H6. Cliëntgerichte behandeling Flashcards

1
Q

Noem de 3 hoofdstromingen van psychotherapie

A
  1. Psychoanalytische (psychodynamische)
  2. Cliëntgerichte
  3. Cognitieve gedragstherapeutische benadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke 2 stromingen ontstond de cliëntgerichte benadering (CB)?

A

Psychoanalyse en behaviorisme. Eind jaren ‘50. Carl Rogers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 3 redenen voor hernieuwde interesse in CB

A
  1. Toenemend onbehagen van pt over TECHNOCRATISCHE benadering hulpverlening
  2. Kritiek DSM –> SHARED DECISION MAKING en klinisch redeneren
  3. Kritiek op gerandomiseerde vergelijkende effectenstudies (en gestandaardiseerde therapievomen) –> taakanalyseparadigma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf het taakanalyseparadigma

A
  1. Onderzoeksstrategie van Greenberg, 2007
  2. Therapeutisch proces als serie opeenvolgende taken die in een (succesvol) therapeutisch proces min of meer opeenvolgend doorlopen worden
  3. Algemene (vertrouwensrelatie) en specifieke (onlustgevoelens over therapeut of persoon constructief leren te bespreken)
  4. –> EFT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 4 kenmerken van cliëntgerichte therapeuten

A
  1. GEEN: classificerende psychodiagnostiek (DSM), meten onveranderlijke persoonlijkheidstrekken, probleem-inventariserende of indicatiegerichte diagnostiek
  2. WEL: generieke gestandaardiseerde meetinstrumenten om interpersoonlijke probleemgebieden te inventariseren (net als andere hoofdstromingen)
  3. COMBI kwali en kwanti evaluatiediagnostiek (meer dan CGT-therapeuten(
  4. Passen procesgerichte diagnostiek toe, door routinematig monitoren kwaliteit therapeutische relatie. (bv korte alliantievragenlijst)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn conditions of worth?

A
  1. VOORWAARDELIJKE acceptatie van de buitenwereld
  2. Gaat over wat er NIET gedacht en gevoeld MAG worden of wat juist gedacht en gevoeld MOET worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de organische zelf?

A
  1. Ongecensureerde behoeften, verlangens en aversies in het actuele moment
  2. Ook zelfactualiseringstendens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de tendens tot zelfactualisatie?

A
  1. Kenmerkend voor hele levensloop mens
  2. Hoe heftiger, extremer, hardnekkiger de zelfactualiseringstendens wordt gefrusteerd door de (geïnternaliseerde) conditions of worth –> psychisch functioneren meer bedreigd
  3. Doel: Cliënt bevrijden van ‘niet authentieke’ (dus door geboden/verboden gevormde) zelf.
  4. Therapeut faciliteert processen waarmee cliënten zichzelf en omgeving uit meerdere gezichtspunten en met meer flexibiliteit gaan bekijken –> meer gedragsopties beschikbaar –> emotionele beleving meer breedte en diepgang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet CB psychopathologie?

A

In termen van gestagneerde actualiseringstendens en een niet authentieke leefwijze, waarin het organische zelf wordt opgeofferd aan de conditions of worth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf hoe CB procesgericht en holistisch is

A
  1. Accentueert therapeutische effecten die zich aandienen tijdens het behandelcontact zelf en door de dialoog met de therapeut.
  2. Holistisch. Unieke levensgeschiedenis in hele actuele (dis)functioneren wordt benaderd (niet alleen drager van symptomen).
  3. Rode draad CB: aansluiten bij de unieke persoon van de cliënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 4 aspecten van de grondhouding van de cliëntgerichte therapeut

A
  1. Non-directief
  2. ‘gewone’ gesprekken. Cliënt is expert van eigen binnenwereld. Therapeut heeft scholing gehad en richt zich op ‘onderliggende’ emotionele betekenissen
  3. Therapeut reacties mogen ook subtiel zijn
  4. ~ Motiverende gespreksvoering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is non-directiviteit?

A
  1. Inhoud, richting en verloop van therapeutische interactie worden niet vooraf ingekleurd door professionele overtuigingen en scholing van de therapeut.
  2. Geeft beste garantie dat cliënt in contact komt met gevoelservaringen waarvan hij tot dan geen expliciet besef had (twijfels, verlangens, angsten..)
  3. Therapeut stelt zo min mogelijk voorwaarden aan wa t er in de therapie aan bod mag komen en laat zoveel mogelijk aan de cliënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem een paar aspecten van scholing van een cliëntgerichte therapeut

A
  1. Niet oordelend omgaan met cliënt
  2. Aansluiten bij complexe binnenwereld
  3. Eigen gevoelsreacties eerlijk bij zichzelf te herkennen
  4. evt hardop uit spreken indien nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 2 verschillen tussen motiverende gespreksvoering en klassieke cliëntgerichte benadering

A

Motiverende gespreksvoering:
1. Therapeut richt zich doelbewust en strategisch op therapeutische doelen
2. Therapeut gebruikt consequent ‘verandertaal’ die pt in de richting van een meer uitgesproken veranderwens stuurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem een kritiek op CB

A

Dat het m.n geschikt is voor mensen met weinig psychopathologie = vooroordeel. Juist blij lastige pt met hoog weerstandsniveau vormen de grondhoudingen een effectieve voorkeursbejegening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem de 3 belangrijkste grondhoudingen van CB

A
  1. Onvoorwaardelijke acceptatie
  2. Empathie
  3. Congruentie (echtheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is onvoorwaardelijke acceptatie? Noem 5 kenmerken

A
  1. Therapeut luistert op een niet-veroordelende manier en reageert op de inbreng van de cliënt.
  2. Toont RESPECT en WAARDERING voor de cliënt als mens, ONGEACHT WAT de cliënt met hem deelt.
  3. Impliceert non-directiviteit
  4. Universeel recht van cliënt om zichzelf te mogen zijn
  5. Effect: meest hardnekkige problemen zijn die waar pt alleen mee worstelen uit angst voor oordelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem 3 aspecten dat onvoorwaardelijke acceptatie NIET betekent

A
  1. NIET dat de therapeut per definitie SYMPATHIE voor cliënt en verhaal moet voelen
  2. NIET dat therapeut in gunst zou willen/moeten komen bij cliënt door zich aardig voor te doen
  3. NIET dat therapeut gevoelens, motieven of gedragskeuzen voor cliënt moet delen of onderschrijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is empathie? noem 6 aspecten

A
  1. Sensitiviteit die therapeut nodig heeft om van moment tot moment aan te sluiten bij de belevingswereld van cliënt
  2. Empathische therapeut kan de wereld door de bril van de cliënt bekijken zonder zich te laten afleiden door eigen voor- en afkeuren, vooroordelen of levenservaringen
  3. Alleen terugvallen op eigen referentiekader als dat helpt om cliënt beter te begrijpen
  4. is NIET instemmend ‘hummen’, opmerkingen geven als ‘ik snap wat je bedoelt’
  5. WEL: herhaaldelijk zorgvuldig NAGAAN OF cliënt zich inderdaad BEGREPEN en GEHOORD voelt
  6. Therapeut leeft zich zo goed mogelijk in, kan niet volledig samenvallen met innerlijke ervaringen
20
Q

Noem 5 interventies waarmee empathie in de praktijk kan worden gebracht

A
  1. Inhoudsreflecties: parafraseren op inhoudsniveau.
  2. Empathische bevestiging (validering): EXPLICIETE ruimte en toestemming geven om problematisch beleefde gevoelns ook als zodanig te mogen beleven
  3. Gevoelsreflecties: diepere, essentiële gevoelsbetekenis weergeven
  4. Reflecties van geuite belevingen: begrip overbrengen
  5. Reflecties van onderliggende belevingen
21
Q

Hoe verschillen inhoudsreflecties en empathische bevestiging?

A

Empathische bevestiging is het geven van EXPLICIETE ruimte en toestemming om problematisch beleefde gevoelens ook echt als zodanig te mogen beleven.
“geen wonder dat het voelt alsof..”

22
Q

Hoe verschilt reflecties van onderliggende belevingen met gevoelsreflecties en reflecties van geuite belevingen?

A

Verschil gevoelsreflecties: Sluiten minder dicht en direct aan bij wat de cliënt zelf uitsprak.

Verschil met reflecties van geuite belevingen: Juist de mogelijke IMPLICIETE boodschappen opgezocht die via ‘ondertiteling’ door de therapeut worden geëxpliciteerd, vaak zonder dat de cliënt zich daar bewust van is. “ik hoor dat”; specifieke incident ontstijgen en naar overkoepelend thema brengen

23
Q

Noem 5 aspecten van congruentie/echtheid

A
  1. Cliënt ervaart substantiële mate van incongruentie en wil dmv therapie meer congruentie: ervaringen toe-eigenen die tot dan vanuit een te gesloten zelf- en wereldbeeld als ‘ik-vreemd’ werden beleefd, of niet (voldoende) tot het bewustzijn werden teogelaten, omdat ze het zelfconcept of zelfideaal bedreigden
  2. Therapeut moet zelf in TOESTAND VAN CONGRUENTIE verkeren
  3. Therapeut bereid zijn tot interne congruentie
  4. Externe congruentie of transparantie
24
Q

Wat wordt bedoeld met de buitenkant bij CB?

A

Klachten en symptomen. Symbolische uitdrukkingsvorm van meer basale psychologische processen (binnenkant)

25
Q

Wat wordt bedoeld met binnenkant bij CB?

A

Basale psychologische processen.

26
Q

Wat is een toestand van voldoende congruentie?

A

Therapeut moet in het contact met cliënt open staan voor de processen die binnen zin eigen binnenwereld afspelen

27
Q

Wat is interne congruentie?

A

Therapeut moet bereid zijn eigen binnenwereld in stilte, onuitgesproken te exploreren

28
Q

Wat is externe congruentie of transparantie?

A

Hardop uitspreken van de belevingen van de therapeut. bv als dat nodig is om de cliënt tot meer zelfreflectie te bewegen. Referentiekader van de therapeut is het vertrekpunt en de therapeut ‘bekent kleur’. Klassieke interventies (empathische reflecties bijv) maken de cliënt mogelijk om zichzelf er niet in te herkennen, maar aan externe congruentie is ‘geen ontsnappen mogelijk’

29
Q

Noem een nadeel aan non-directieve grondhouding

A

Kan meer kwetsbare cliënten doen ‘verdwalen’, vooral zij die opgesloten zitten in inperkende denkwijzen, eenzijdige gevoelsbelevingen of vastgeroeste interactiepatronen. –> procesdirectiviteit

30
Q

Wat is procesdirectiviteit?

A

Gestructureerde interventies vanuit een zekere sturing door de therapeut

31
Q

Noem 4 focuspunten van EFT

A
  1. Greenberg et al.
  2. Integreert inzichten uit de emotietheorieën met cliëntgerichte gedachtegoed.
  3. ERVARINGSGERICHT, PROCESDIRECTIEF
  4. Bevordering van verdiepte EMOTIONELE BEWUSTWORDING en beleving bij pt
  5. VERHELDEREN onderliggende BEHOEFTEN, verlangens, grenzen, waarnaar onlustgevoelens doorgaans verwijzen
  6. TRANSFORMATIE van zelfbelemmerende GEVOELSBELEVINGEN
  7. Betere EMOTIEREGULATIE als zodanig
32
Q

Hoe benadrukt EFT de cruciale rol van emoties voor de psychische en fysieke overleving van de mens?

A
  1. Zowel positieve als negatieve emoties onmiskenbaar en integraal onderdeel van inforamtieverwerkingsproces, net als perceptie en cognitie
  2. Emoties hebben inforamtiewaardE: intentioneel en impliceren actietendens.
  3. Emoties zijn primair fysiek kenbaar: versnelde hartslag, misselijkheid, hoofdpijn, stijve spieren, etc.
33
Q

Hoe zijn emoties actiegericht?

A

Emoties informeren over de onvervulde behoeften en verlangens.

vb. Boosheid maakt bewust dat grenzen zijn geschonden. Verdriet zegt je uit te reiken naar hulp van een belangrijke ander.

34
Q

Hoe zijn emoties intentioneel?

A

Subjectieve betekenisverlening die het bestaan voor iemand de moeite waard maken

35
Q

Noem een instandhoudende factor van psychotherapie volgens Greenburg (EFT)

A

Reageren met de ‘verkeerde’ (niet-adaptieve) emoties op stressvolle en bedreigende interpersoonlijke situaties

36
Q

Wat zijn primaire adaptieve emoties?

A

Gezond, in overeenstemming met de situatie van dat moment en helpen direct de juiste actie te ondernemen

37
Q

Wat zijn disfunctionele primaire emoties?

A

Ook direct, maar ongezond; helpen niet om constructief om te gaan met wat de situatie van nature vraagt.

Aangeleerde reacties, voortkomend uit vroegere, vaak emotioneel beschadigde ervaringen

38
Q

Wat zijn secundaire emoties?

A

Emotionele reacties op emotionele reacties; verbloemen net als primaire disfunctionele emoties de ‘natuurlijke’ (oorspronkelijke) primaire emotie, en zijn dan ook inadequaat. Vaak ook terug te voeren tot ongunstige leergeschiedenissen

39
Q

Noem 2 oneliners van EFT

A
  1. ‘Je kunt niet weg van een plek zonder er geweest te zijn’
  2. ‘De enige manier om eruit te komen is om er doorheen te gaan’
40
Q

Wat is de lege stoeltechniek?

A

Cliënt aanmoedigen om gestagneerde, problematische en tegenstrijdige gevoelsreacties tov sleutelfiguren te exploreren en doorleven, waarbij de sleutelfiguur denkbeeldig wordt. uitgenodigd om op de lege stoel plaats te nemen en door de cliënt wordt toegestproken

41
Q

Wat is de dubbele stoeltechniek?

A

Cliënt ‘in contact brengen’ met afgesplitste en/of conflicterende zelfbelevingen, door de innterlijke dialoog te bevorderen door elkaar bestrijdende kanten van de zelfbeleving op verschillende stoelen afwisselend aan het woord te laten en naar elkaar te LATEN LUISTEREN ipv elkaar louter te bevechten

42
Q

Wat is allegiance?

A

Loyaliteit/bevooroordeeldheid van onderzoekers tov bepaalde therapiestroming. Correleert positief met de uitkomsten van effectenstudies ten gunste van eigen favoriete therapiestroming.

43
Q

Noem 3 soorten onderzoek van effectenstudies over EFP (/humanistisch-experiëntiële psychotherapieën, HEP)

A
  1. Intern VERANDERINGSONDERZOEK (pre/post). (within subject)
  2. vs CONTROLE pt (wachtlijst)
  3. Vergelijkende effectstudies: HEP vs ANDERE THERAPIEËEN (CGT)

–> ondersteunen allemaal effectiviteit van HEP!

44
Q

Noem 4 resultaten van effectstudies van EFP

A
  1. CGT beter bij angst: angstpatiënten meer gebaat bij structuur en. duidelijkheid
  2. HEP goed bij depressie, soms beter dan CGT: depressieve pt baat bij compassie (want hebben ze zelf gebrek aan)
  3. Gemiddeld CGT verwaarloosbaar effectiever dan HEP (voor alliance controleren –> gelijk)
  4. EFT opmerkelijk goed uit effectstudies naar voren. Bewezen effectief
45
Q
A