La visite chez le pédiatre exercices Flashcards

1
Q

Rilt hij?

A

Frissonne-t-il?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Heeft uw kind stuipen?

A

Votre enfant, a-t-il des convulsions?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Heeft uw dochter het bewustzijn verloren?

A

Votre fille, a-t-elle perdu connaissance?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Heeft ze hoestbuien?

A

A-t-elle des quintes de toux?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is hij buiten adem?

A

Est-il hors d’haleine?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Heeft de baby een piepende ademhaling?

A

Est-ce que le bébé a une respiration sifflante?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Heeft ze een lopende neus?

A

A-t-elle le nez qui coule?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Niest hij veelvuldig?

A

Eternue-t-il fréquemment?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Braakt hij?

A

Vomit-il?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Heeft uw kleinkind evenwichtsstoornissen?

A

Votre petit-enfant, a-t-il des problèmes d’équilibre?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Slaapt uw zoontje gemakkelijk in?

A

Votre fils s’endort facilemment?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Weent hij zoveel?

A

Est-ce qu’il pleure tant?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geeft u uw kind borstvoeding?

A

Allaitez-vous votre enfant?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Komt ze goed bij?

A

La prise de poids, est-elle bonne?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoeveel flesjes drinkt uw zoontje per dag?

A

Combien de biberons boit votre fils par jour?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe is zijn groeicurve?

A

Comment est sa courbe de croissance?

17
Q

Heeft u een moeilijke bevalling gehad?

A

Avez-vous eu un accouchement difficile?

18
Q

Is de zwangerschap goed verlopen?

A

La grossessse, est-elle bien passée?

19
Q

Is de baby te vroeg geboren?

A

Le bébé est né avant terme?

20
Q

Hoe lang zuigt de baby als u hem aanlegt?

A

Combien de temps tête le bébé quand vous le mettez au sein?

21
Q

Heeft ze oprispingen?

A

A-t-elle des régurgitations?

22
Q

Op welke leeftijd heeft ze haar eerste pasjes gezet?

A

A quel âge a-t-elle fait ses premiers pas?

23
Q

Op welke leeftijd kon hij alleen zitten?

A

A quel âge pouvait-il se tenir seul?

24
Q

Heeft uw dochtertje ergens pijn?

A

Votre fille, a-t-elle mal quelque part?

25
Q

Is het een slijmerige of een droge hoest?

A

Est-ce un toux grasse ou une toux sèche?

26
Q

Heeft ze niesbuien?

A

A-t-elle des accès d’éternuements?

27
Q

Heeft ze een verstopte neus?

A

A-t-elle le nez bouché?

28
Q

Kriebelt haar neus?

A

Est-ce que le nez lui chatouille?

29
Q

Hoe is de eetlust van uw kind?

A

Comment est l’appétit de votre enfant?

30
Q

Speelt ze of is ze eerder lusteloos?

A

Joue-t-elle ou est-elle plutôt apathique?