H7.1 pathofysiologie van astma Flashcards

1
Q

wat is de definitie van astma? wat zijn de symptomen?

A

heterogene ziekte met een chronische ontsteking van de luchtwegen

symptomen:
- kortademigheid
- druk op de borst
- piepen –> hoeft niet altijd
- hoesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

is astma een longziekte of een luchtwegziekte? leg uit

A

een luchtwegziekte!

meest perifere gedeeltes zijn niet aangedaan, wel de geleidende luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zijn symptomen van astma een goede voorspeller?

A

nee!

de mate van klachten lijkt geen verband te hebben met de longfunctie (FEV1), dus verdere onderzoek is vereist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn feitjes over de prevalentie van astma?

A
  • op jonge leeftijd vaker mannen
  • op oudere leeftijd vaker vrouwen
  • belangrijke oorzaak werk/schoolverzuim
  • 30% in europa heeft matige tot ernstige ziekte
  • kinderen hebben vaker last van astma dan volwassenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bij welke aandoening zijn de gasuitwisselingsdelen van de longen aangedaan?

A

COPD

de septa tussen de longblaasjes zijn kapot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is te zien onder de microscoop bij een persoon met astma?

A
  • verdikte mukus
  • hyperplasie van glad spierweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat houdt heterogeen in als het gaat om astma?

A

verschillende subgroepen astma gekenmerkt door verschillende inflammatie typen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanneer is er sprake van reversibiliteit (kenmerk van astma)? beschrijf het onderzoeksproces

A

–> de flow-volume wordt uiteengezet in een grafiek, waarbij er maximaal wordt ingeademd en maximaal wordt uitgeademd
–> vervolgens wordt er salbutamol toegdiend
–> reversibiliteit: als FEV1 toename > 12% EN als de volume met meer dan 200 mL is toegenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer is er sprake van bronchiale hyperactiviteit (kenmerk van astma)? beschrijf het onderzoeksproces

A

–> FEV1 wordt gemeten
–> histamine of methacholine wordt toegediend in oplopende dosis
–> als FEV1>20% afname is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het effect van histamine en methacholine op de longfunctie?

A

histamine en methacholine zorgen voor het verslechteren van de longfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat houdt bronchiale hyperactiviteit precies in?

A

overmatige reactie op de luchtwegen op aspecifieke prikkels, waardoor de luchtwegen te sterk en makkelijk vernauwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe onstaat contractie in de luchtwegen? beschrijf het proces van contractie door brochiale hyperactiviteit

A

–> ontstekingscellen stimuleren het eptiheel van de bronchi
–> signaal gaat naar hersenstam
–> signaal van hersenstam naar de gladde spiercellen van bronchi
–> ontstekingscellen geven toxische inhoud af in gladde spiercel
–> contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

is astma erfelijk?

A

nee, maar je kan er wel een aanleg voor hebben
–> familaire component maar is multifactorieel
–> 25 genen bij betrokken (complex)
–> gerelateerd aan imuunsysteem of inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat wordt bedoelt met dat astma multifactorieel is?

A

astma hangt af van meerdere factoren, waaronder ook epigenetica (blootstelling gedurende je leven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

in welke 3 categoriën is astma in te delen? wat betekenen ze?

A
  • fenotype –> groep met gemeenschappelijke klinische kenmerken (allergisch/eosinofiel)
  • endotype –> onderliggende ontstekingskenmerken die een rol spelen (moleculaire mechanisme)
  • biomarker –> signaalstof die zorgt voor het ziekteproces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe ziet het respons eruit van eosinofiel astma –> klassieke Th2 respons

A

–> dendritische cel onder het epitheel van de longen vangt antigenen op (bacteriën, etc)
–> presentatie van antigeen aan Th2 cel
–> aanmaak van type 2 cytokines (IL 4/5/9/13)
–> hierdoor worden cellen zoals de eosinofiel, macrofaag, etc geactiveerd en ook FeNO en mukus vorming

17
Q

hoe ziet het respons van T2(type 2) hoog astma eruit? onder welke gradatie van astma hoort het?

A

bij T2 hoog astma is er een respons van Th2 zoals bij eosinofiel astma en een respons van ILC2
–> activatie ILC2 door prikkeling epitheel

  • voor steroïden moeilijk beïnvloedbaar en valt onder mensen met ernstige astma
18
Q

op welke manieren kan de T2- inflammatie worden gemeten? welke uitkomsten van de metingen wijzen hierop?

A
  • door FeNO en bloed EOS(inofielen) te meten
  • FeNO =/>20 ppb en/of EOS 150 cellen/microliter
19
Q

waarom zijn de eenvoudige metingen als FeNO en bloed EOS zo belangrijk?

A

het heeft een goede correlatie met
- eosinofiele ontsteking in de luchtwegen
- ziekteactiviteit
- voorspellen van acute exacerbaties
- klinische respons van de behandeling

20
Q

wat voorspelt een hoog FeNO?

A

longfunctieverlies

21
Q

wat houdt ACQ (asthma control questionnare) precies in?

A
  • vragenlijst met 7 items
    –> klachten
    –> gebruik medicatie
    –> longfunctie
  • range is tussen 0-6
  • verandering van 0,5 punt is klinisch relevant
22
Q

wanneer wordt er bij een ACQ gesproken van een goede, matige, geen controle?

A
  • goede controle: 0 - 0,74
  • matige controle: 0.75 - 1,5
  • geen controle: 1,5+
23
Q

wat is de heilige 3 eenheid van astma? hoe wordt de ernstigheid van astma berekent?

A
  • ACQ
  • exacerbaties in het voorgaande jaar
  • FEV1/FVC

de slechtse uitslag van de 3 eenheden wordt geïndiceerd voor de ernstigheid

24
Q

welke 4 soorten medicatie is er op de markt voor astma?

A
  • luchtwegverwijdend
  • ontstekingsremmend
  • combinaties
  • biologicals (kapot duur en specifieke werking)
25
Q

waar werken corticosteroïden goed op?

A

T2 inflammatie

26
Q

hoe vindt de werking van T2-laag astma plaats?

A

dmv Th17 cellen en neutrofielen

27
Q

waar is bloed EOS gerelateerd aan?

A

exacerbaties