Depressie: etiologie Flashcards

1
Q

etiologie: een biologische benadering

A
  1. algemeen
    - verklaringen op niveau van genetische factoren
    - niveau van stoornissen in biochemische processen
    - niveau van afwijkingen in structuur van de hersenen
  2. kanttekening
    - correlationeel verband ≠ oorzakelijk verband
    - tot op heden: geen enkel morfologische verandering in hersenen van mensen met depressie vastgesteld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verklaringen op het niveau van genetische verwantschap

A
  1. erfelijkheidsonderzoek
    - conclusie: hoe nauwer genetisch verwantschap tussen persoon met depressie en familie,
    - hoe groter het risico = familieleden depressie krijgen
    - persoon met minstens één verwant van eerste graad (ouders, grootouders, broers) die depressief is > 2 tot 4 keer meer kans
  2. andere vaststellingen
    - geadopteerde kinderen > hoger risico op depressie wanneer biologische ouders stoornis vertonen
    - concordantiegraad voor depressieve stoornis:
    - bij eeneiige tweelingen 40%
    - bij twee-eiige tweelingen en broers en zussen 17%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verklaringen op het niveau van genetische factoren

A
  1. algemeen
    - invloed: sterker naarmate het gaat om ernstige vormen van depressie
    - genen = bepalen de kwetsbaarheid + interactie met omgevingsfactoren bepalen verschijning;
    - zowel fysische, sociale en culturele factoren > een rol
  2. epigenetische factoren
    - betekenis: omkeerbare erfelijke veranderingen in genfunctie die optreden zonder dat veranderingen in DNA sequentie optreden
    - hebben ook invloed !!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verklaringen op het niveau van stoornissen en biochemische processen

A
  1. rol van neurotransmitters
    - noradrenaline, dopamine en serotonine > bij het ontstaan van depressie
    - mechanismen achter depressie zijn ingewikkelder (dan simpel te weinig of te veel ven één)
  2. het gaat echter niet zomaar om de concentratie van bepaalde neurotransmitters
    - antidepressiva = verhoogt enkele uren concentratie van bepaalde neurotransmitters
    - maar: werkt pas na enkele weken of maanden
  3. het gaat veeleer om hoeveel presynaptische neuronen teveel neurotransmitters herabsorberen voordat ze zich binden aan postsynaptische neuronen
  4. het gaat daarnaast ook om:
    - het aantal receptoren voor deze neurotransmitters
    - de gevoeligheid van bepaalde receptoren
    - vb. antidepressiva = eerder werken via het aantal receptoren en gevoeligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verklaringen op het niveau van afwijkingen in de structuur van de hersenen

A
  1. algemeen
    - een lagere activiteit (minder gele en rode gebieden) in prefrontale cortex
    - een hogere activiteit in limbisch systeem (= stuurt primaire emoties aan)
  2. de prefrontale cortex
    - is het denk-, plan- en organisatiecentrum
    - reguleert tal van cognitieve- en emotionele processen
    - neurotransmitters serotonine en norepifrine > belangrijke rol: werking prefrontale cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

depressie kan ook worden veroorzaakt door:

A
  1. verstoring in de werking van de eiwitten (met hulp waarvan zenuwcellen communiceren)
  2. bepaalde hormonale verstoringen (vb. schildklier, bijnieren, geslachtsklieren)
  3. verstoring in werking HPA-as:
    - invloed op de rol van cortisol
    - cortisol wordt aangemaakt bij stress (vb. kind die verwaarloosd of misbruikt werd > blijvende schade werking HPA-as)
  4. het gebruik van bepaalde medicijnen, alcohol en drugs
  5. bepaalde lichamelijke ziekten, zoals diabetes en hart- en vaatziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

etiologie: een psychoanalytische benadering

A
  1. algemeen
    - overtuiging: depressie teruggaan op vroegkinderlijke ervaringen
    - depressie in verband met gebruik van afweermechanismen (doel: innerlijke conflicten beheersen)
  2. Sigmund Freud
    - verbinding tussen melancholie/depressie en rouw;
    - rouwen = losmaken van verloren geliefde, zodat men leven kan voortzetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

schematische voorstelling: ‘trauerarbeit’

A
  1. algemeen
    - verlies > verdriet > trauerarbeit >
    - arbeid waarbij de ziel liefdesenergie moet losmaken van verloren geliefde,
    - en arbeid waarbij de ziel liefdesenergie moet herinvesteren in iemand anders
  2. kenmerken
    - elke relatie = gekenmerkt door ambivalentie
    - libidinale en destructieve gevoelens t.a.v. de geliefde
    - ofwel weet men met die ambivalente gevoelens om te gaan > liefdesenergie herinvesteren
    - ofwel weet men dat NIET
  3. resultaten
    - lukt dit niet > keren destructieve gevoelens zich tegen zichzelf = introjecteert zijn kwaadheid (vorm: schuldgevoelens, zelfdepreciatie en zelfdoding)
    - lukt dit niet > gevolg: regressie = terugtrekken en weigert verantwoordelijkheden op te nemen
    - lukt dit niet > verdriet wegduwen, waardoor energie uitweg zoekt = men verdringt het verlies
    - gevolg = depressie !!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het Es, het Ego en het Super-Ego

A
  1. algemeen
    - melancholische/depressieve persoon wordt overspoelt door (het Es):
    - verdriet vanuit positieve libidinale gevoelens
    - woede, vijandigheid en kwaadheid (destructieve gevoelens) door het onrechte
    - de melancholische persoon kan en mag niet boos zijn op de geliefde (het Super-Ego)
  2. het Ego
    - gebruik van afweermechanismen om conflict te beheersen:
    - men verdringt het verdriet
    - men introjecteert de agressie naar binnen
    - men regresseert door een vlucht naar veiligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sommige individuen zijn kwetsbaarder voor een depressie (psychoanalytisch):

A
  1. wie?
    - mensen die hun eigenwaarde laten afhangen van de goedkeuring van anderen (= orale persoonlijkheidstypes)
    - mensen die hun destructieve gevoelens (Es) moeilijk kunnen uiten en op hun eigen persoon richten
    - mensen die onhaalbare idealen koesteren = sterk Super-Ego
    - mensen met sterke gewetensfunctie en drang tot perfectionisme = sterk Super-Ego
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

etiologie: een leertheoretische benadering

A
  1. algemeen
    - behavioristische benadering > focus: het gedrag (i.p.v. de emoties)
    - therapie: gericht op het aanleren en stimuleren van nieuw gedrag
  2. overtuigingen
    - dat iemand verkeerd gedrag heeft geleerd en bepaalde adequate gedragingen helemaal niet heeft geleerd
    - praten over depressieve gevoelens > probleem in stand houden = depressief gedrag wordt bekrachtigd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verklaringen op het niveau van klassieke conditionering

A
  1. voor de conditionering
    - verlies van een geliefde (OS) > verdriet en depressieve gevoelens (OR)
    - de gedachte aan de geliefde (NS)
  2. tijdens de conditionering
    - de gedachte + het verlies (NS + OS) > verdriet en depressieve gevoelens (OR)
  3. na de conditionering
    - de gedachte aan de geliefde (CS) > verdriet en depressieve gevoelens (CR)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verklaringen op het niveau van operante conditionering

A
  1. de operante conditioneringstheorie (Lewinsohn)
    - depressie is het resultaat van:
    - een tekort aan positieve bekrachtigen uit de omgeving
    - een teveel aan aversieve/negatieve ervaringen
    - essentieel: men komt terecht in soort vertekende negatieve spiraal
  2. kanttekening
    - weinig empirische evidentie voor de theorie
    - uitgangspunt dat mensen met een depressie negatief bejegend worden
    - weinig positieve bekrachtigingen leiden tot depressie
    - mensen met depressie = door zichzelf en anderen gezien als minder sociaal vaardig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

depressie is het gevolg van (leertheoretisch):

A
  1. wat?
    - mensen die geleerd hebben zichzelf niet voldoende te bekrachtigen
    - mensen die geleerd hebben te weinig bekrachtigen te ontlokken aan hun omgeving
    - mensen die geleerd hebben zichzelf te veel te bestraffen
    - mensen die niet weten welk gedrag zal bekrachtigd of bestraft worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de theorie van de aangeleerde hulpeloosheid (Seligman)

A
  1. algemeen
    - depressieve mensen hebben geleerd om zichzelf te beschouwen als:
    - iemand die geen controle of invloed meer heeft op de gebeurtenissen om zich heen
    - iemand die niet in staat is het leven ten goede te keren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

etiologie: een humanistische benadering

A
  1. algemeen
    - geen typische benadering van depressies
    - focus: het unieke van ieder individu en het specifieke van de problemen die iemand ondervindt (i.p.v. de diagnose),
    - de totale persoon en het geblokkeerde groeiproces (i.p.v. de klachten of symptomen)
    - wel gebruik van diagnostische categorieën, vanuit overtuiging: beter afstemmen op unieke karakter van bepaalde problemen
  2. aanpak therapeut:
    - zich verplaatsen in de beleving van de cliënt en die terugspelen (empathie)
    - onvoorwaardelijke aanvaarding
    - zich op authentieke manier opstellen (echtheid)
  3. mensen met depressie:
    - moeten geholpen worden > opnieuw eigen authentieke keuzes te maken
    - geen oplossingen of adviezen krijgen (ze weten van binnenuit wat goed voor hen is)
    - moeten terug contact maken met hun eigen ‘zelf’
17
Q

standpunten van Carl Rogers

A
  1. een non-theoretisch standpunt
    - onderscheidt geen specifieke diagnostiek
    - onderscheidt geen specifieke behandelingsmethode
    - iedere pathologie = uniek (dus ontsnapt aan elke veralgemenende diagnostiek of behandelingsmethode)
  2. een non-directief standpunt
    - geen richtlijnen of oplossingen
    - stelt dat eerder de betrokkene zelf zijn oplossingen moet vinden
    - groeiproces faciliteren > door relatie aan te bieden, die helpt contact te maken met innerlijk aanvoelen
18
Q

sommige individuen zijn kwetsbaarder voor een depressie (humanistisch):

A
  1. wie?
    - mensen die geen betekenis kunnen geven aan hun bestaan
    - mensen die geen authentieke keuzes kunnen maken die tot zelfvervulling leiden
    - mensen die geloven dat ze mogelijkheden die ze in zich hebben niet kunnen realiseren
  2. mensen die hun gevoel van eigenwaarde verliezen bij:
    - het verlies van een dierbare
    - het verlies van bepaalde rollen
19
Q

etiologie: een cognitieve benadering

A
  1. algemeen
    - focus: foutieve cognitieve schemata en overtuigingen, die mensen gebruiken
    - therapie gericht op het vervangen van de foute cognitieve schema’s en overtuigingen door meer rationele overtuigingen
  2. negatieve cognitieve schemata (Beck):
    - geheel van overtuigingen, fantasieën en verwachtingen die individuen over zichzelf, hun wereld hebben
    - ontstaan: interactie tussen genetische factoren en vroege leerervaringen
    - zorgen ervoor dat mensen zichzelf gaan zien als adequaat, incompetent, onwaardig en hulpeloos
    - vaak terug op traumatische ervaringen die vaak jarenlang sluimeren
20
Q

de cognitieve triade bij een depressie (Beck)

A
  1. mensen met depressie hebben een negatieve kijk op zichzelf: ziet zichzelf als waardeloos, onaantrekkelijk en falend over hele lijn
  2. negatief wereldbeeld: ziet vooral negatieve aspecten in zijn omgeving (i.p.v. de positieve)
  3. negatieve visie op verleden en toekomst:
    - negatieve zaken ui het verleden en in de toekomst
    - ook wanneer iemand anders kan bevestigen dat persoon met depressie in vroegere periode wel gelukkig was > afdoen als niet echt of althans niet relevant
21
Q

de cognitieve uitbreiding van het bekrachtigingsmodel van Lewinsohn

A
  1. algemeen
    - tekort aan bekrachtigingen maar tot depressie leidt als de persoon zichzelf:
    - te weinig bekrachtigt
    - te veel bestraft
  2. aanpak
    - selectieve observatie van eigen gedrag (men beoordeelt eigen gedrag (veel) strenger)
    - bevooroordeelde evaluatie van het eigen gedrag (men beoordeelt zichzelf met (te) hoge standaarden)
    - te weinig zichzelf te belonen (men gunt zichzelf niet veel)
    - er is weinig empirische evidentie !!
22
Q

denkfouten die met depressie in verband staan (Burns) (1-5)

A
  1. alles of niets denken: zwart-wit denken, denken dat iets helemaal goed of fout is
  2. overgeneralisatie: denken dat negatieve levensgebeurtenissen zich zullen herhalen
  3. mentale filter: het zich focussen op de negatieve details en het verwerpen van positieve kenmerken > ‘selectieve abstractie’
  4. uitsluiting van het positieve: prestaties en complimenten relativeren of ontkennen
  5. overhaaste conclusies trekken: levensgebeurtenissen negatief interpreteren, niettegenstaande waar geen bewijs voor is
23
Q

denkfouten die met depressie in verband staan (6-10)

A
  1. vergroting en verkleining: persoonlijke fouten, angsten of vergissingen uitvergroten en sterke punten, successen en overwinningen minimaliseren
  2. emotionele rationalisatie: levensgebeurtenissen interpreteren op basis van emoties en niet op basis van rationele overtuigingen
  3. beweringen met ‘moeten’: zichzelf allerlei verplichtingen en ‘moetens’ opleggen
  4. labeling en mislabeling: levensgebeurtenissen verklaren vanuit een negatief etiket of verkeerd (emotioneel) etiket
  5. personalisatie: iemand persoonlijk verantwoordelijk stellen voor de problemen of het gedrag van anderen
24
Q

theoretisch model van Seligman

A
  1. bij laboratoriumonderzoek met studenten vond Seligman dat:
    - depressieve studenten of studenten die hulpeloos gemaakt werden door blootstelling aan oncontroleerbare negatieve stimuli;
    - gevolg: slecht presteren op nieuwe taak en bereid waren onaangename stimuli te ondergaan > depressief reageren
  2. dit verklaart echter niet:
    - het geringe zelfwaardegevoel van mensen met een depressie
    - waarom depressieve gevoelens bij sommige mensen bijzonder hardnekkig waren en bij anderen niet
25
cognitieve uitbreiding van theoretisch model rond aangeleerde hulpeloosheid
1. algemeen - NIET zozeer objectieve controleerbaarheid van een situatie is belangrijk - WEL subjectieve interpretatie van de situatie, de attributie van de situatie 2. wel depressie - interne attributie: die negatieve gebeurtenissen aan hun eigen onmacht toeschrijven - stabiele attributie: die negatieve gebeurtenissen toeschrijven aan zaken die er altijd zullen zijn - globale attributie: die negatieve gebeurtenissen toeschrijven aan algemene zaken 3. geen depressie - externe attributie: die negatieve gebeurtenissen aan externe factoren toeschrijven - instabiele attributie: die negatieve gebeurtenissen toeschrijven aan toevallige gebeurtenissen - specifieke attributie: die negatieve gebeurtenissen toeschrijven aan geïsoleerde gebeurtenissen
26
vaststellingen van Seligman
1. mensen met een depressie attribueren negatieve situaties of allerlei gebeurtenissen aan: - interne factoren ("het ligt aan mij") - onveranderlijke factoren ("ik kan daar niets aan doen") - globale factoren ("ik zal daar nooit in veranderen") 2. gezonde mensen attribueren negatieve situaties of allerlei gebeurtenissen aan: - externe factoren ("het ligt aan factoren buiten mij") - wisselende factoren ("die factoren kunnen veranderen") - éénmalige factoren ("die factor speelt alleen nu")
27
etiologie: een systematische benadering
1. algemeen - focus: de relationele situatie van de depressieve persoon - definieert depressief gedrag als onderdeel van interactie tussen verschillende mensen 2. vaststellingen - depressies kunnen leiden tot relatieproblemen >< relatieproblemen versterken de depressie - depressies kunnen ook binnen gezinnen worden doorgegeven - depressies kunnen leiden tot stress >< die stress kan leiden tot depressies bij partner of andere familieleden
28
de homeostase binnen het systeem
1. betekenis - homeostase is een dynamisch gegeven - wordt voortdurend verstoord, maar het systeem voortdurend alles aan om evenwicht te herstellen - vaststelling: depressies verstoren homeostase binnen het systeem >< depressie helpen verstorende homeostase binnen het systeem te herstellen
29
een kwetsbaarheids-stress benadering: life-events
1. stress - leidt niet per definitie tot depressieve gevoelens - of iemand al dan niet een depressie ontwikkelt > afh van de verhouding tussen draagkracht en draaglast 2. draagkracht (of weerbaarheid) - factoren die mensen kwetsbaar maken - factoren die beschermend werken
30
de draagkracht wordt bepaald door:
1. biologische kwetsbaarheid - genetische factoren - verstoorde HPA-functie 2. psychologische kwetsbaarheid - persoonlijkheid - copingsvaardigheden - faal of succeservaringen 3. sociale kwetsbaarheid - ondersteunend relatienetwerk - socio-economische status
31
de draaglast (of belasting) wordt bepaald door:
1. aanhoudende negatieve omstandigheden - problemen bij de opvoeding van kinderen - financiële problemen - huwelijk- en relatieproblemen - sociaal isolement 2. een tijdelijke maar krachtige negatieve gebeurtenis - een geboorte - een verhuis