H11. PTSS Flashcards
Wat is het verschil tussen life-events en traumatische gebeurtenis?
Life event: ingrijpende gebeurtenis die hoort bij het leven
Traumatische: feitelijk of dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweldd
Ontwikkelt iedereen na een traumatische gebeurtenis PTSS?
Nee. Deel ontwikkelt stoornis, deel daarvan ontwikkelt traumagerelateerde stoornis als PTSS terwijl anderen psychische stoornissen krijgen zoals depressie- angst of aanpassingsstoornis of middelengebruik.
Hoeveel mensen ontwikkelen PTSS na trauma?
20% gemiddeld, bij seksueel trauma 45%
Noem 2-3 risico- en beschermingsfactoren voor PTSS
- Aantal, ernst en aard traumatische ervaring
- Eerdere psychische problemen of nare ervaringen in de jeugd
- Stressoren in nasleep trauma
Beschermende:
1. Voldoende en adequate steun
2. Kwetsbaarheid als aanleg en gezonde copingstijlen
Noem 4 eerdere termen voor PTSS
- Soldiers heart
- Traumatische neurose
- Shellshock en war neurossis
- Concentratiekampsyndroom
- Post-Vietnam syndroom
- Rape Trauma Syndrome en Post Sexual Abuse Syndrome
Geef de definitie van herbelevingen
- Meest kenmerkende en indrukwekkende criterium/symptoom PTSS
- Altijd gerelateerd aan trauma en voelen vaak als werkelijkheid
- –> zeer angstige, emotionele staat
- Kunnen maanden of jaren voorkomen
- vormen: dromen/nachtmerries, flashbacks, steeds opdringende angstige herinneringen waar pt zich slechts aan kan onttrekken;
- Triggers
Wat zijn vermijdingscriteria?
Herbelevingen zijn zo beangstigend dat pt er alles aan zal doen om ze niet op te roepen –> triggers vermijden
Welke 2 negatieve veranderingen in cognities en stemming vinden plaats bij PTSS?
- Cognitie: geheugenverlies trauma; negatief zelfbeeld; vertekende denkbeelden oorzaak / gevolg trauma
- Stemming: zich ‘veranderd’ voelen; schaamte; schuld; terugtrekken; somber; vervreemd voelen; onthechting voelen
Noem 5 symptomen van PTSS
- Herbelevingen
- Vermijdingscriteria
- Negatieve veranderingen cognities en stemming
- Veranderingen arousal. en reactiviteit
Min 1 mnd + sign lijdensdruk of beperkingen functioneren
Beschrijf de veranderingen in arousal en reactiviteit bij PTSS
Verhoogde prikkelbaarheid, vb
- Zeer heftig boos om kleinigheden
- Schrikt zeer snel
- Slechte concentratie
- Slecht slapen
- Roekeloos gedrag (vb promiscue gedrag of middelengebruik)
Welke 2 subtypen PTSS bestaan er?
- PTSS met DISSOCIATIEVE symptomen: depersonalisatie en derealisatie
- PTSS met UITGESTELDE EXPRESSIE: 1e half jaar na trauma niet aan criteria voldoen
Noem 7 punten van anamnese bij PTSS
- Alle (in)directe symptomen uitvragen: niet automatisch naar PTSS redeneren!
- Beloop
- Traumageschiedenis uitvragen
- Invloed herbelevingssymptomen, vermijding, etc
- Bijkomende problemen en stressfactoren
- Beschermende factoren (vroeger en nu)
- Somatische toestand en medicatie- en middelengebruik
Noem de 3 (semi) gestructureerde interviews voor PTSS diagnose
- CAPS-5: clinician administered PTSD scale
- SI-PTSD: structured interview for PTSD
- PSS-I: PTSD symptom scale interview
Noem voor/nadelen van de CAPS-5
+ Meest gebruik en. onderzocht + vertaald NL + Huidige en lifetime PTSS
- Afnemen vereist korte training
Noem een nadeel van zelfrapportagevragenlijsten bij PTSS
Kans op vertekend beeld symptomen