H15. Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen Flashcards

1
Q

Noem de 6 stoornissen onder deze categorie

A
  1. Oppositioneel-opstandige stoornis (OOS/ODD)
  2. Periodiek-explosieve stoornis (PES)
  3. Normoverschrijdend-gedragsstoornis (NG)
  4. Antisociale-persoonlijkheidsstoornis (APS)
  5. Pyromanie
  6. Kleptomanie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat hebben deze stoornissen gemeen?

A

Gedragsproblemen –>
- schending rechten van anderen en/of
- conflicten met autoriteitsfiguren en/of
- regelovertredingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 4 kenmerken van oppositioneel-opstandige stoornis (OOS)

A
  1. Brutaal gedrag (–> NG), prikkelbaarheid of boosheid (–> andere stoornissen, vb angst, depressie)
  2. Vroege kinderjaren, langdurig en negatieve invloed sociaal en maatschappelijk functioneren
  3. OOS –> NG –> APS, niet iedereen
  4. Zelfde problematiek die tijdens ontwikkeling toeneemt in ernst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf 2 categorieen diagnostiek voor OOS

A

A. Patroon boze/prikkelbare stemming, ruziezoekend gedrag of wraakzucht, >6mnd met min 4 van:

geduld verliezen; lichtgeraakt; snel geirriteerd; ruzie gezagsfiguren; anderen schuld eigen fouten; hatelijk of wraakzuchtig (min 2x in 6 mnd)

B. Lijdensdruk zelf of andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 3 aandachtspunten voor diagnose van OOS

A
  1. Licht: 1 sociale omgeving
  2. Matig: min 2 sociale omgevingen

Differentiaaldiagnose bv NG en PES!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf 2 diagnostische methoden voor OOS

A
  1. Verschillende informanten (sociale omgevingen)
  2. Volwassenen: CIDI: composite international diagnostic interview: aanwezigheid OOS symptomen in verleden en afgelopen jaar uitvragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 2 kenmerken van behandeling voor OOS

A
  1. CGT en systeemtherapie (MST) effectief
  2. Effectiviteit afhankelijk van leeftijd!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf 4 eigenschappen van CGT voor OOS

A
  1. V.a. 12 jr
  2. Leren agressie- en impulsregulatie verbeteren door emoties (boosheid) signaleren
  3. Sociale vaardigheden –> empathie
  4. Oefenen verbeteren probleemoplossend vermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf 5 eigenschappen van MST voor OOS

A
  1. Multisystemische therapie (MST) = Intensieve systeemgerichte behandeling
  2. Pos effect of antisociaal gedrag jongeren va. 12 jr en volwassenen
  3. Gunstig effect criminele recidive, uithuisplaatsingen en schoolverzuim
  4. Gericht op factoren samenhangen probleemgedrag (vb slechte leef- of woonomstandigheden of antisociale vrienden)
  5. Interventies specifieke casus: uitgebreide analyse van sterke en zwakke kanten van betrokkenen en diens systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf periodiek-explosieve stoornis (PES)

A

Buitensporige uitbarstingen van agressie die niet in verhouding staan tot voorafgaande gebeurtenis (vb grap van een vriend of voordringen bij kassa).

Agressie verbaal en/of fysiek. Tijdens uitbarsting niet in staat zichzelf te beheersen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijf 6 kenmerken van diagnostiek bij PES

A
  1. Patroon van uitbarstingen als uiting van niet beheersbare AGRESSIEVE IMPULSEN, verbaal OF fysiek (zonder blijvende schade)
  2. ±2x/week in 3 mnd
  3. Uitbarstingen niet vooraf gepland of gemotiveerd door persoonlijk winstbejag (zoals bij NG)
  4. –> problemen in sociale omgeving en onderhouden relaties

! aandacht differentiaaldiagnosen waarbij impulsieve agressie een van de criteria is zoals APS, borderline, delirium, neurocogn stoornis, persoonlijkheidsveranering door somatische aandoening en ontrekkingsverschijnselen

  1. PES vastgesteld als uitsluitsel andere stoornis
  2. Impulsieve agressie bij PES:
    a) niet instrumenteel (zoals bij NG)
    b) gevolg door spijt en nemen verantwoordelijkheid (itt vb APS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 2 diagnostische methoden voor PES

A
  1. Specifieke semi-gestructureerde interview beschikbaar, niet in NL
  2. Wel in NL: aanvullende module SCID-I
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf 2 kenmerken van behandeling voor PES

A
  1. Beetje bewijs effectiviteit SSRI fluoxetine (Prozac) en anti-epilepticum divalproex (Depakote)
  2. 1 studie over psychotherapie bij PES: pos effect CGT door relaxatietraining, cogn herstructurering, time-out gebruiken, oefenen nieuwe copingsvaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 3 algemene kenmerken van normoverschrijdend-gedragsstoornis

A
  1. Reeks problematische en antisociale gedragingen, varierend van misleiding tm ernstige (seksuele) agressie
  2. Diagnose vaak in kindertijd / adolescentie, kan ook in volwassenheid
  3. Vaak voorloper APS: diagnose vanaf 18 jr
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 5 diagnostische kenmerken van normoverschrijdend-gedragsstoornis (NG)

A
  1. Herhaaldelijk schenden basisrechten anderen en gebrek respect maatschappelijke normen en waarden
  2. Min 3 gedragskenmerken in <12 mnd
  3. –> ernstige beperkingen functioneren sociaal, school of beroepsmatig
  4. Subtypen: ‘begin kindertijd’ en ‘begin adolescentie’
  5. Gradatie: licht, matig, ernstig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijf de twee subtypen van NG

A
  1. Begin kindertijd: min 1 symp < 10 jr, life-course-persistent
  2. Begin adolescentie: >10 jr, adolescence-limited
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 4 categorieen gedragskenmerken bestaan er voor NG?

A
  1. Agressie vb fysieke mishandeling of ongewenste seksuele handelingen
  2. Vernieling. vb opzettelijke en doelbewuste brandstichting
  3. Bedrog of diefstal
  4. Ernstige schending regels of voorwaarden (vb min 2x weggelopen en ‘s nachts weggebleven van huis)
18
Q

Wat is in DSM-5 toegevoegd voor NG?

A

Beperkte prosociale emoties. Moeite met herkennen van emoties bij anderen. Min 2 kenmerken van:

  • gebrek aan berouw of schuldgevoel
  • gebrek aan empathie
  • onverschilligheid over eigen prestaties
  • vlak effect

Patroon van interpersoonlijk en emotioneel functioneren over 12 mnd in meerdere situaties.

19
Q

Beschrijf prevalentie van NG

A
  1. NG bij kinderen 1 vd meest voorkomende stoornissen
  2. Prevalentie bij kinderen en adolescentie: ± 4%
  3. Prevalentie volwassenen: weinig bekend
20
Q

Beschrijf 5 diagnostische methoden voor NG

A
  1. Zelfde instrumenten als OOS
  2. Meest voorkomende comorbiditeit: ADHD en OOS, ook stemmingsstoornissen, agnst-, leerstoornis, middelengerelateerde
  3. iit DSM-IV kan in DSM 5 NG EN OOS vaststellen
  4. > 18 jr: APS of psychopathie uitsluiten
  5. Differentiaaldiagnosen: PES, aanpassingsstoornissen
21
Q

Hoe is behandeling voor NG?

A

Psychologisch: zelfde als OOS

Bij ernstig agressief en disruptief gedrag –> ook farmaca (psychostimulantia (methylfenidaat), atypische AP (risperidon))

22
Q

Waarom valt antisociale persoonlijkheidsstoornis (APS) ook onder gedragsstoornissen in DSM-5?

A

Vanwege problemen met impulscontrole zonder oog voor de gevolgen voor anderen en de samenleving

23
Q

Wat is psychopathie en hoe verhoudt het zich tot APS?

A

Ernstige vorm van APS. Naast impulsieve en antisociale gedrag ook gebrek aan prosociale emoties zoals empathie en berouw. Verbergen achter ‘masker van geestelijke gezondheid’. Prevalentie 1%

24
Q

Noem 2 diagnostische methoden voor APS

A
  1. SCID-II
  2. Psychopathie: Psychopathie checklist reverse (PCL-R; Hare)
25
Q

Wat bemoeilijkt behandeling van APS?

A

Controversieel vanwege gebrek aan gerandomiseerde behandelstudies. Vooral psychopathie

26
Q

Noem 2 behandelingen voor APS

A
  1. CGT
  2. Schematherapie
27
Q

Noem 4 kenmerken van CGT voor APS

A

Obv Nederlands onderzoek
1. Delicten die forensische pt gepleegd heeft in kaart brengen met factoren vio
2. Samen met pt alternatieve strategieen bedenken voor gedragsmatige en cogn factoren die hebben geleid tot delicten
3. Doel: adh alternatieve strategieen gedragsveranderingen bereiken die niet tot delicten maar tot sociaal geaccepteerde gedragingen leiden
4. Oefenen binnen therapeutische context, later in beveiligde setting forensische instelling

28
Q

Beschrijf 2 kenmerken van schematherapie voor APS

A
  1. Aangepast voor APS: toevoeging schemamodi die overcompenserende copingstijlen beschrijven
  2. vb studie pt met psychopathie deze behandeling, post resultaten, na 4 jaar niet meer psychopaat
29
Q

Noem de 5 overcompenserende copingstijlen voor schematherapie voor APS

A
  1. Manipuleren of bedreigen om iets te bereiken
  2. Zich boven anderen mensen plaatsen en hen minachten of denigreren
  3. Bedreigingen en intimidatie om iets te bereiken
  4. Aandacht focus op verborgen bedreigingen of vijanen
  5. Kille, meedogenloze agressie met doel om een bedreiging of rivaal te elimineren
30
Q

Noem 3 algemene kenmerken van pyromanie

A
  1. Prevalentie: 3-4% van brandstichters heeft pyromanie
  2. Herhaaldelijke brandstichting + lust/opluchting
  3. Interesse vuur en vuur voorwerpen
31
Q

Wat is pyromanie?

A

Imulscontrolestoornis gekenmerkt door opzettelijke brandstichting voor opwinding en plezier

32
Q

Noem 3 criteria voor pyromanie

A
  1. Opzettelijke brandstichting >1x
  2. Lust, voldoening of opluchting bij plannen, uitvoeren of bekijken brandstichting
  3. Geen andere redenen voor brandstichting zoals wraak, invloed middelen, andere DSM stoornis
33
Q

Noem 2 diagnostische methoden voor pyromanie

A
  1. Aanvullende module SCID-I
  2. Differentiaaldiagnosen: NG, manische episoden, APS, schizofrenie, neurocognitieve stoornissen, verstandelijke beperking, intoxicatie door middel
34
Q

Welke behandeling bestaat voor pyromanie?

A
  1. Geen.
  2. Vertaling effectief gebleken:CGT met imaginaire exposure (focus negatieve consequenties) voor pathologisch gokken.
  3. Impulsieve gedachten herkennen en corrigeren.
35
Q

Noem 5 diagnostische criteria voor kleptomanie

A
  1. Onvermogen weerstand te bieden om voorwerpen te stelen die iemand niet nodig heeft
  2. Oplopend gevoel van spanning voor de diefstal
  3. Plezier, voldoening of opluchting tijdens of na
  4. Niet om andere reden zoals wraak of geldelijk gewin
  5. Stelen niet verklaard door andere stoornis
36
Q

Noem 2 algemene kenmerken van kleptomanie

A
  1. Diefstal om diefstal, niet om voorwerp
  2. Voorwerpen vaak weggegooid of verstopt uit schaamte
  3. Bewust van gedrag maar niet in staat weerstand te bieden
37
Q

Noem diagnostische methoden voor kleptomanie

A
  1. SCID-I aanvullende module

Differentiaaldiagnosen: NG, APS
Geen kleptomanie als tijdens manische episode of reactie op waan of hallucinatie

38
Q

Noem comorbiditeit van kleptomanie

A

Stemmingsstoornissen, middelengerelateerde stoornissen, angststoornissen, ph-stoornissen, eet, impulsbeheersing zoals compulsief koopgedrag of trichotillomanie

39
Q

Beschrijf behandeling voor kleptomanie

A

Weinig onderzoek. Wel: RCT –> opiaat-receptorantagonist (naltrexon) pos effect op symptomen.

Praktijk: CGT, soms pos verandering in symptomen

40
Q
A