Hoorcollege 2-10 Flashcards

1
Q

4 types gliomen

A

-graad I; pilocytair astrocytoom
- II; Laaggradig astrocytoom/ laaggradig oligodendroglioom
- III
- IV; glioblastoom
necrose + microvasculaire proliferatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

symptomen hersentumor

A
  • epileptische aanvallen (laaggradige tumoren vooral)
  • aphasie
  • verandering karakter
  • hoofdpijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eloquente gebieden hersentumoren

A

-Broca’s gebied
-Wernicke’s gebied
-motor cortex
- sensorische cortex
- visuele cortex
- Supplementary motor area (SMA)
- Insular region

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom intraoperative brainmapping

A
  • Minder neurologische uitval
  • Betere resectie en dus betere overleving
  • Verbetering epilepsie
  • Histologie (minder sampling error)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Indicaties voor wakkere hersenoperatie

A

1) tumor in of nabij een spraakgebied/ motor/ sensibele/ SMA/ insula
2) tumoren die goed begrensd zijn
3) heldere, cooperatieve patiënt
4) informed consent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

exclusie criteria wakkere hersenoperatie

A
  • geen verhoogde ICP
  • verhoogde risico op bloedingen
  • geen verhoogde kans op epileptische aanvallen
  • geen psychiatrische voorgeschiedenis
  • geen aphasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke beeldvorming voor wakkere hersenoperatie

A

-fMRI (functionele MRI)
-DTI (diffuse tensor imaging)
- navigatie MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom vaak neurologische uitval direct na wakkere hersenoperatie

A

Door oedeem uitval (41,8%)
na 1 jaar nog 4% uitval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oorzaken huidtumoren

A
  • zon
  • bestraling
  • Transplantatie
  • genetische aanleg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Niet agressieve huidkankers

A

o Superficieel BCC
o Primair nodulair BCC
o In-situ (LM, AK, Paget, Bowen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lokaal agressieve huidkanker

A

o Sprieterig BCC (meer infiltrerend  groeit bv. het bot in)
o Recidief BCC
o DFSP
o Mycrocysteus adnex carcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

agressieve en metastaserende huidkanker

A

o Melanoom (incl LMM)
o PCC
o Talgklier carcinoom
o Merkel cell carcinoom
o Eccrien carcinoom
o AFX

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Typen BCC

A

-oppervlakkig BCC; zit alleen aan basale laag. Heel oppervlakkig
- nodulair BCC; in de dermis
-sprieterig BCC; infiltratief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behandeling oppervlakkige BCC

A
  • chemo cremé
    of zalf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

behandeling nodulair BCC

A

met excisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

behandeling sprietig BCC

A

radicaal behandelen

17
Q

hoe kan je overmatige zonexpositie herkennen

A
  • Lentigo solaris (bruine vlekken)
  • Depigmentatie (witte vlekken)
18
Q

typen PCC

A
  • Histologische typen: goed, matig, slecht gedifferentieerd
  • Grootte
  • Diepte
19
Q

Wanneer gebruik je welke beeldvorming bij PCC

A
  • Wanneer echo? -> Vergevorderde PCC, voor lymfeklieren
  • Wanneer CT? -> Verdenking botaantasting
  • Wanneer MRI? -> Ingroei in weke delen (orbita, pre-/postseptale uitbreiding)
  • Wanneer PET-CT? -> Metastasen, vooral bij melanoom
20
Q

Behandelopties huidkanker

A
  • Conventionele excisie
    marges?
  • micrografische chirurgie
    Mohs chirurgie
    Breuninger chirurgie
    -Lokale therapie
    -Radiotherapie
  • Systemische therapie
21
Q

wanneer kan je een standaard excisie doen bij een huidtumor

A

o Huidtumoren op het lichaam
o Als marges er niet toe doen voor functioneel/cosmetisch resultaat
o Als een eventuele re-excisie geen probleem is
o Als je een defect simpel sluit (primaire sluiting bijvoorbeeld)

22
Q

wanneer wil je radicaal opereren bij huidtumoren

A
  • Lokaal agressieve tumor
  • Als de tumor kan metastaseren
  • Als je het defect wilt sluiten met een flap
  • Als re-operatie niet haalbaar is
23
Q

Indicaties Breuninger excisie

A

o Moeilijke PA op vriescoupes
o Veel grote stukken
o Als je immuno’s wilt doen

24
Q

Indicaties Mohs

A
  • primair BBC in de H-zone > 10mm
  • primair BBC op oogleden/ ala nasi > 5mm
    -primair BBC buiten H-zone
    sprieterig > 10 mm
    nodulair > 15 mm
    -recidief BCC in het gelaat
  • irradicaal geëxcideerd BCC in het gelaat
25
Q

welke 2 spieren trekken het ooglid mhoog

A

m. tarsalis/ müller
m. levator palpebrae

26
Q

hoe heet de binnenbekleding van het ooglid

A

tarsus

27
Q

bloedvoorziening ooglid

A

marginale arcade
perifere arcade

28
Q

lymfe drainage ooglid

A
  • boven en lateraal; preauriculaire en parotide lymfeklieren
  • onder en nasaal; submandibulaire lymfeklieren
29
Q

Onderooglidreconstructies

A
  • directe sluiting
  • laterale cantholyse
  • tenzelf rotatieflap
  • hughes flap
30
Q

bovenooglid reconstructies

A
  • directe sluiting +- laterale cantholyse
  • Tenzel rotatieflap
  • Sliding tarsoconjunctivale flap
  • posterior lamellaire graft met huidspierflap
  • vrije tarsale graft
31
Q

laterale canthus reconstructie

A

-periost flap
- Glabella flap

32
Q

traanwegreconstructies

A

o Lokaliseren van de uiteinden van de canaliculi (moeilijk)  technieken:
 Fluoresceine gebruiken
 Smooth-tipped pigtail probe
o Stenting
 Bicanalicular of monocanalicular
 Stent blijft 3 maanden in situ
 Complicaties: cheese wiring, oculair irritatie, infectie, lokale inflammatie, pyogeen granuloma
o Sluiten van pericanaliculaire weefsels