Innate immuniteit 2 (respons) Flashcards

1
Q

innate immuunsysteem respons

A

De respons van het innate immuunsysteem kan je onderverdelen in humoraal en cellulair.

cellulaire effecten: endotheel activatie, parenchym activatie en leukocyt activatie.
ROS, NO, lipiden (prostaglandines), cytokines/chemokines en histamine en serotinine spelen hierbij een rol.

Deze signaalstoffen activeren de humorale effecten.

Humorale effecten (weefselvloeistof en serum): 
De humorale mediatoren activeren plasma enzym cascades zoals stolling, fibrinolyse, kinine en complement.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

complement eiwitten

A

Zijn eiwitten die de functie completeren van een ander eiwit (hier antistof) Complement is een cascade aan eiwitten. Complement vervult een functie in de antigeenherkenning door immunoglobuline in het serum.

verschillende functies:

  • binding aan antigeen-antistof complex en pathogenen
  • binding aan koolhydraten-activatie van enzymen
  • membraangebonden eiwitten en opsoninen
  • peptiden mediatoren van ontstekingen
  • eiwitten voor aanval van membranen

complement versterkt het opruimen van bacteriën tot een factor honderd.
Naarmate meer complement op een antigeen zit, wordt dit sneller opgeruimd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Activatie van complement C3

A

Het enzym C3 convertase splits C3 in C3a en C3b

C3 convertase moet gevormd worden en dan heeft C3a en C3b verschillende effector functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Effector functies complement activatie

A

-stimuleren ontstekings reactie:
C5a, C3a (C4a) werken als anafylatoxinen. Ze kunnen mestcellen, granulocyten en macrofagen degranuleren. –> uitstoot vaso-actieve stoffen (histamine) uit mestcellen en basofielen. Ook zorgen ze voor contractie glad spiercel een een verhoogde vasculaire permeabiliteit. Daarnaast trekken ze fagocyten aan (met chemotaxie) en activeren ze ze (productie ROS+cytokines –> meer expressie FcR en C’R)

-fagocytose:
complement werkt hier als opsonine. Bv C3b bindt aan micro-organisme aan complement receptor op een fagocyt.

-Lysis van cellen door MAC (membrane attack complex):
Door C5b-9. C5b-9 binden aan elkaar en vormen een ringstructuur, hiermee boren ze een gat in membraan–> cel gaat lekken en dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klassieke route vorming van C3 convertase

A

Antistof bindt aan oppervlak van micro-organisme. Als er genoeg antistoffen zijn, van C1q binden, waar weer andere C1 componenten aan binden (enzymatische werking). C4 en C2 worden gesplitst in a en b. C4b met C2a = c3 convertase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lectine route vorming van C3 convertase

A

lectine bindt aan suikers (mallose). Mallose is vnl aanwezig op het opp van bacteriën. Lectine bindt–> splitsing C4 en C2
C4b met C2a= C3 convertase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

alternatieve route vorming c3 convertase

A

C3b wat vrijkomt bij splitsing van C3 kan binden aan factor B. Enzym D zet dit om in Bb. Dit geeft positieve feedback voor de splitsing van C3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Remmers van complement activatie

A

Je hebt humorale en cellulaire remmers

Ze vangen complementen weg, vaak C3b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kinetiek van de cellulaire respons

A

De eerste cellen die ter plekke komen zijn de neutrofiele granulocyten, daarna monocyten (blijven wel langer aanwezig)

na 4 dgn: T-lymfocyten
na ong 2 weken: B-lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

activatie van inflammatoire cellen na activatie van het innate immuunsysteem (neutrofiele granulocyt en macrofaag)

A

neutrofiele granulocyt: Wordt geactiveerd door ROS. neutrofiele granulocyt die geactiveerd is scheidt granula (lysozym,collagenese,elastase) uit

macrofaag: wordt geactiveerd door ROS en NO. Geactiveerde macrofaag scheidt cytokines uit–> NK en Th1 differentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke soort micro-organisme werken mestcellen, basofiele granulocyten, neutrofiele granulocyt en eosofiele granulocyt?

A

Bij degranulatie van deze fagocyten werkt het op:

mestcel en basofiele granulocyt–> vaso-actief

neutrofiele granulocyt–> anti-bacterieel

eosinofiele granulocyt–> anti-parasitair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

neutrophil extracellulair traps (NETs)

A

neutrofielen kunnen soort vangnet van DNA met histonen, granule peptiden en enzymen(proteases) gebonden uitgooien

Bacterien worden mechanisch opgesloten en gedood door NET.

door dode cellen+ bacterien–> pusvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

werking fagocyt

A

granulocyten/macrofagen fagocyteren bacterien

fagosoom fuseert met lysosoom (oa verzuring) en dan wordt bacterie afgebroken.

ook nutrient depletie: voedingsstoffen voor bacterien wegvangen

ROS en NO worden gemaakt door enzymcomplexen

ze leven kort, maar hebben wel een sterke werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

macrofaag activatie

A

M1= klassieke activatie (katabool) –> kan goed bacterien killen, maar brengt ook veel weefselschade teweeg.

IFN-gamma zorgt voor primen, 2e signaal TNF-alfa en LPS

M2= alternatieve activatie (anabool) –> speelt rol bij weefsel herstel (anti-inflammatie), ruimen rommel op en zorgen dat fibroblasen en parachymcellen weer aan het werk kunnen

het ligt aan de omgevingsfactoren welke cytokinen er tot expressie worden gebracht, dit is bepalend voor de functionaliteit van de macrofaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neurale sturing en het immuunsysteem

A

Exogene en endogene liganden activeren het innate immuun systeem.

hersenen–> HPA as–> glucocorticoiden aangemaakt –> sterk remmend effect op macrofaag

via n.vagus ook remming met acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly