Expression de 3A Flashcards
ik woon in Hasselt
j’habite à Hasselt
mijn moeder ligt in het ziekenhuis
ma mère est à l’hôpital
het is in het oosten
c’est à l’est
in de straat
dans la rue
hij is in de trein gestapt
il est monté dans le train
je moet luisteren in de klas
il faut écouter en classe
ben je naar de stad gegaan?
es-tu allé en villé?
ik woon in een rustige straat
j’habite dans une rue tranquille
ik woon in de Molenstraat
j’habite Rue du Moulin
ik woon op de Marktplaats 5
j’habite 5, place du Marché
ik ga naar de dokter
je viens chez le docteur
ik kom van het station
je viens de la gare
ik kom de bank uit
je sors de la banque
ik kom van bij mijn vriend
je viens de chez mon ami
ik ga buiten bij mijn tante
je sors de chez ma tante
doorheen de muur
à travers le mur
rondom de tafel
autour de la table
aan deze kant van
de ce côté de
aan beide kanten van
des deux côtés de
tot daar
jusque-là
tot hier
jusqu’ici
tot op de hoek
jusqu’au coin
tot aan het raam
jusqu’à la fenêtre
langs de rivier
le long de la rivière
van voren
par-devant
van achter
par-derrière
op de grond
par terre
vertrekken naar
partir pour
de trein nemen naar
prendre le train pour
aan zee
au bord de la mer