H7.3 longfunctie en hyperactiviteit Flashcards

1
Q

welke variabelen wijzen op een luchtweginfectie?

A
  • variabele luchtwegklachten als hoesten, piepen, benauwdheid, kortademigheid
  • expiratoire airflow limitatie (obstructie)
  • overmatige variatie in longfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke longfunctie onderzoeken kunnen worden aangevraagd bij een vermoeden op astma?

A
  • meten van luchtwegobstructie spirometer onderzoek
  • longfunctietesten
    –> reversibiliteit testen
    –> variatie in PEF en FEV1
    –> provocatietest (bronchiale hyperactiviteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer is er sprake van een reversibile longfunctie?

A

als de FEV1=/>12% na medicatie EN volume =/>200 mL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de flow? wat is hierbij een belangrijk bepaler?

A
  • drukverschil/weerstand
  • de diameter is een belangrijke bepaler
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom heeft de Ppl (pleuradruk) een negatieve waarde? waarom wordt het tijdens de inademing nog negatiever?

A
  • de longen zijn geneigd te verkleinen, waardoor ze trekken aan de borstwand en zo een negatieve druk ontstaat
  • omdat er harder wordt getrokken aan de borstwand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar in de longen bevindt zich de meeste weerstand?

A

in de bronchi
–> niet in de alveoli, omdat totale opp daar veel groter is, waardoor de weerstand enorm wordt verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom is er bij astma patiënten met name een probleem bij de expiratie?

A

de luchtwegen worden wat nauwer bij de uitademing door de positieve druk

itt tot de inspiratie waarbij de luchtwegen worden verwijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

FVC

A

geforceerde volume die je kan uitblazen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe ziet de spirometer curve eruit van een patiënt met obstructie? hoe kan de flow hiervan worden afgeleid?

A
  • afgeplatte curve en dus een lage FEV1
    (en een lage FVC –> hoeft niet)
  • door de afgeleide te nemen oftewel een flow-volume curve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar in de flow-volume curve kan je de FVC, RV, TLC en PEF aflezen?

A
  • FVC: op de x-as, eind exspiratie tot begin expiratie
  • RV: punt op x-as, bij eind inspiratie/begin expiratie
  • TLC: punt op x-as, bij eind expiratie
  • PEF: de piek van de inspiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe herken je de flow-volume curve van een patiënt met obstructie?

A
  • verlaagde FEV1/FVC ratio
  • PEF zit lager (hoeft niet)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer wordt er gesproken van een verlaagde FEV1 en dus een abnormale waarde? hoe is dit bepaald?

A

als je een lagere z-score scoort dan -1,64 SD –> score van 5% van de gezonde populaitie
–> LLN (lower limit normal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat houdt ‘pred’ in bij een spirotabel?

A

predictions, obv leeftijd, geslacht, lengte
(en etniciteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wanneer is er sprake van een obstructie volgens de europese richtlijnen?

A

als de FEV1/FVC < LLN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

FER

A

FEV1/FVC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het verschil tussen astma en COPD als het gaat om reversibiliteit? wat houdt het precies in?

A
  • astma: bijna altijd reversibiel –> door de juiste behandeling kan de ademhaling zich normaliseren
  • COPD: irreversibel –> kapot is kapot
17
Q

wat zijn de technische aspecten bij het testen van de reversibiliteit?

A
  • vooraf kortdurende medicatie staken voor min. 8 uur
  • vooraf langdurende medicatie staken voor min. 12-16 uur
  • bronchodilatator als salbutamol (400 microgram) of ipratropiumbromide (20 microgram)
18
Q

hoe wordt de variatie in PEF gemeten? wanneer is de PEF opvallend?

A
  • apparaatje wat patiënten meekrijgen en zelf super hard uitblazen
    –> ochtend en avond meten of werk en thuis meten
  • als verschil groter dan 10% is, is opvallend
19
Q

wat zijn de vereisten van meting PEF variatie? wanneer worden deze metingen gedaan?

A
  • goede techniek
  • effort afhankelijk
  • compliantie van de patiënt (idk wat hiermee wordt bedoelt)
  • deze metingen worden gedaan op SEH of op werk
20
Q

op welke 2 manieren kan de provocatietest worden afgenomen? leg uit wat ze inhouden

A
  • direct/niet specifiek
    –> directe prikkel toedienen van gladde spiercel (histamine, methacholine)
  • indirect/specifiek
    –> inspanningsprovocatie
21
Q

hoe werkt zo een directe provocatietest? wanneer kan er worden gesproken van een positieve testuitslag?

A
  • histamine/methacholine wordt in steeds hogere dosis toegdiend, waarna de FEV1 steeds wordt gemeten
  • als de lijn in de grafiek onder de 80% (=PC20) komt wordt er gesproken van BHR
22
Q

is een positieve provocatietest bepalend en dus specifiek voor astma? leg uit

A

nee, ook positief bij COPD/CF/roken

23
Q

wanneer wordt er gesproken van een positieve test bij inspanningsprovocatietest?

A

FEV1>15% tov de uitgangswaarde

24
Q

hoe werkt een eucapnische hyperventilatietest? wanneer wordt er gesproken van een positieve test?

A
  • patiënt 6 minuten hyperventileert om zo inspanning te simuleren
  • als FEV1 daalt met meer dan 15%