Depressieve stemmingsstoornissen Flashcards

1
Q

misverstanden over depressie

A
  1. depressie is een zwakte, het is een kwestie van je er overheen te zetten
    - depressie = geen karaktertrek, geen persoonlijkheidseigenschap en geen wilskracht of gebrek aan
    - net zoals kankerpatiënt: je kan je er niet overheen zetten (gevaarlijke kwestie)
  2. depressie is een ziekte, met de juiste medicatie raak je er wel bovenop
    - van depressie herstel je niet door juiste medicatie, behandeling of kuur
    - depressie = kwetsbaarheid, waar je levenslang mee worstelt
    - impact op het gehele leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

misverstanden over depressie (3)

A
  1. bij een depressie moet je eerst en vooral zelf je problemen proberen op te lossen
    - bij ernstige depressie > professionele hulp aangewezen, te weinig vinden de weg:
    - 1 op 2 mensen krijgt geen behandeling
    - 2 op 3 mensen krijgt geen psychiatrische- of psychologische hulp
    - 4 op 5 mensen krijgt geen adequate behandeling
    - conclusie: professionele komt gemiddeld 1 jaar te laat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

symptomatologie

A
  1. algemeen
    - 5 (of meer) van volgende kenmerken > binnen periode van 2 weken dagelijks aanwezig, terwijl daarvoor niet het geval;
    - ten minste één van de eerste symptomen aanwezig:
  2. affectieve symptomen
    - sombere stemming
    - duidelijke vermindering van interesse en plezier in (bijna) alle activiteiten (= anhedonie)
  3. lichamelijke symptomen
    - duidelijke gewichtsvermindering of toename of verandering in eetlust
    - insomnia of hypersomnia
    - psychomotorische rusteloosheid of geremdheid
    - moe of verlies van energie
  4. cognitieve symptomen
    - gevoelens van schuld en waardeloosheid
    - verminderd vermogen tot nadenken of concentratie
    - terugkerende gedachten aan de dood of zelfmoord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nuancering: symptomatologie

A
  1. algemeen
    - nuancering van bijna heel de DSM > misleidend (want ieder heeft een unieke diagnose)
    - verschillende beelden waarin depressie zich toont > verschillende ziektebeelden mogelijk
    - depressie = niet altijd duidelijk aflijnbaar syndroom
  2. alles moet geïndividualiseerd worden:
    - basis: het verloop van ziekteproces,
    - de concrete invulling van symptomen (omdat verschillende personen > tegengestelde klachten)
    - alternatief: persoon achter de diagnose te zien = mensen met depressie (individu staat centraal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

affectieve symptomen

A
  1. sombere depressieve stemming
    - alles is grijs, zwart (= alles doorheen zwarte bril bekijken: compleet uitzichtloos)
    - zich somber, rot, down voelen
    - pessimisme
    - gevoel van uitzichtloosheid
    - voortdurend willen huilen of niet kunnen huilen
  2. duidelijke vermindering van interesse en plezier in (bijna) alle activiteiten
    - anhedonie = niet kunnen genieten van het leven
    - nergens geen belangstelling meer in hebben
    - nergens geen gevoel meer bij hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lichamelijke symptomen (1-2)

A
  1. duidelijke gewichtstoename of vermindering of verandering in eetlust
    - geen eetlust hebben
    - eten omdat het moet
    - vreetbuien hebben
    - alle voedsel heeft dezelfde vage smaak
    - medicatie: kan eetlust doen toenemen > gewichtsverlies maskeren (vb. antidepressiva)
  2. duidelijke slaapproblemen
    - insomnia = moeite om in slaap te vallen
    - problemen met inslapen of doorslapen
    - onrustig slapen
    - hypersomnia (minderheid) = voortdurend willen slapen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lichamelijke symptomen (3-4)

A
  1. gevoelens van rusteloosheid of remming
    - een zichtbare opgejaagdheid en rusteloosheid
    - gespannen en/of verstarde mimiek
    - vertraging in spreken en bewegen
    - lang stilzitten
  2. moe of verlies van energie
    - geen fut hebben
    - zich moe voelen bij het opstaan
    - het gevoel hebben dat alles pakken energie kost
    - uitgeput zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cognitieve symptomen

A
  1. gevoelens van schuld en waardeloosheid
    - denken: “ik doe niet genoeg mijn best!”
    - of “ik verdien dit!”
  2. verminderd vermogen tot nadenken of concentratie
    - zich niet kunnen concentreren
    - in rondjes blijven denken
    - geen beslissingen kunnen nemen
    - vb. kijken naar programma’s die geen energie vragen (show met muziek = vraagt geen concentratie)
  3. terugkerende gedachten aan de dood of zelfmoord
    - angst voor de dood
    - denken aan zelfdoding of pogingen daartoe ondernemen (uit het leven stappen > oplossing voor omgeving)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

typologie: disruptieve stemmingsregulatiestoornis en dysthymie

A
  1. disruptieve stemmingsregulatiestoornis
    - woede- en agressie-uitbarstingen
    - intense emotionele uitbarstingen
    - impulsiviteit
  2. persisterende depressieve stoornis (dysthymie)
    - depressieve klachten milder,
    - veel langduriger (minstens 2 jaar, grootste deel van de dag en meer dagen wel dan niet)
    - klachten niet episodisch maar permanent
    - voortdurend somber gevoel dat blijvend of continu aanwezig is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

typologie: premenstruele stemmingsstoornis en depressieve stemmingsstoornis door middel/medicatie of somatische aandoening

A
  1. premenstruele stemmingsstoornis
    - emotionele labiliteit, somberheid, angstklachten, prikkelbaarheid
    - tijdens de twee weken tussen eisprong en begin van menstruatie bij vrouwen
    - stoornis? > belangrijke impact op functioneren
  2. depressieve stemmingsstoornis door middel/medicatie of door somatische aandoening
    - hierbij ontbreken vaak:
    - de anhedonie
    - de schuldgevoelens
    - de doodsgedachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

abnormale stemmingswisselingen en differentiële diagnose

A
  1. stemmingswisselingen zijn (ab)normaal als:
    - de stemmingswisselingen frequenter voorkomen dan normaal
    - ernstiger zijn dan normaal
    - langduriger zijn dan normaal
    - ondragelijk zijn voor de betrokkene
    - het dagelijks functioneren verhinderen
    - verhinderen dat men rollen kan opnemen
    - gevaar opleveren voor de betrokkene
  2. differentiële diagnose
    - depressie is niet hetzelfde als een burn-out
    - niet hetzelfde als beginnende dementie
    - niet hetzelfde als persoonlijkheidsstoornis
    - niet hetzelfde als rouwproces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een burn-out

A
  1. algemeen
    - opvallend: op andere terreinen blijft men wel functioneren (burn-out = op de job)
    - binnen de DSM-5 > burn-out niet (meer) opgenomen, desondanks bestaande argumenten = ‘werkgerelateerde’ depressie
  2. symptomen
    - extreem en chronisch gevoel van uitputting en vermoeidheid
    - mentale distantie t.a.v. job > reageert afstandelijk, gedemotiveerd en trekt zich terug op het werk
    - cognitieve ontregeling = moeite om geconcentreerd te blijven in job
    - emotionele ontregeling = prikkelbaar, agressief, kwaad of verdrietig in de job
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

burn-out: risicopersonen

A
  1. risicopersonen zijn mensen met:
    - bovengemiddeld verantwoordelijkheidsgevoel
    - perfectionisme
    - vrouwen > mannen
    - de neiging om bij stresssituaties ontwijkend te reageren i.p.v. aan te pakken
    - laag zelfbeeld
    - hoge verwachtingen t.a.v. hun werk
  2. toepassing
    - vroeger: bepaalde beroepsgroepen (onderwijs en gezondheidszorg) > bijzonder kwetsbaar;
    - inmiddels achterhaald = WEL risicogroep door maatschappelijke positie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beginnende dementie

A
  1. symptomen van beginnende dementie
    - een cognitieve achteruitgang
    - depressieve klachten
  2. symptomen van een ‘depressie’ bij oudere mensen
    - een cognitieve achteruitgang
    - depressieve klachten
  3. conclusie
    - in functie van differentiaaldiagnose > op basis van:
    - medische beeldvorming (scans, eeg’s)
    - neuropsychologisch onderzoek
    - doel: het onderscheid maken + juiste diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een persoonlijkheidsstoornis

A
  1. algemeen
    - symptomen van persoonlijkheidsstoornissen (vb. borderline) zijn vaak ook depressieve klachten
    - in functie van differentiaaldiagnose:
    - wanneer symptomen zijn ontstaan,
    - in welke mate de symptomen stress gerelateerd zijn
  2. onderscheid op basis van symptomen:
    - al vanaf jeugdjaren ontstaan + uitgelokt door interpersoonlijke stressfactoren > richting van persoonlijkheidsstoornis
    - episodisch + met begin en einde > depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een rouwproces

A
  1. algemeen
    - proces van rouw na het verlies van een dierbare (mens, huisdier of een job/huis)
    - normaal verwerkingsproces (pathologisch rouwen > abnormaal rouwen)
  2. mogelijke gevolgen
    - rouwproces kan samengaan met een depressie
    - of aanleiding geven tot depressie
  3. in functie van differentiaaldiagnose:
    - na gaan of die depressieve stemming samen gaat met gevoel van leegte en verlies
    - of stemming wisselend is en of er ook periodes van positieve gevoelens zijn
    - of het zelfwaardegevoel van iemand er onder heeft geleden
  4. conclusie
    - als die gevoelens van leegte en verlies dominant zijn,
    - de stemming wisselend is,
    - iemand zelfwaardegevoel niet is aangetast,
    - dan wijst dat in de richting van rouwproces
17
Q

verloop van depressie

A
  1. algemeen
    - een depressieve periode duurt gemiddeld ruim half jaar
    - meeste patiënten genezen na 3 maanden, na half jaar = 70% (ook vaak restsymptomen)
  2. verloop adhv schema:
    - response = wanneer duidelijke en significante verbetering van klachten optreedt nadat behandeling is gestart
    - remission = betrokkene geen klachten meer
    - recovery = herstel 4 tot 6 maanden blijft
    - relapse = terugval binnen die 4 tot 6 maanden
    - recurrence = terugval na een recovery m.a.w. herstel dat 4 tot 6 maanden blijft
18
Q

verloop: de kans op herval

A
  1. algemeen
    - hoe langer iemand vrij is van klachten, hoe kleiner de kans op herval
    - onderscheid tussen remission/recovery en relapse/recurrence > niet belangrijk in klinische praktijk
  2. toepassing
    - elk herval = risico op toekomstig herval 16% toenemen:
    - kwetsbaarheid blijft bestaan > eenmaal kwetsbaar, altijd kwetsbaar (het stable-liabilitymodel)
    - stress als gevolg van eerste depressieve periode > kwetsbaar voor volgende (het acquired-susceptibility model)
19
Q

co-morbiditeit

A
  1. algemeen
    - depressie gaat vaak samen met andere psychische stoornissen
    - andere handboeken = depressieve en angststoornissen samen > geen onderscheid
  2. andere psychische stoornissen:
    - angststoornissen (generaliseerde-angst-stoornis, paniekstoornis of posttraumatische stress-stoornis)
    - middelgebonden stoornissen (alcohol, benzodiazepinen, cannabisgebruik)
    - lichamelijke klachten van psychische oorsprong (moeheid, pijn)
    - somatische ziektes (vooral chronische aandoeningen, zoals diabetes, hartziekten, kanker en Parkinson)
20
Q

kanttekening: co-morbiditeit

A
  1. algemeen
    - somatische ziekten en depressie beïnvloeden elkaar wederzijds
    - vb. overgewicht, hart- en vaatziekten, diabetes, kanker >< depressie
    - stress, ontregeling van hormonale systeem en immuunsysteem > basis van somatische ziekte en depressie
  2. voor mensen met zowel depressieve stoornis, als paniekstoornis:
    - zijn de symptomen en het verloop ernstiger en hardnekkiger
    - meer beperkingen in het dagelijks leven
    - groter risico op suïcide
    - reageren minder goed op alleen gesprekstherapie of medicatie
21
Q

algemeen prevalentie

A
  1. algemeen
    - 1 op 5 vrouwen wordt ooit (ernstig) depressief > oorzaak? = maatschappelijke positie
    - 1 op 10 mannen wordt ooit (ernstig) depressief
    - bij ouderen: vooral dysthyme klachten (tot 10% van ouderen in instelling > voldoen aan criteria voor depressief syndroom)
  2. prevalentie piekt bij:
    - jongvolwassenen
    - volwassenen van middelbare leeftijd
    - mediane aanvangsleeftijd: 38 jaar
22
Q

andere kenmerken: prevalentie

A
  1. algemeen
    - depressie heeft een lifetime prevalentie van 15 tot 34%
    - depressie heeft een puntprevalentie van 2 tot 4%
    - in België: 78.330 mensen uitkering wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van depressie (42% meer dan 5 jaar terug > aantal neemt toe met 10%)
  2. depressies zijn alle tijden
    - koning David: bekend dat hij koning Saul opvrolijkte door op citer muziek te spelen
    - Hippocrates: sprak over melancholie
    - Robert Burton: ‘The Anatomy of Melancholy’
  3. depressies zijn alle culturen
    - komen meer voor in Oost-Europa, Afrika, het Midden Oosten en Zuid-Amerika
    - minder in Azië en gebieden rond Stille Oceaan
23
Q

kanttekening: prevalentie

A
  1. depressie nemen wellicht niet toe over de tijd genomen, wel is het zo:
    - door gebruik van andere screeningsinstrumenten
    - doordat mensen met depressieve klachten makkelijker hulp zoeken
    - doordat de bevolking toeneemt
    - conclusie: indruk ontstaat dat er meer mensen zijn met depressieve klachten
24
Q

prognose

A
  1. algemeen
    - bij 50% herstelt binnen de 3 maanden
    - bij 20% duurt het herstel langer dan 3 maand en korter dan 2 jaar
    - bij 20% is er na 2 jaar nog sprake van een depressie
  2. eenmaal herstelt van een depressie recidiveert:
    - 15% binnen de twee jaar
    - 80% binnen de vijftien jaar
25
risicofactoren: prognose
1. indicatief (maar niet meer dan dat) voor slechte prognose zijn: - de aanwezigheid van lichamelijke ziekten - een gebrek aan sociale steun 2. indicatief (maar niet meer dan dat) voor recidive zijn: - jongere leeftijd bij de eerste depressie - een hoger aantal eerdere episodes - een ernstige eerdere episode - negatieve jeugdervaringen - het ervaren van een tegenslag