La visite chez le chirurgien/l'orthopédiste Flashcards
een operatie ondergaan
subir un opération
het bewustzijn verliezen
perdre connaissance
zich voorover buigen
se pencher en avant
zich naar achteren buigen
se pencher en arrière
zijn hoofd buigen
pencher la tête
stappen
marcher
op zijn hielen stappen
marcher sur les talons
op de tippen van zijn tenen stappen
marcher sur la pointe des pieds
instappen
monter dans (la voiture)
uitstappen
descendre de (la voiture, du train, …)
een afstand afleggen
parcourir une distance
struikelen
trébucher
uitglijden
glisser
breken
se casser
een breuk
une fracture
verzwikken
se tordre, se fouler
een verzwikking
une entorse, une foulure
manken
boîter
strekken
tendre
optillen
soulever
steunen op
s’appuyer sur
zitten
être assis
rechtop blijven staan
rester/être debout