanlopen.
Welke uitspraak moet de rechter geven op een tenlastelegging die luidt: ‘dat hij op 4 december 2016 te Heerenveen P. Jacobs heeft mishandeld (art. 300 Sr)’?. Ga ervan uit dat er in beginsel voldoende bewijsmiddelen aanwezig zijn in het dossier.
1. Nietigheid van de dagvaarding.
2. Niet ontvankelijkheid van het OM
3. Vrijspraak
4. Veroordeling
- Nietigheid van de dagvaarding.
==>
Art. 261 Sv eist een opgave van het feit, hetgeen betekent een feitelijke en niet uitsluitend kwalificatieve omschrijving van de beschuldiging. Mishandeling is een louter kwalificatieve en onvoldoende feitelijke omschrijving. De tenlastelegging moet de concrete gedraging feitelijk omschrijving (slaan, schoppen, bijten, etc.) en bovendien aangeven of hierdoor pijn of letsel is veroorzaakt.
Zie ook Grondtrekken, par. 11.2.2. onder ad 1. Feit.
Welke stelling over de dagvaarding is onjuist?
1. Het doel van de betekeningsvoorschriften is dat de dagvaarding de verdachte bereikt. De verdachte moet zo veel mogelijk zelf de dagvaarding in handen krijgen. Ook wanneer de dagvaarding niet persoonlijk aan de verdachte wordt uitgereikt, kan de betekening rechtsgeldig zijn.
2. Als de naam van de verdachte in de dagvaarding ontbreekt, is de dagvaarding altijd nietig.
3. Als informatie over rechten van de verdachte mbt getuigen, bezwaar enz in de dagvaarding ontbreekt, leidt dit vaak niet tot nietigheid.
4. Het niet juist in de oproeping aanduiden van het adres van de terechtzitting leidt tot nietigheid, maar niet als de verdachte toch verschijnt.
- Als de naam van de verdachte in de dagvaarding ontbreekt, is de dagvaarding altijd nietig.
==>
In principe wel maar niet altijd
* Als naam onbekend is: een signalement, een foto of een vingerafdruk.
* Beslissend is dat voor de verdachte én voor de rechter duidelijk is wie in de dagvaarding wordt bedoeld.
==> Mbt 3: Informatie over rechten mbt getuigen, bezwaar enz staat in de regel al in voorgedrukte vorm op de dagvaarding, zodat verzuim niet vaan voorkomt. Als dat toch ontbreekt, leidt dit niet vaak tot nietigheid; de informatie kan vooralsnog worden verstrekt, evt. met schorsing van het onderzoek ter zitting.