Expression de 7B Flashcards

1
Q

Ze slikken drugs zonder dat hun ouders het weten

A

Ils prennent des drogues sans que leurs parents le sachent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ze heeft zich handig uit de slag getrokken (=haar plan getrokken)

A

Elle s’est débrouillé habilement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ik heb me verbrand door een hete frituurpan aan te raken

A

Je me suis brûlé en touchant une friteuse brûlante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk gezin heeft er nog geen wasmachine of vaatwasser?

A

Quelle famille n’a pas encore de machine à laver ou lave-vaisselle?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ze is weggelopen zonder ons te bedanken

A

Elle s’en est allée sans nous remercier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ze verwarmen hun huis met aardgas

A

Ils chauffent leur maison au gaz naturel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De man speelt graag schaak, de vrouw speelt klarinet en de kinderen spelen elke dag verstoppertje.

A

Le mari aime jouer aux échecs, la femme joue de la clarinette et les enfants jouent chaque jour à cache-cache

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zouden jullie niet beter met de bus of met de trein komen?

A

Vous ne feriez pas mieux de venir en bus ou en train?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ze is vermagerd door een streng dieet te volgen

A

Elle a maigri en suivant un régime sévère

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Heb je hem met opzet pijn gedaan?

A

Est-ce que tu lui as fait mal à dessein ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Deze uitkering werd hen ten onrechte toegekend

A

Cette allocation leur a été accordée à tort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De dokter van wacht is net hier

A

Le docteur de garde est là

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hij komt op het goede moment

A

Il vient à propos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ze hebben een hartmassage gedaan, tevergeefs helaas

A

Ils ont fait un massage cardiaque, en vain hélas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een gasvuur

A

un feu à gaz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een grasmaaimachine

A

une tondeuse à gazon

17
Q

een surfplank

A

une planche à voile

18
Q

breinaalden

A

des aiguilles à tricoter

19
Q

wasspelden

A

des pinces à linge

20
Q

met een potlood getekend

A

dessiné au crayon

21
Q

met de fiets naar huis gegaan

A

rentré à vélo

22
Q

Hij zou graag vlot Frans spreken

A

Il aimerait bien parler couramment le français

23
Q

We hebben geduldig gewacht maar tevergeefs

A

Nous avons attendu patiemment mais en vain

24
Q

Ik lees de krant terwijl ik ontbijt

A

Je lis le journal en prenant le petit déjeuner

25
Q

Mijn buurvrouw speelt saxofoon en haar zoon speelt tafeltennis

A

Ma voisine joue du saxophone et son fils joue au tennis de table

26
Q

De meerderheid van de studenten komt met de auto naar school en een minderheid komt te voet

A

La majorité des étudiants vient à l’école en voiture et une minorité vient à pied

27
Q

Zij heeft deze afspraak vastgelegd zonder dat de directie het wist

A

Elle a fixé ce rendez-vous sans que la direction le sache

28
Q

Hij heeft een auto-ongeluk gehad : hij was zwaar gekwetst. Sindsdien verplaatst hij zich met de bus of met de trein

A

Il a eu un accident de voiture: il était grièvement blessé. Depuis (ce moment-là) il se déplace en bus ou en train

29
Q

Dankzij heel veel besparingen kunnen ze hun budget in evenwicht houden

A

Grâce à de très nombreuses /A force d’énormes économies, ils peuvent équilibrer leur budget

30
Q

Door aanhoudend dagelijks te trainen heeft hij deze prestatie kunnen leveren

A

En s’entraînant continuellement tous les jours, il a pu
réaliser cette performance

31
Q

Hij spreekt altijd door de neus. Er valt echt niets te lachen!

A

Il parle toujours du nez. Il n’y a vraiment pas de quoi rire

32
Q

Ziehier het nodige om de terugbetaling door de ziekenkas in orde te brengen

A

Voici de quoi afin d’arranger le remboursement par la mutuelle

33
Q

Dat doe ik voor u met plezier, Mevrouw

A

Je le fais volontiers pour vous, Madame

34
Q

Hebt u iets om te schrijven?

A

Aves-vous de quoi écrice

35
Q

Op welke manier zou je hem willen bedanken

A

De quelle façon voudrais-tu le remercier

36
Q

U komt werkelijk op het goede moment, dokter

A

Vous venez vraiment à propos, docteur