Hoofdstuk 21 - De chronische virale infectie Flashcards

1
Q

Een met HBV geïnfecteerde aids patiënt krijgt na behandeling met cART hepatitis symptomen. Hoe komt dit?

A

Een aids patiënt die niet behandeld wordt hiervoor zal geen symptomen ondervinden van een HBV infectie omdat zijn immuunsysteem te zwak is om erop te reageren (de symptomen bij een virale infectie zijn vooral het gevolg van het immuunsysteem zelf). Wanneer de patiënt wel medicatie krijgt, zal zijn immuunsysteem beginnen werken tegen de HBV infectie waardoor hij symptomen krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van een chronische virale infectie?

A
  • Het virus wordt niet op korte termijn geklaard uit het lichaam
  • Geïnfecteerde cellen blijven voldoende lang in leven om virale aanwezigheid te onderhouden (niet noodzakelijk replicatie)
  • Accumulerende schade
  • Patiënt blijft continue bron van infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef voorbeelden van chronische virale infecties.

A
  • HCV: slechts 15-25% klaart de infectie binnen de zes maand
  • Herpes: levenslang aanwezig
  • HIV: bijna nooit spontane klaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk eiwit gebruikt HIV om de CD4 cellen binnen te dringen?

A

CCR5.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil qua transmissie van HIV in arme en rijke landen?

A
  • Arm: grootste route van verspreiding is tussen heteroseksuele vrouwen en heteroseksuele mannen + van moeder op kind
  • Rijk: grootste route van verspreiding is tussen homoseksuele mannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er wanneer HIV voor het eerst binnendringt?

A

Het wordt opgenomen door dendritische cellen die het virus naar lymfeknopen en lymfoïd weefsel brengen waar massieve infectie van T–cellen gebeurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er binnen de 6 weken na HIV-infectie?

A

De virale titer daalt en er is herstel van het aantal CD4 cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er na 6 weken na HIV-infectie?

A

Er is een periode van persistentie met soms tekenen van continue immuunactivatie, geleidelijke afname CD4 cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er na gemiddeld 10 jaar na HIV-infectie?

A

Volledig instorten van het CD4 celaantal, versnelde stijging van de virale titer met de dood binnen het jaar door toenemende opportunistische infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Juist of fout?

Zowel antilichaambepaling als het aantonen van de virale lading bij seropositieven kan gebeuren door een niet-HIV specialist.

A

Fout, antilichaambepaling kan gebeuren door de niet-HIV specialist maar eens seropositiviteit bewezen is gebeurt alles verder door een specialist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer wordt therapie bij HIV gestart?

A

Bij een daling van de immuniteit, vanaf 400-500 CD4/µL.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat de therapie voor HIV?

A

Klassiek tripeltherapie: twee nucleoside analoog RT inhibitoren + een non-nucleoside analoog RT inhibitor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaat de therapie voor aids?

A

Behandelen van de opportunistische infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf de levenscyclus van een retrovirus.

A
  1. Ligand-receptor herkenning
  2. Fusie membraan enveloppe met membraan van de cel of endosoom
  3. RT zet genoom om in cDNA en daarna in dsDNA
  4. Het geheel gaat naar kernporie als pre-integratiecomplex
  5. Integratie in gastheergenoom d.m.v. integrase
  6. Transcriptie pro-virus door cellulaire enzymen
  7. Polyadenylatie d.m.v. Poly-A activiteit wat splicing mogelijk maakt
  8. Nucleocapside assembleert en budding t.h.v. celmembraan
  9. Release
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe verbergen virussen zich voor de immuniteit?

A

Ze verstoppen zich in de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de tegenreactie van onze cellen op het feit dat virussen zich hierin verstoppen?

A

Innate sensing van virale structuren, bv. dsRNA + presentatie intracellulaire antigenen via MHC-I.

17
Q

Hoe kan het herpesvirus overleven in zenuwcellen?

A

Tijdens de latentiefase zijn er bijna geen virale peptides aanwezig waardoor de geïnfecteerde cellen niet herkend worden door CD8 + neuronen brengen weinig MHC-I tot expressie.