Hoorcollege 16-10 Flashcards

1
Q

operatieve opties humerusfractuur

A
  • K draden; bij kinderen
  • intramedullaire pen
  • plaatosteosynthese
  • prothese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ligamenten elleboog

A
  • anterior bundle (AMCL); valgus stabilisator
  • laterale collaterale ligament;
    -ligament annulare
  • Posterior bundle (PMCL)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschil eenvoudig en complex elleboogluxaties

A

eenvoudig; alleen ligament letsel
complex; ook andere structuren kapot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opties operatie elleboogluxatie

A
  • dynamische fixateur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

behandeling distale radius fracturen

A
  • conservatief
  • K draad fixatie
  • fixateur externe
  • plaat volair/ dorsaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pathofysiologie carpaal tunnel syndroom

A

o Drukverhoging in carpale tunnel 
o Ischemie n. medianus 
o Verminderde zenuwgeleiding
 Paresthesieën
 Sensibele uitval
 Pijn
 Krachtsverlies/atrofie duimmuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klinische diagnose carpaal tunnel syndroom

A

o Pijnlijke tintelingen (vaak ’s nachts)
o Lokalisatie: digitus 1 t/m 4 (medianus gebied)
o Verminderde sensibiliteit
o Pijn in onderarm, elleboog en bovenarm
o Wapperen met handen geeft vaak verlichting (Flick)
o Krachtafname ABP en Opp (Thenar spieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lichamelijk onderzoek carpaal tunnel syndroom

A

o Inspectie
o Palpatie
o Functioneel
o Tinel/Test van Phalen/Carpaal Tunnel Compressie
o EMG/Echo
o Goede anamnese en LO gevoeliger dan EMG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

conservatie behandelopties carpaal tunnel syndroom

A

 Expectatief
 Nachtspalken
 Corticosteroïd injecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

indicaties operatieve behandeling carpaal tunnel syndroom

A

 Bij gering effect conservatieve therapie
 Bij atrofie duimmuis
 Bij continu gevoelsvermindering vingers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een ‘trigger finger’

A
  • Pijn bij buigen en ‘hokken’ bij strekken door zwelling in de pees en/of vernauwing peesschede
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Diagnostiek trigger finger

A

hokken van vingers bij extensie
o Pijn volair MCP gewricht bij bewegen
o Palpatie volair MCP is pijnlijk
o Lokaal palpabele zwelling volair van MCP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling trigger finger

A

o Gering kortdurende klachten (expectatief)
 Aanpassen ADL i.c.m. ontstekingsremmers en/of spalk (max. 6 maanden last)
 Hinderlijke klachten: corticosteroïd injectie

o Onvoldoende resultaat: chirurgie (lokaal)
 Mogelijke complicaties: zenuwlestel, bowstringing, infectie: cave panaritium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is Tendovaginitis van De Quervain

A
  • Irritaties pezen eerste extensor compartiment
    o Pijn
    o Beperkte functie duim
    o Zwelling radiale zijde pols
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pathofysiologie tendovaginitis van de Quervain

A

o Door relatieve vernauwingen (anatomische variatie) van eerste extensor compartiment irritatie van APL en EPB pezen
o Cave: CMC-1 artrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Diagnostiek de Quervain

A

o Lokalisatie is eerste extensor compartiment
 Roodheid, zwelling en crepitaties
 Pijn bij palpatie
 Circumductie test CMC-1
 Test van Finkelstein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Behandeling de Quervain

A

o Conservatief
 Aanpassen ADL
 Klachten minder ernstig en recent: expectatief/analgetica
 Spalk/oefentherapie
 Bij persisterende klachten: corticosteroïd injecties (80% respons)

o Operatief
 Operatief klieven 1e extensor compartiment
 Mogelijke complicaties: letsel oppervlakkige tak n. radialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

indicaties corticosteroïden injecties

A

o CTS
o Triggervingers
o Quervain
o Neuromen (diagnostisch)
o Duimbasis slijtage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bijwerkingen corticosteroïden injecties

A

o Hypopigmentatie
o Peesbeschadiging, peesruptuur
o Neuropraxie of zenuwbeschadiging
o Atrofie subcutis
o Gestoorde wondgenezing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

vormen ganglion hand/ pols

A

o Peesschede ganglion
o Mucoid cyste
 Uitgaande van DIP gewricht
o Radiovolair polsganglion
 Uitgaande van radio-naviculair gewrichtskapsel
o Dorsaal polsganglion
 Uitgaande van scapho-lunair ligament

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

symptomen ganglion hand/ pols

A

o Meestal geen klachten
o Pijnklachten bij bewegingen
o Mechanische klachten
o Esthetische klachten

22
Q

diagnostiek ganglion hand/ pols

A

o Bij palpatie vaste zwelling
o Puncteren
o Diafanie (transilluminatie  lichtbron schijnen)
o Echografie
o Röntgenfoto bij verdenking op artrose of polsinstabiliteit

23
Q

behandeling ganglion hand/ pols

A

o Expectatief
o Punctie: cave arteria radialis!
o Chirurgisch
 Mogelijke complicaties: infectie, nabloeding, stijfheid, recidief (1-40%)
o Aanvullend onderzoek: SL lesie, midcarpale laxiteit, STT (handwortel) artrose, DIP artrose
o Cave carpal boss!

24
Q

symptomen artrose CMC 1

A

o Gewrichtspijn
o Stijfheid
o Functiebeperking
- Gewrichten: duimbasis (CMC-1), PIP en DIP

25
Q

oorzaken artrose CMC 1

A

o Langdurige mechanische belasting
o Trauma
o Instabiliteit gewricht
o Zonder oorzaak (primaire artrose)
o Inflammatoir (bv. RA)

26
Q

lichamelijk onderzoek artrose CMC 1

A

o Benige verdikkingen van gewrichten
o Collaps van de duim
o Mobiliteit van de pols
o Mobiliteit van de hand en vingergewrichten
o Kracht van de handspieren
o Voor CMC-1: grinding test

27
Q

conservatieve behandeling artrose CMC 1

A

 Rust en ondersteuning  pijnreductie
 CMC-1 gewricht in functionele stand  meer gewricht congruentie = stabiliteit
 Modificaties in gebruik, aanpassing activiteiten
 Injectie

28
Q

operatieve behandeling artrose CMC 1

A

 Trapeziectomie
 Artrodese
 Trapeziectomie met ligament reconstructie (bv. volgens Weilby)
o CMC-1 prothesen

29
Q

diagnostiek mallet vinger

A

o Permanente flexie stand DIP
o Actieve extensie onmogelijk
o Lokale zwelling dorsum DIP
o Swann-neck deformity (vaak na langere tijd)
o Röntgenonderzoek ter uitsluiting van ossale mallet met groter fragment

30
Q

conservatieve behandeling mallet vinger

A

malletspalk indien tendinogeen of kleine avulsie
 Spalkpositie zeer van belang
* Custom made
* 6-8 weken zonder dat top 1x buigt
 Instructie/begeleiding
* Verzorging hand
* Afbouwen spalk
* Opbouwen belasting

31
Q

operatieve behandeling mallet vinger

A

 Ossale Mallet bijna altijd operatie-indicatie, want intra-articulair
 Bij >30% fractuur gewrichtsoppervlak: osteosynthese

32
Q

wat is de ziekte van Dupuytren

A

fibromatose met contractuur Palmair Aponeurose

33
Q

klinische presentatie ziekte van Dupuytren

A

fibromatose met contractuur Palmair Aponeurose

34
Q

behandeling ziekte van Dupuytren

A

altijd operatief!!
 Fasciotomie: doornemen streng
* Open
* Percutaan
 Fasciectomie: verwijderen van streng (selectieve/totale fasciectomie)
 Collagenase
 Cave

35
Q

verschil artritis/ artrose

A
  • Artrose vaak startpijn
  • Artritis is niet per se een rood/warm gewricht  denken aan septische artritis
  • Artritis gezwollen gewricht
36
Q

handartrose verschil 2 soorten

A

o Heberden zit in DIP; zijn osteofyten
o Bouchard zit in PIP; zijn osteofyten

37
Q

kenmerken inflammatoire handpijn

A
  • ochtendpijn
  • synovitis zwelling
  • ochtendstijfheid >1 uur
  • BSE verhoogd
38
Q

kenmerken niet-inflammatoire handpijn

A
  • pijn in de avond, bij belasten
  • klein beetje zwelling of helemaal niet
  • ochtendstijfheid < 45 minuten
  • BSE niet verhoogd
39
Q

Handproblemen bij chronische artritis

A

1) chronische artritis
2) oprekken van banden
3) subluxaties van gewrichten
4) momenten van pezen gaan anders lopen

40
Q

gevolgen dat pezen anders gaan lopen bij chronische artritis

A
  • Subluxaties MCPs
  • Radiarie deviate van de pols
  • Ulnaire deviatie van de vinger
  • Zwanenhalsdeformaties en boutonnière van de vingers
    Atrofie middenhandsspieren  ze kunnen niet goed hun werk doen
41
Q

ziekte met destructie van gewrichtsoppervlakten hand/ pols

A
  • Inflammatoire auto-immuun gewrichtsontstekingen
    o RA
    o Artritis psoriatica
  • Degeneratieve gewrichtsziekten
    o Artrose
  • Kritsalarthropathieën
    o Jicht (uraatkristallen)
    o Pseudojicht
42
Q

kenmerken reumatoïde artritis

A
  • Systemische auto-immuunziekte
  • Symmetrische polyartritis (4 of meer) van de kleine hand- en voetgewrichten
    o Artritis psoriatica heeft polyartritis
  • Ochtendstijfheid
  • Gewrichtserosies
  • Reumafactoren in 70% positief
    o ACPA is specifieker/sensitiever, of anti-CCP
  • Synoviale zwelling gewrichten/pezen/bursae
43
Q

handproblemen bij reumatoïde artritis

A
  • Artritis (pols/MCP/PIP)
    o Artrose doet zelden pols
  • Kraakbeenverlies  toegenomen slijtage (secundaire artrose)
  • Erosies
  • Standsafwijkingen
  • Ontstekingen van peesscheden  peesrupturen
44
Q

kermerken artritis psoriatica

A
  • Treedt op bij 7-42% van de patiënten met psoriasis
  • Voornamelijk artritis van de grote gewrichten
  • Soms artritis van de handgewrichten met name in DIP, maar soms ook andere handgewrichten
  • In het algemeen milder beloop dan RA
  • Nagels lijken wel schimmelnagels (door psoriasis)
  • Hierbij is er zwelling buiten de anatomische grenzen, dus een hele gezwollen vinger: dactylitis/worstvinger. Dit is heel kenmerkend voor voor spondylartropathieën
45
Q

wat voor kristallen bij jicht en pseudojicht

A
  • Jicht  uraatkristallen
  • Pseudojicht  pyrofosfaatkristallen
46
Q

problemen hand bij SLE

A

o Uitgebreide standsafwijkingen
o Geen aantasting van kraakbeen
o Geen erosies

47
Q

verschil locaties RA en jicht

A

: RA in PIP en MCPs, jicht in DIPs

48
Q

kenmerken jicht

A
  • Aanvalsgewijs optredende artritis van bij voorkeur MTP-1, enkel, knie
  • Chronische artritis komt voor
  • Met name bij ouderen soms chronische artritis van de handgewrichten, die lijkt op RA
  • Ernstige destructieve artritis kan optreden door tophi (ophopingen jichtkristallen)

op röntgen; uraatkristallen te zien

49
Q

kenmerken pseudojicht

A
  • Aanvalsgewijs optredende artritis
  • Artritis niet chronisch
  • Met name in gewrichten waar al artrose is
  • Voorkeurslocaties: knieën en polsen
50
Q

behandeling handartrose

A
  • Orthesen (kleine spalkjes)
    o Belangrijkste functie: stabilisatie van een kapot gewricht (minder beweeglijkheid)
    o Orthesen voorkomen geen standsverandering
  • Medicamenteus
    o Paracetamol (eerste keuze)
    o NSAIDs
    o Hydroxychloroquine werkt niet!
  • Operatief
    o CMC1-artrose