H19. Somatisch-symptoomstoornissen en verwante stoornissen Flashcards

1
Q

Wat zijn somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen (SSVS)?

A

Lichamelijke symptomen die al dan niet bekende medische aandoening doen vermoeden, en warvan de persoon aanzienlijke hinder heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf 7 veranderingen van SSVS in DSM-IV naar 5

A

Aanta, benaming en omschrijving somatoforme stoornissen veranderd.

  1. DSM-IV nadruk medisch gezien onvoldoende verklaarde lichamelijke verschijnselen. DSM 5: nadruk aanwezigheid psychologische en gedragsmatige factoren
  2. Body dismorphic disorder naar OCD
  3. Hypochondrie weg als afzonderlijke diagnose
  4. Pijnstoornis onderdeel somatisch-symptoomstoornis
  5. Nieuw: ziekteangststoornis
  6. ‘psychologische factoren vio .. ‘ en ‘nagebootste stoornis’ vanuit andere categorien naar SSVS gebracht
  7. Conversiestoornis gelijk gebleven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf somatisatie

A

Een proces (en geen diagnose) dat belangrijke rol speelt bij SVSS –> lichamelijk reageren op stressor en zich naar die reactie gedragen.

Normaal verschijnsel, klinische aandacht nodig als het de overhand krijgt.

vb. Hoofdpijn bij examenstress en daar pijnstiller voor nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn psychosomatische stoornissen?

A
  1. Veel bekritiseerde aanduiding.
  2. Psychologische oorzaak van lichamelijke aandoeningen.
  3. Unieke oorzaak bij specifieke ziekten zoals hoge bloeddruk, maagzweer, astma nooit aangetoond.
  4. Achterhaald want psychologische aspecten bij vrijwel ALLE lichamelijke ziekten een rol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het tweesporenbeleid?

A

Lichamelijke EN psychologsiche aspecten van lijden meegenomen in diagnostiek en behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Met welke 2 andere categorieen hebben SSVS veel overeenkomsten?

A

Sterke relatie met angststoornissen en depressieve stoornissen zowel in klinisch beeld als comorbiditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 5 kenmerken van somatisch-symptoomstoornis

A
  1. 1 of meer lichamelijk klachten die dagelijks leven verstoren
  2. Excessieve gedachten, gevoelens of gedragingen die samenhangen met lich. klachten, min 1 kenmerk van: peristerende GEDACHTEN, ONGERUSTHEID, TIJD EN ENERGIE
  3. Niet elke afzonderlijke klacht hoeft steeds aanwezig te zijn, maar hebben klachten op zich dient wel persisterend (>6mnd) te zin
  4. Specificatie: mn pijnklachten
  5. Ernst: gradaties waarin bovenstaande kenmerken zich voordoen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 3 kritieken op de nieuwe diagnose van somatisch-symptoomstoornis

A
  1. Diagnose te makkelijk te geven,
  2. naamgeving te vaak
  3. naam geen deel dagelijkse of professionele taalgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem 3 kenmerken van diagnostiek voor somatisch-symptoomstoornis

A
  1. Geen vragenlijsten
  2. Zelfregistratie dmv dagboek –> zicht op frequentie en intensiteit symptomen
  3. Belangrijk: bestudering medisch dossier en persoonlijk en sociaal functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 3 kenmerken van somatisch-symptoomstoornis met vnl pijn

A
  1. Pijn Coping en Cognitielijst (PCCL) met subschalen: catastroferen, pijn coping, interne pijnbeheersing en externe pijnbeheersing.
  2. Pijn Cognitielijst (voorloper PCCL) inventariseert 5 cogn onderdelen pijn, waaronder catastroferen en berusting
  3. Tampa schaal voro kinesieofobie: angst voor bewegen bepalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijf 6 kenmerken van ziekteangststoornis

A
  1. oude diagnose: hypochondrie
  2. Preoccupatie met hebben of krijgen van ernstige ziekte staat op de voorgrond, lichamelijke symptomen niet aanwezig of licht
  3. Sterke angst, snel ongerust over eigen gezondheid
  4. Excessief gezondheidsgerelateerd gedraag of maladaptieve vermijding
  5. Preoccupatie min 6 mnd, hoewel specifieke ziekte die wordt gevreesd kan veranderen
  6. Specificatie toevoegen voor zorgzoekend of zorgmijdend gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de Whitely Index en Illness Scales?

A

Instrumenten voor bepalen centrale onderwerp van ziekteangststoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 4 kenmerken van conversiestoornis

A
  1. Vertonen 1 of meer symptomen van verandering in willekeurige of sensorische functies (anders dan neurologische of somatische aandoeningen)
    vb. motorische symptomen als verkamping, verlamming, pseudo-epileptische aanvallen, slikproblemen. Of zintuigelijk functieverlies.
  2. Criterium rol psychologische factoren rol vervallen in dsm 5
  3. Zeldzaam, wss door verbeterde neurologische diagnostische mogelijkheden.
  4. Prevalentie NL: 0.2% onder algemene medische patienten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf 4 diagnostische aspecten van conversiestoornis

A
  1. Leren kennen lichamelijke factoren en beperkingen EN psychologische toestand pt
  2. Medisch specialist, mn neuroloog, motorische en sensorische symptomen onderzoeken
  3. Psycholoog: uitokkende en instandhoudende factoren onderzoeken. vb traumatische achtergronden, via Schokverwerkingslijst
  4. Geen instrumenten om conversieverschijnselen direct te meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 3 kenmerken van psychologische factoren vio somatische aandoeningen

A
  1. Brede diagnose, nieuw in DSM
  2. Somatisch symptoom of somatische aandoening (GEEN psychische stoornis) is aanwezig, waarvan psychische of gedragsfactoren ongustige invloed hebben
  3. Factoren kunnen ontstaan, beloop of voortbestaan van lichamelijke ziekten en aandoeningen beinvloeden

Voorbeelden
- ontstaan verband met onhandige copingstijlen (stressgerelateerde hoofdpijn)
- type A persoonlijkheid (grote ambitie en prestatiegerichtheid) verband met hart- en vaatziekten
- pt die ziek-zijn ontkent en nalaat om medische zorg te zoeken
- therapie-ontrouw
- vrouw die vanwege geloofsovertuiging niet door mannelijke arts behandeld wil worden
- gedragingen die tot extra, aantoonbare gezondheidsrisico’s kunnen leiden zoals iemand met longaandoening die rookt
- emotionele factoren die lichamelijke aandoeningen verergeren, zoal astma en hoge bloeddruk, en bij depressie na myocardinfarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijf diagnostiek voor psychologische factoren vio somatische aandoeningen

A

Gerichte vragen stellen en observeren van pt en situatie –> afwijkende of niet goed te begrijpen medische bevindingen kunnen hieraan bijdrage leveren

17
Q

Noem 5 kenmerken van nagebootste stoornis

A
  1. Voorwenden van lichamelijke of psychische klachten of verschijnselen of het doelbewust opwekken van verwonding of ziekte waarbij enerzijds aantoonbaar sprake is van misleiding en anderzijds geen externe geldelijke of ander materiele beloning tegenover staat
  2. Voorgewende lich. symp subjectief (vb pijn, vermoeidheid) of zelf-aangedaan (vb injecteren gevaarlijke middelen)
  3. Presenteren als ziek, gehandicapt, gewond, leiden tot ziekenhuisopname of medische ingrepen
  4. DSM 5 onderscheid ‘nagebootste stoornis opgelegd aan zichzelf’ en ‘.. opgedrongen aan iemand anders (by proxy)’
  5. Prevalentie .5% –> moeilijke diagnose omdat pt geen hulpvraag heeft. Ontmaskering dus geen instrumenten!
18
Q

Noem 5 transdiagnostische factoren van SVSS

A
  1. Cognitieve
  2. Gedragsmatige
  3. Emotionele
  4. Sociale en culturele
  5. Dokter-pt relatie: iatrogene factoren
19
Q

Beschrijf cogn transdiagnostische factoren

A

Afwijkende interpretaties van lichamelijke symptomen, verstoorde ziekte-opvattingen, selectieve aandacht voor medische informatie en lichamelijke verschijnselen, ziektegerelateerde informatie wordt beter opgeslagen en beter herinnerd

20
Q

Beschrijf gedragsmatige transdiagnostische factoren

A

Vragen om geruststelling, bezoeken van artsen, inactieve levensstijl zijn belangrijke instandhoudende factoren die voortvloeien uit de vertekende ziekte-opvattingen

21
Q

Beschrijf emotionele transd. factoren

A

Vroeger werd gemeend dat pt met veel lichamelijke klachten alexitymie hadden. Meer bewijs, namelijk dat pt minder goed in staat zijn om stressgerelateerde emoties te reguleren –> verhoogde fysiologische arousal en kwetsbaarheid ziekten

22
Q

Wat is alexithymie?

A

Onvermogen om emoties van zichzelf en anderen te herkennen, beschrijven en uit te drukken

23
Q

Beschrijf sociale en culturele transdiagnostische factoren

A

In westerse culturen sterke medicalisering –> grote culturele variatie in het tot uitdrukking komen van lichamelijke verschijnselen en interpretaties daarvan.

Idioms of distress

24
Q

Wat zijn idioms of distress?

A

Cultuurspecifieke manieren om effecten van stressvolle gebeurtenissen te verklaren en te beleven

25
Q

Geef een voorbeeld van iatrogene factoren

A

Angstige pt vreest voor hartziekte. Huisarts kan niets vinden, verwijst pt naar cardioloog. Pt ongeruster, want waarom zou zo’n onderzoek nodig zijn als hij zou denken dat er niets mis is?

26
Q

Beschrijf 5 algemene uitgangspunten bij behandeling

A
  1. Tweesporenbeleid –> multidisciplinaire aanpak
  2. Strategie gevolgd om tav lichamelijke klachten aanvankelijk aan te sluiten bij pt en serieus te nemen –> verbreden naar psychosociale factoren
  3. Psychologische behandelingen richten op transdiagnostische mechanismen van voortbestan (vooral met CGT) –> pos effecten (omgaan met klachten, afname preoccupatie, betere kwali van leven) –> deze formuleren als expliciete behandeldoelen zodat mislukking of tegengestelde verachte uitkomsten vermeden worden
  4. Opvattingen van hulpverleners grote invloed op richting diagnostiek en behandeling.
    vb. behandelaar die zich richt op de oorzaak vd stoornis zal minder effectief zijn dan die zich richt op gevolgen symptomen
  5. CGT meest onderzocht en voldoende effectief. Tehcnieken vaak toegepast: ontspanningsmehtoden, cogn herstructurereing, exposure en responspreventie, zelfcontrole technieken en sociale-vaardigheidstraining
27
Q

Waarom is er weinig onderzoek naar SVSS?

A

Weinig onderzoek. Veel casuistiek met uiteenlopende interventies.

Door onheldere terminologie, grote comorbiditeit, recent sterk veranderde diagnostische systemiek en criteria –> onverzichtelijk!

28
Q

Beschrijf 4 kenmerken van behandeling van somatisch-symptoomstoornis

A
  1. Case-management: huisarts centrale rol, consulterend psychiater, pt op vaste tijden naar huisarts.
  2. –> kwali leven omhoog.
  3. Focus veranderen betekenis van klachten en rol daarvan
29
Q

Beschrijf behandeling voor somatisch-symptoomstoornis met PIJN

A
  1. Gradueel opbouwen beweging en belasting effectief
  2. Accupunctuur (korte termijn effectief) en fysiotherapie
  3. Bij kinesiofobie: functionele beperkingen aanpakken mbv fysio.
  4. Psycholoog: misinterpretaties en catastrofale gedachten behandelen
30
Q

Noem 2 kenmerken van behandeling van ziekteangststoornis

A

1.CGT, behavioral stress management, psycho-educatie –> pos veranderingen.

  1. Farmaca: paroxetine (SSRI) en CGT vergelijkbare resultaten.
31
Q

Noem 4 aspecten van CGT bij ziekteangststoornis

A
  1. Opsporen en uitdagen hypochondere gedachte, mn misinterpretatie van lichamelijke verschijnselen
  2. Vermindering vragen geruststelling, veelvuldige controles van lichaam, opzoeken medische info. Responspreventie: weglaten bezoeken artsen en opzoeken internet
  3. Blootstellen onderwerpen die pt mijdt, zoals medische programma’s of aanraking bepaalde lichaamsdelen
  4. Idiosyncratische karakter maakt het goed probleemanalyse nodig en individueel behandelplan!
32
Q

Beschrijf 3 kenmerken van behandeling van conversiestoornis

A
  1. In NL 2 studies pos effecten HYPNOTHERAPIE bij motorische type: zintuigelijke waarnemingen beinvloeden.
  2. Gebrek aan integratie van impliciete en expliciete sensorische en/of motorische informatieverwerking. Hypnose beoogt deze dissociatie te herstellen
  3. Doel: meervoudig: opheffen functieberkingen, leren herkennen vroege voorafgaande signalen van lichamelijke symptomen, in psychosociaal opzicht weer functioneren,..
33
Q

Beschrijf hypnose voor conversiestoornis motorische type

A

Veranderende toestand van bewustzijn waarbij het mogelijk is de aandacht selectief te richten en waarbij gemakkelijk een toestand van spierontspanning wordt bereikt.

34
Q

Beschrijf behandeling van psychologische factoren vio somatische aandoeningen

A

Geen specifiek onderzoek maar uitgaande van transdiagnostsiche facotren wel therapeutische aangrijpingspunten:

  1. pt die zich niet aan medische regime houden –> zelfcontroletechnieken
  2. pt die gezondheidsrisico’s lopen –> lifestyletraining (vb gezonde eetgewoonten)
35
Q

Noem 3 kenmerken van behandeling van nagebootste stoornis

A
  1. Probleem: pt in behandeling krijgen
  2. Confronteren leugens niet effectief
  3. Wel: ondersteunende en begrijpende houding en geleidelijk pt in behandeling te loodsen –> leren adequater gedrag vertonen en steun andere ontlokken.
  4. Mogelijke aangrijpingspunten: vergroten zelfcontrole en zelfwaardering, opbouwen adequate relaties, verminderen zelfdestructief gedrag. Vergelijkbaar behandeling borderline
36
Q
A