Expression de 4B Flashcards

1
Q

de hoofdverpleegkundige doet alles voor het welzijn van de patiënt

A

L’infirmier en chef fait tout pour le bien-être des patients

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zij doet alles opdat de patiënt zich op zijn gemak zou voelen

A

Elle fait tout pour que / afin que le patient se sente à l’aise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doe het om haar een plezier te doen

A

Fais-le pour lui faire plaisir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kom hier, dat ik je glas vul

A

Viens ici que je remplisse ton verre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Laten we hem inlichten om achteraf geen problemen te hebben.

A

Informons-le pour ne pas avoir de problèmes après

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

We doen alles opdat onze collega’s tevreden zouden zijn.

A

Nous faisons tout pour que nos collègues soient contents

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De medisch secretaresse doet alles om het administratief werk van de arts te verlichten

A

La secrétaire médicale fait tout pour alléger le travail administratif du
médecin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eet licht met het oog op je operatie

A

Mange léger en vue de ton opération

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ze doet haar stage in Wallonië met het doel haar beheersing van het Frans te verbeteren

A

Elle fait son stage en Wallonie dans le but d’améliorer sa maîtrise du français.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ten einde hun internationale positie te verzekeren, zagen ze zich verplicht deze
dienst te sluiten.

A

Afin d’assurer leur position internationale, ils se sont vus obligés de fermer ce
service.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Door de mist was de luchthaven gesloten

A

A cause du brouillard l’aéroport était fermé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik ben genezen dankzij uw hulp

A

je suis guérie grâce à votre aide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gezien zijn leeftijd zal de man aan huis verzorgd worden.

A

Vu son âge, l’homme sera soigné à domicile.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik heb mijn been gebroken omdat ik over een bananenschil uitgegleden ben.

A

Je me suis cassé la jambe parce que j’ai glissé sur une peau de banane

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vermits hij morgen aankomt, moeten we zijn kamer in orde brengen

A

Puisqu’il arrivera demain, nous devons arranger sa chambre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de reorganisatie van het secretariaatis geslaagd want iedereen is tevreden

A

La réorganisation du secrétariat est réussie car tout le monde est content.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Aangezien u de medicatie kent, hoef ik de dosering niet meer uit te leggen.

A

Vu que vous connaissez la médication, je ne dois plus vous expliquer le dosage.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De dokter is boos omdat je weer te laat was deze morgen.

A

Le docteur est fâché parce que tu es encore/de nouveau arrivé en retard ce matin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Vermits we niets ontvangen hebben, kunnen we ook niet reageren.

A

Comme/ Puisque nous n’avons rien reçu, nous ne pouvons pas réagir non plus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hij is ziek en dus kan hij niet komen.

A

Il est malade , il ne pourra pas venir.

21
Q

Kom hier dat ik je omhels.

A

Viens ici que je t’embrasse.

22
Q

Teneinde alle misverstanden te voorkomen, zal ik de data nog eens herhalen.

A

Afin d’éviter tout malentendu je répèterai encore une fois les dates.

23
Q

Hij heeft hard gewerkt om ons te helpen.

A

Il a travaillé du pour nous aider

24
Q

Kom eens hier, dat ik je laat zien hoe het moet.

A

Viens ici que je te montre comment il faut le faire

25
Q

Ik heb het gezegd om haar te waarschuwen.

A

Je l’ai dit pour l’avertir

26
Q

Wat moeten we doen opdat ze zich hier goed voelt?

A

Que devons-nous faire pour qu’elle se sente bien?

27
Q

Ze betogen om betere arbeidsvoorwaarden te krijgen.

A

Ils manifestent pour obtenir de meilleures conditions de travail.

28
Q

Ze doen alles voor het comfort van de opgenomen patiënten.

A

Ils font tout pour le confort des hospitalisés.

29
Q

Noteer zijn telefoonnummer om het zeker niet te vergeten.

A

Notez son numéro de téléphone pour ne certainement pas l’oublier.

30
Q

Zij heeft de griep opgelopen door met zieke mensen om te gaan.

A

Elle a attrapé la grippe en fréquentant des gens malades.

31
Q

Vermits er ijzel is, zullen we niet te hard rijden.

A

Vu qu’il y a du verglas, nous ne roulerons pas trop vite

32
Q

‘t Is niet dat ik kwaad op hem ben, maar ik hou niet van zijn aanpak.

A

Ce n’est pas que je sois fâché(e) contre lui, mais je n’aime pas son approche

33
Q

Aangezien ik niets wist, heb ik ook niets geantwoord.

A

Vu que je ne savais rien, je n’ai rien répondu non plus.

34
Q

Ik heb niets verstaan omwille van al dat lawaai.

A

Je n’ai rien compris à cause de tout ce bruit.

35
Q

Vermits er nog geen donor is, moeten we de ingreep uitstellen.

A

Comme il n’y a pas encore de donneur, nous devons reporter l’intervention

36
Q

Door altijd te weigeren ga je je situatie ook niet verbeteren.

A

En refusant toujours, tu ne vas pas non plus améliorer ta situation.

37
Q

Ik ga niet naar Parijs, niet dat ik geen zin heb, maar het is te duur.

A

Je ne vais pas à Paris, non que je n’aie pas envie, mais c’est trop cher.

38
Q

Zij durven niets zeggen omdat ze bang zijn van hem.

A

Ils n’osent rien dire parce qu’ils ont peur de lui.

39
Q

Wegens het overlijden van haar schoonvader kon ze vandaag niet komen

A

A cause du décès de son beau-père, elle n’a pas pu venir aujourd’hui

40
Q

Dat heb ik om te lachen gezegd.

A

J’ai dit ça pour rire.

41
Q

Koop een koelkast van goede kwaliteit opdat je later geen problemen hebt.

A

Achetez un frigo de bonne qualité pour ne pas avoir de
problèmes plus tard

42
Q

Ze zijn geslaagd dankzij jullie steun.

A

Ils ont réussi grâce à votre soutien.

43
Q

Wat moet ik doen opdat ze rustig zouden worden?

A

Que dois-je faire pour qu’/ afin qu’ils (elles) se calment?

44
Q

Ze heeft die mail gestuurd opdat alle medewerkers op de hoogte zouden zijn.

A

Elle a envoyé ce courriel pour que / afin que tous les collaborateurs soient au courant

45
Q

Ik heb kou gevat door met natte haren naar buiten te gaan.

A

J’ai attrapé un rhume en sortant (avec) les cheveux mouillés.

46
Q

Kom hier dat ik je beter kan zien!

A

Viens ici que je puisse mieux te voir!

47
Q

Wat moeten we doen opdat die bestelling op tijd zou aankomen?

A

Que devons-nous faire pour que cette commande arrive à temps?

48
Q

Aangezien het regent, kan u beter aan de achterkant naar binnen komen.

A

Vu qu’il pleut, vous feriez mieux d’entrer par-derrière

49
Q

Het is niet dat we moe zijn, we vinden het gewoon niet meer leuk.

A

Ce n’est pas que nous soyons fatigués, mais cela ne nous plaît plus.