HC.3 - Afwijkingen aan hoofd en hals en romp Flashcards

1
Q

Welke aangeboren schedelafwijking komt het meest voor?

A

Craniosynostose: vroegtijdige verbening van de schedelnaden
- 1/2000, door omgevingsfactoren en genetisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke schedelnaden zijn er?

A
  • Voorhoofdsnaad/metopicanaad
  • Pijlnaad/sagittaalnaad (midden)
  • Kroonnaad/coronanaad (zijkant voor)
  • Lambdoidnaad (zijkant achter)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het grote fontanel en wat is het kleine fontanel

A

grote fontanel: kruispunt van de metopicanaad, coronaden en sagittaalnaad

kleine fontanel: kruispunt van de sagittaalnaad en de lambdoïdnaden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke typen craniosynostose zijn er?

A
  • Geïsoleerd/unilateraal: 1 schedelnaad, 10% verhoogde hersendruk, geen andere congenitale afwijkingen
  • Multisuturaal/complex: meerdere schedelnaden, 40% verhoogde hersendruk, geen andere congenitale afwijkingen
  • Syndromaal: meerdere schedelnaden & congenitale afwijkingen, 40% verhoogde hersendruk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke schedelvormen zijn er?

A
  • synostotische plagiocephalie: scheve schedel door een te vroege sluiting van 1 coronaad (anterieure plagiocephalie) of lambdoïdnaad (posterieure plagiocephalie)
  • positionele plagiocephalie: scheef achterhoofd, ontstaat doordat kinderen te veel op 1 zijde liggen. hierbij is er geen craniosynostose en het is zonder chirurgie reversibel. het hoofd heeft een trapeziumvorm. behandeling: positioneren andere zijde of een helm
  • Scaphocephalie (bootschedel): vroege sluiting van sutura sagittalis, langwerpige schedel, meest voorkomende vorm van craniosyntose
  • Brachycephalie (platte schedel): te vroege sluiting van beide coronaden, kort en brede schedel
  • Trigonocephalie (wigschedel): vroege sluiting van metopica, puntvormig voorhoofd, gaat gepaard met hypotelorisme
  • Oxycephalie (torenschedel): multisuteraal probleem ( vaak vergroeiing van de coronaden en sagitaalnaad)
  • triphyllocephalie: multisuturaal probleem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe behandel je een plagiocephalie en scaphocephalie?

A

Plagiocephalie: positietherapie, fysiotherapie of helm
Scaphocephalie: veerdistractie of open remodellatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke naad gaat met leeftijd van 9 maanden dicht

A

metopicanaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een veerdistractie

A

hierbij wordt de naad opnieuw open gezaagd en worden er veren tussen de twee zijden geplaats. deze twee veren duwen de geopende naad langzaam uit elkaar en hierdoor kan de schedel weer naar buiten groeien. deze operatie is mogelijk tot ongeveer 6 maanden -> bot moet nog heel dun zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van schedelgroei?

A
  • Grootste groei in 1e levensjaar (70% volwassen inhoud van 1,5 liter)
  • Bij geboorte 10% van lichaamsgewicht
  • Onderkaak heeft laatste groeispurt
  • Hersenen bepalen primaire schedelgroei vanuit schedelnaden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn kenmerken van de fontanellen?

A
  • Kleine fontanel: driehoeksvormig
  • Grote fontanel: ruitvormig
  • Vroegtijdige sluiting is aanwijzing voor craniosynostose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de wet van Virchov?

A

Compensatoire groei loodrecht op de richting met minder groei -> extra groei in de richting van de synostotische naad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke syndromen zijn geassoceerd met craniosynostosen

A
  • syndroom van apert
  • syndroom van crouzon/pfeiffer
  • syndroom van saethre-chotzen
  • syndroom van muenke
  • craniofrontonasaal syndroom
  • TCF12
  • ERF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn kenmerken van het syndroom van Apert?

A

Autosomaal dominante aandoening leidend tot bicoronale craniosyntose
- zeer Grote anterieure fontanel, ventriculomegalie/hydrocephalus, hypertelorisme en exorbitisme, midface/mandibula hypoplasie (OSA), soms palatoschisis
- Verhoogde hersendruk, ontwikkelingsachterstand
- complexe Syndactylie, progressieve ankylose van gewrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerken syndroom van crouzon/pfeiffer

A
  • bicoronale craniosynostose
  • terugliggend middengezicht
  • geen voet of handafwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kenmerken syndroom van saethre-chotzen

A
  • bicoronale craniosynostose
  • ptosis
  • oog- en gehoorproblematiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kenmerken syndroom van muenke

A
  • bicoronale craniosynostose
  • gehoorproblematiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke aangeboren orbita afwijkingen zijn er?

A
  • Cycloop/synopthalmia: fusie ogen
  • Hypo/hypertelorisme: oogafstand
  • Facial cleft: spleet
  • An/micro orbitisme
  • Telecanthus/dystophia canthorum: vergrote ICD met normale IPD door epicanthusplooi
  • Ptosis: hangend ooglid
18
Q

cycloop kenmerken

A
  • synopthalmia -> hebben van 1 oog
  • vaak geen goed gevormde neus aanwezig
  • gaat vaak gepaard met andere ontwikkelingsstoornissen van de hersenen
19
Q

hypo- of hypertelorisme kenmerken

A
  • normaal is de afstand tussen de twee ogen de breedte van 1 oog
  • hypotelorisme -> ogen dicht bij elkaar
  • hypertelorisme -> ogen ver uit elkaar
  • hypotelorisme wordt vaak niet behandeld. hypertelorisme kan behandeld worden bij klachten van dubbelzien of vanuit esthetisch oogput..
20
Q

Hoe kun je hypo/hypertelorisme behandelen?

A
  • U shaped osteotomie: subcraniaal -> verplaatsing van een deel van de oogkas
  • Box osteotomie: intra & extra cranieel -> verplaatsing van de gehele oogkas
  • Facial bipartition: verplaatsen van het gehele middengezicht -> intra- en extra craniale ingreep
21
Q

wat is een facial cleft

A

een opening in het gezicht of een malformatie van een deel van het gezicht. hierbij zijn er bepaalde patronen/lijnen waarlangs het aangezicht als het ware splijt.

22
Q

hoe kan facial cleft worden geclassificeerd

A
  • classificatie van tessier: beschrijft 7 patronen. van midline tot bijna horizontaal waarlangs de facial cleft kan ontstaan. bij het beschrijven van de afwijkingen is het handig om van craniaal naar caudaal te werken
  • classificatie van der meulen, waarbij de volgende typen worden onderscheiden: intranasal dysplasia, nasal dysplasia, nasomaxillary dysplasie en maxillary dysplasia.
23
Q

Wat is Treacher Collins?

A

Bilaterale cleft in Tessier 6-7-8
- 6: sutura Maxillozygomatica, coloboom onderooglid
- 7: sutura Temporozygomatica, afwezigheid zygoma
- 8: sutura Frontozygomatica, afwezigheid laterale orbita

24
Q

Wat zijn kenmerken van ptosis?

A
  • hangen van het gehele ooglid
  • Congenitaal of verworven
  • ontstaat door Dysfunctie of afwezigheid m. levator palpebrae
  • Kan leiden tot amblyopie (lui oog) -> wat een slechts gezichtsvermogen en zelfs blindheid tot gevolg kan hebben
25
Q

Welke aangeboren mond afwijkingen zijn er?

A
  • Kort frenulum -> kan problemen geven met het drinken. door het tongriempje door te knippen en verderop vast te hechten, kan dit verholpen worden
  • Schisis
  • Macrostomie (door facial clefts): grote mond -> kan zowel bilateraal als unilateraal. dit kan gepaard gaan met problemen met de aanleg van het oor. een mogelijk oorzaak is een onderbroken m. orbicularis oris. dit kan geopereerd worden, omdat het op een gegeven moment de spraak kan beinvloeden
26
Q

waaruit worden de oren gevormd

A

de eerste en tweede kieuwboog. de oorschelp wordt gevormd uit zes knopjes die moeten fuseren.

27
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een afstaand oor?

A
  • bijoren > kan verwijderd worden, waarbij het belangrijk is dat al het kraakbeen weggehaald wordt om teruggroei te voorkomen
  • afstaande oren -> flaporen, het kan zijn dat de antihelix ontbreekt of dat er een te diepe concha is ook kan de oorlel afstaan.
  • microtie -> onderontwikkeling van het oor. gaat vaak gepard met gehoorproblematiek, omdat de externe gehoorgang niet goed gevormd is.
28
Q

Wat zijn de diagnostische criteria voor craniofaciale microsomie?

A

2 major, 1 major & 1 minor of 3 minor
- Major: mandibula hypoplasie, microtie, orbita/ossale hypoplasie of n.facialis uitval
- Minor: weke delen deficiëntie, bijoor, macrostomie, schisis, epibulbair demoid, hemivertebrae

29
Q

Wat is de trias van Pierre Robin sequentie?

A
  • Micrognathie/retrognathie
  • Glossoptosis
  • Obstructief slaap apneu (OSA)
    + 75% U-shaped palatoschisis
30
Q

behandeling pierre robin sequentie

A

mandibula distractie

risico op tandverlies en verlies van sensibiliteit

31
Q

Welke aangeboren hals afwijkingen zijn er?

A

Torticollis: gedraaide nek door m.sternocleidomastoideus stenose -> fysio
Mediane/laterale halscyste: foutieve fusie kieuwbogen -> verwijderen
Webbed nek: verkorte nek

32
Q

Welke aangeboren romp afwijkingen zijn er?

A
  • Pectus excavatum: trechterborst -> met name bij jongens
  • Pectus carinatum: kippenborst (zeldzaam) -> overmatig groei van het ribkraakbeen dit leidt tot protruei van het sternum en de ribben
  • Poland syndroom
  • Mamma afwijkingen
  • Spina bifida
33
Q

Wat zijn kenmerken van het Poland syndroom?

A

Agenesie sternale kop m. pectoralis major
- Hypoplasie omliggende structuren, brachysyndactylie
- Vooral bij mannen, vaker rechts

34
Q

Welke aangeboren mamma afwijkingen zijn er?

A
  • Gynaecomastie
  • Agenesie
  • Hypertrofie
  • Tubulaire borsten: malpositie IMF, constrictie basis
  • Accesoire tepels
  • hypoplasie
35
Q

Wat zijn kenmerken van spina bifida?

A

Bij 1/200-1000 zwangerschappen
- Multifactoriele oorzaak, oa foliumzuurtekort

36
Q

Welke aangeboren oogafwijkingen zijn er?

A
  • Brush field spots: witte vlekjes in iris
  • Heterochromie: verschillende oogkleuren
  • Upward/downward slant (mongloid/anti-mongloid)
37
Q

Welke aangeboren beharings afwijkingen zijn er?

A

Synophrys: doorlopende wenkbrauw over glabella
Poliosis: witte haarpluk

38
Q

Hoe heet een irreële perceptie van het eigen uiterlijk?

A

Body dysmorphic disorder

39
Q

Wat is postaxiaal en preaxiaal?

A

Postaxiaal: pinkzijde (ulnair)
Preaxiaal: duimzijde (radiaal)

40
Q

Wat is de cephale index?

A

Verhouding tussen links-rechts diameter en voorachterwaardse diameter van de schedel in procenten

41
Q

Wanneer is de stand van de oren afwijkend?

A
  • Onder de verticale lijn door de buitenste ooghoek
  • Rotatie > 15 graden
  • Afstaand > 15 graden