Hoofdstuk 13 - T-cel immuniteit Flashcards
Wanneer een antigen binnenkomt wordt het gepresenteerd door dendritische cellen en macrofagen. Waarin verschillen deze twee?
De dendritische cel migreert naar de secundaire lymfoïde organen voor T-cel activatie.
De macrofagen blijven lokaal en voeren daar hun effectorfunctie uit.
Wat zorgt voor differentiatie naar M1 macrofagen?
IFN-gamma.
Wat zorgt voor differentiatie naar M2 macrofagen?
IL4, IL10, steroïden
Waarom is cross-presentatie belangrijk?
Anders zouden CD8 cellen enkel virussen kunnen herkennen.
Juist of fout?
Naïeve T-cellen brengen VLA-4 tot expressie.
Fout, ze brengen L-selectine tot expressie zodat ze kunnen migreren naar de lymfeknoop.
Wat brengen geactiveerde T-cellen tot expressie om zich te kunnen laten leiden naar de infectiehaard?
VLA-4.
Endotheelcellen brengen ICAM-1 tot expressie. Onder invloed van TNF verandert dit naar wat?
VCAM-1 voor T-cellen, P- en E-selectine voor neutrofielen.
Welk integrine komt zowel in rust als in geactiveerde toestand voor op de T-cellen?
LFA-1.
Wat zijn de costimulatoren op de T-cel?
CD3, CD28 en CTLA-4 (laatste enkel in geactiveerde cellen).
Waar interageert CD28 mee?
Met B7 van de APC.
Wat is het gevolg van de interactie tussen CD28 en B7?
Proliferatie en IL-2 productie.
Wat doet CTLA-4?
Ze inhibeert verdere activatie van de T-cel (negatieve feedback).
Wat is ipilimumab en waarvoor wordt het gebruikt?
Het is een gehumaniseerde monoklonale antistof gericht tegen CTLA4, het werkt dus immuunactiverend.
Toepassing: kanker.
Wat is abatacept en waarvoor wordt het gebruikt?
Het is een chimere molecule die B7 bindt en interactie met CD28 verhindert.
Toepassing: autoimmuunaandoeningen.
Waaruit bestaat de werking van tacrolimus en cyclosporine?
Ze blokkeren de signaalcascade van CD3.