HC 7 en 8 Macroscopie en microscopie Nier Flashcards

1
Q

Nieren omringing (binnen naar buiten)

A
  1. Perirenale vet
  2. Fascia renalis
  3. Pararenale vet
    - Functie: nieren op zijn plaats houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Capsula fibrose

A
  • Bindweefsel van het nierweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functie nieren

A
  • Uitscheiding metabolieten en lichaamsvreemde stoffen
  • Regulatie water- en elektrolytenbalans, osmolariteit, arteriële druk, zuur-base balans (exocrien)
  • Secretie, metabolisme en uitscheiding van hormonen: erytropoëtine (erytropoëse beenmerg) en renine (bloeddruk), en activatie van 1,25-dihydroxy vitamine D3 (Ca2+ metabolisme) (endocrien)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Topografie nieren

A
  • De rechter nier ligt lager omdat de lever zich aan de rechterkant bevindt
  • Grotendeels zijn beide nieren beschermd door de ribbenkast
    o Rechter nier: T-12
    o Linker nier: T-11
  • Slecht palpeelbaar
  • Retroperitoneaal; achter het peritoneum
  • Aorta zit links van de inferior vene cava
  • Contact tussen de organen eromheen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Spierrelaties van de nier

A
  • Qudratus lumborum: achterzijde van de nier
  • Psoas major: voorzijde van de nier en belangrijke spier flexor van de heupgewricht
  • Tendon m. tranversus abdominis: ventro-laterale spier van de nier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Arteria en vena renalis

A
  • klinisch: renal entrapment linker v.renalis (= beklemming tussen aorta descendens en a.mesenterica superior) (nutcracker syndroom)
  • linker v.renalis wordt vertakt naar: linker bijnier (v.suprarenalis) en gonade (v.gonadalis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Opbouw en vorm nier

A
  • Boonvormig, multilobulair
  • De bijnieren zijn aanvankelijk groter tijdens de groei maar de nieren groeien uiteindelijk harder
  • Gelobte vorm gaat richting de volwassenheid weg door de groei van interstitium (weefsel tussen nier parachym)
  • Concaaf naar mediaal
  • Hilum: vene, arterie en nierbekken (volgorde dorsaal naar ventraal)
  • Capsula fibrosa: 2 lagen (bindweefsel, myofibroblasten)
    o Volume verandering, hydrostatische druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nier architectuur en fijnstructuur

A
  • Perifeer parenchym & centrale holte
  • Parenchym:
    o Cortex (schors)
     Labyrint
     Nierkolommen (vaak gerekend tot medulla)
    o Medulla (merg)
     Mergpiramiden
     Renale papil
     Mergstralen (projecteren in cortex; maar lastig te onderscheiden)
  • Holte (sinus renalis):
    o Nierkelkjes (calices)
     c. renales minores
     c. renales majores
    o Nierbekken (pelvis renalis of pyelum)
    o Perirenaal vet, bloedvaten, …
  • Nierlobje is alleen microscopisch te zien en nierlob is macroscopisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vascularisatie arteriën en venen

A
  • Volgorde:
  • A. renalis
  • A. segmentalis
  • A. interlobaris (naar de lobben)
  • A. arcuata
  • A. interlobularis
  • De venen precies andersom (naar de lobjes)
  • Meeste bloedvaten gaan naar de cortex
  • Er worden 5 segmentale stukken onderverdeeld die gevasculariseerd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Urinevorming nefron

A
  1. Glomerulus: Dit is een netwerk van haarvaten in de nier waar glomerulaire filtratie plaatsvindt. Het bestaat uit een kluwen van capillairen omgeven door de glomerulaire capsule (Bowman’s capsule).
  2. Glomerulaire filtratie: Dit is het proces waarbij water, opgeloste stoffen en kleine moleculen door een drukgradiënt van het bloed naar de glomerulaire capsule worden gefilterd. Het gevormde glomerulaire filtraat bevat water, elektrolyten, glucose, aminozuren en afvalstoffen.
  3. Proximale tubulus: Het glomerulaire filtraat stroomt vanuit de glomerulaire capsule naar de proximale tubulus. Hier vindt selectieve reabsorptie plaats, waarbij nuttige stoffen zoals glucose, aminozuren, water, natrium, kalium en andere elektrolyten actief of passief worden teruggeabsorbeerd in de peritubulaire capillairen.
  4. Lus van Henle: De proximale tubulus gaat over in de lus van Henle, die bestaat uit een dalend en stijgend deel. Het dalende deel van de lus van Henle is permeabel voor water en helpt bij het creëren van een concentratiegradiënt in het nierweefsel. Het opstijgende deel van de lus van Henle is actief in de reabsorptie van ionen zoals natrium en chloride.
  5. Distale tubulus: Het filtraat komt vanuit de lus van Henle in de distale tubulus terecht. In dit deel van de nefron wordt verdere reabsorptie en secretie uitgevoerd, waarbij de nieren de balans van water en elektrolyten reguleren.
  6. Verzamelbuisjes: Het geconcentreerde filtraat, dat nu urine wordt genoemd, stroomt vanuit de distale tubulus naar de verzamelbuisjes. Deze buisjes verzamelen de urine van meerdere nefronen en voeren het naar de nierkelkjes.
  7. Nierkelkjes: De nierkelkjes vormen de eerste verzamelstructuren voor de urine. Ze verzamelen de urine van de verzamelbuisjes en transporteren het naar de urineleiders.
  8. Urineleiders: Dit zijn de buizen die urine van de nierkelkjes naar de blaas transporteren.
  9. Blaas: De blaas is een hol orgaan dat urine opslaat totdat het wordt uitgescheiden.
  10. Urinelozing: Bij urinelozing wordt de urine uit de blaas via de urethra uit het lichaam verwijderd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nefron

A
  • Structurele en functionele eenheid nier
  • Hoe is de nefron onderverdeeld in de parenchym
  • Zwart: mergstraal
  • Geel: verzamelbuis (geen nefron)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vasa recta

A
  • Countercurrent exchanger
  • Houden de osmotische gradiënt van de medulla in stand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vasculaire pool

A
  • ruimte van afferente en efferente bloedvoeten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Urinaire pool

A
  • Overgang van de kapsel van Bowman naar proximale tubuleus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Niersteen verstoppingen

A
  • Overgang pelvis renalis en ureter
  • Waar de ureter kruist over de arteria ileaca externa
  • Overgang ureter naar blaas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Trigonum

A
  • gebiedje in de blaas die gevoelig is voor de rek en daardoor vulling van de blaas. Tussen de uitmondingen van de ureters en het begin van de
    urethra.
17
Q

Ligamentum Latum

A
  • ophanging van de uterus, tubae en ovarium
18
Q

zwangerschap buiten de baarmoeder

A
  1. Innesteling in de tubae –> scheuren in de tubae –> externe bloedingen
  2. Peritoneale holte rondom eicel –> zaadcel dringen de holte binnen –> innesteling kan overal gebeuren
19
Q

Nierlichaampje

A
  • In cortex (labyrint en nierkolom); oppervlakkig, intermediair en diep
  • Hoe dieper in de cortex gelegen, hoe langer de lis van Henle
20
Q

Lis van henle

A
  • Countercurrent multiplier
  • Afdalende en opstijgende dunne been hebben verschillende fysiologische eigenschappen
  • Afdalend dunne been: reabsorptie H2O (passief)
  • Opstijgend dunne been: reabsorptie Cl - , Na +, K + (passief)
21
Q

Ductus colligens (verzamelbuis)

A
  • waterhuishouding
  • Reabsorptie H2O naar behoefte
  • Selectieve permeabiliteit gereguleerd door ADH
  • Gebruikt osmotische gradiënt in interstitium mergpiramide
  • Ook onderdeel countercurrent multiplier systeem: osmotisch equilibrium device