Hoofdstuk 18 - Infecties met fungi Flashcards

1
Q

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van fungi?

A
  • Eukaryoot (met kern, mitochondriën)
  • Celwand: chitines, glucanen, egosterolen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe vermenigvuldigen schimmels en gisten zich?

A

Schimmels: groei van mycelia (hyfen) en sporeproductie.

Gisten: knopvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke gisten komen voor in of op het lichaam?

A
  • Candida albicans en andere candidasoorten
  • Malassezia: lipofiele gist op de huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke gist is pathogeen voor de mens?

A

Cryptococcus neoformans: aanwezig in krop van duiven, sporen in omgeving, infectie bij immuunsupressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke schimmel is opportunistisch pathogeen bij de mens?

A

Aspergillus spp.: omgevingsschimmel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke schimmels komen voor op het lichaam?

A

Dermatofyten: keratinofiele schimmels bij mens en dier (haar, nagels, huidoppervlak).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is spruw?

A

Een candidainfectie in de mond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat vormt een belangrijke verdedigingslinie tegen fungi?

A
  • IL-22: bescherming epitheel en verhoging defensineproductie
  • IL-17: rekrutering neutrofielen
  • Neutrofielen: killing geactiveerd door IFN-gamma.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van candidase met betrekking tot de barrières?

A
  • Abnormale huid door maceraties door vochtigheid
  • Tandprothesen
  • Droge mond door te weinig speeksel (< radiotherapie, medicatie of bepaalde ziekten)
  • Verstoorde microflora na bv. AB
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de fysiologische afwijkingen die aanleiding kunnen geven tot candidase?

A
  • Diabetes en andere endocriene ziekten: at risk voor verminderde immuniteit
  • Chronische malnutritie en ijzertekort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer treedt aspergillose op?

A

Bij lokale (barrière) weerstandsvermindering of via de longen bij sterk verminderde immuniteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn risicofactoren voor lokale / oppervlakkige aspergillose?

A
  • Chronische oorloop: geeft aspergillus van het buitenoor
  • Kolonisatie van bronchusletsels bij chronische bronchitis
  • Chronische sinusitis: geeft aspergillus van de sinussen
  • Uitgebreide brandwonde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de diagnostische mogelijkheden voor fungi op het vlak van microscopie?

A
  • Gramkleuring: specifiek uitzicht, kan geen onderscheid maken tussen soorten
  • Wet-stain: mogelijk vanwege hun grootte
  • Calcofluor: fluorescerende stof bindt op chitine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de aangrijpingspunten van antimycotica?

A
  • Ergosterol en polyenen: gestoorde celmembraan
  • Echinocandines: storen glucaansynthese van celwand
  • 5-fluorocytosine: verstoring DNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly