La visite chez l'ophtalmologue Flashcards
een oog
de ogen
un oeil
les yeux
het ooglid
la paupière
het bovenste ooglid
la paupière supérieure
het onderste ooglid
la paupière inférieure
de wimper
le cil
de wenkbrauw
le sourcil
de bril
les lunettes
de leesbril
les lunettes de lecture
de zonnebril
les lunettes solaires
de contactlenzen
les lentilles de contact
een bril dragen
lenzen dragen
porter des lunettes
porter des lentilles
zijn bril opzetten
zijn lenzen aandoen
mettre ses lunettes
mettre ses lentilles
zien
voir
van dichtbij zien
voir de près
van ver zien
voir de loin
slecht zien
voir mal
in het donker zien
voir dans le noir
het zicht
la vue
la vision
een troebel zicht
une vue troublée
une vision troublée
wazig zien
voir flou
een wazig beeld
une image floue
achteruitgaan/verslechteren
se dégrader
s’aggraver
mijn zicht gaat achteruit
ma vue se dégrade
ma vue s’aggrave
blind
aveugle
verblind zijn
être aveuglé
de blindheid
la cécité
scheelzien
loucher
kleurenblind zijn
être daltonien
gevoelig zijn voor licht
être sensible à la lumière
het licht verdragen
supporter la lumière