Angststoornissen Flashcards
1
Q
misverstanden over angststoornissen
A
- angststoornissen zijn gewoon extreme vormen van normale angst
- beïnvloeden het dagelijks leven aanzienlijk
- gepaard met aanhoudend en buitensporig gevoel van angst of vrees (vaak oncontroleerbaar) - je kunt een angststoornis overwinnen door gewoon te ontspannen of positief te denken
- vb. meditatieoefeningen of zelfhulpboeken
- gevolg: zorgt voor een gevoel van falen > stap naar hulp is groter - kinderen kunnen geen angststoornis hebben, ze groeien er wel overheen
- niet meer kunnen functioneren + ondersteuning nodig = angststoornis
- vb. nachtmerries > periodes van angst horen bij de kindertijd
2
Q
symptomatologie
A
- algemeen
- altijd gepaard met hoofdsymptoom: angst
- ontstaan: door onschadelijke stimulus - cognitieve component
- vertekende risicobeoordeling
- negatieve bias
- piekeren, moeite met concentratie
- hypervigilantie, catastrofaal denken en besluiteloos - fysieke component: lichamelijke symptomen zoals zweten, hartkloppingen, maagpijn, droge mond en beven
- gedragscomponent: neiging om te controleren of neiging te ontspannen/vermijden
3
Q
angst ook in andere categorieën
A
- algemeen
- obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen
- trauma en stressorgerelateerde stoornissen
- aanpassingsstoornissen - toepassing
- angst = primaire en vaak bepalende symptoom dat de stoornis kenmerkt > gevolg: ontstaan van overige symptomen
- angst als mogelijk symptoom: ook bij verslaving, psychose, eetstoornis, …
4
Q
subcategorieën binnen de DSM
A
- bij kinderen:
- separatieangst of verlatingsangst = sprake van zeer intense angst, in verschillende contexten
- selectief mutisme = kinderen kunnen ‘normaal’ spreken, maar vb. op school niet (weken, maanden niet spreken in gegeven context) - bij volwassenen:
- specifieke fobie
- sociale angststoornis
- paniekstoornis
- agorafobie
- generaliseerde angststoornis
- angststoornis door middel van somatische aandoening
5
Q
symptomatologie: fobie
A
- betekenis
- fobie = duidelijke angst of vrees voor een specifiek object of situatie (vb. een spin, kleine ruimtes, hoogtevrees)
- een onmiddellijke verhoogde arousel
- invaliderend - kenmerken
- object of situatie roept onmiddelijk angst op
- object wordt bewust vermeden of alleen verdragen met intense angst of vrees
- de angst is overdreven (in verhouding met werkelijk gevaar)
- de angst is langdurig, meestal langer dan 6 maanden
6
Q
verschillende fobieën (1-3)
A
- dierenfobieën
- angst voor spinnen (arachnofobie)
- angst voor honden (cynofobie) - fobieën voor natuurelementen
- angst voor hoogte (acrofobie)
- angst voor storm (brontofobie)
- angst voor water (hydrofobie) - fobieën voor medische situaties
- bloed (hematofobie)
- injecties (trypanofobie)
- verwondingen (dermatofobie)
7
Q
verschillende fobieën (4-5)
A
- situationele fobieën
- angst voor vliegtuigen (aviofobie)
- angst voor liften of gesloten ruimtes (claustrofobie) - andere fobieën
- angst om te verstikken (anginofobie)
- angst om te braken (emetofobie)
- angst voor gekostumeerde figuren of clowns (coulrofobie)
8
Q
typologie: fobie
A
- specificeer indien:
- spontane remissie: naarmate ouder worden kan de fobie verdwijnen
- therapeutisch geïnduceerde remissie:
- gedeeltelijk of volledig in remissie afgenomen - specifieer actuele ernst:
- licht
- matig
- ernstig
9
Q
sociale angststoornis
A
- betekenis
- duidelijke angst of vrees voor een of meer sociale situaties (blootstelling kritische beoordeling)
- differentiaaldiagnose: verlegenheid > verdwijnt naarmate men op gemak komt + geen sociale isolatie - kenmerken
- vrees zich zodanig te gedragen dat anderen hierover negatief zullen oordelen
- de sociale situatie roept bijna altijd vrees op (dagen op voorhand)
- de sociale situatie wordt vermeden of enkel verdragen met intense angst
- de angst is buiten proportie ten opzichte van het werkelijke gevaar dat de sociale situatie met zich meebrengt
10
Q
subcategorieën van sociale angststoornis
A
- shy blader of paruresis of plasangst
- angst om beoordeelt te worden (de schrik dat een ander je hoort plassen)
- groot effect op dagelijks leven (vb. heel de avond niet drinken)
- vooral bij mannen (op basis: hoe toiletten zijn ingedeeld) - performance anxiety
- angst voor het geven van presentaties
- weken op voorhand ervaar je stress (vb. stress voor examens waardoor je niet meer kan functioneren) - andere subcategorieën:
- generaliseerde sociale angststoornis
- interactional anxiety = tijdens sociale interacties angst voor oordeel of afwijzing
11
Q
paniekaanval
A
- algemeen
- recidiverende onverwachte paniekaanval (zintuigelijke dissociatie)
- tijdens deze aanval moeten 4 (of meer) symptomen optreden:
- hartkloppingen, bonzend hart of versnelde hartslag,
- zweten, trillen of beven
- verstikkingsgevoel, misselijkheid of buikklachten - andere symptomen:
- duizeligheid, instabiliteit, licht in het hoofd
- gevoelloosheid of tintelingen (= paresthesieën: ledematen voelen ‘anders’)
- derealisatie = gevoelens van onwerkelijkheid, vb. kleuren die versmelten
- depersonalisatie = losgekoppeld zijn van zichzelf
12
Q
paniekstoornis
A
- algemeen
- minstens één maand gevolgd door één of beide gevolgen:
- persisterend bezig zijn met of bezorgdheid over nieuwe paniekaanval (anticipatieangst)
- significantie, maladaptieve gedragsverandering in samenhang met de aanvallen (vermijden van allerlei situaties om paniekaanval te voorkomen) - differentiaaldiagnose: paniekaanval
- kan onverwacht zijn, ook stimulusgebonden (vb. een examen)
- frequentie, patroon en impact
- ≠ paniekstoornis: je weet niet wat de uitlokkende factor is
13
Q
algemeen agorafobie
A
- intense angst of vrees in ten minsten 2 volgende situaties:
- openbare ruimtes (zoals pleinen, markten)
- gesloten ruimtes (zoals winkels, theaters)
- gebruik van openbaar vervoer
- in de rij staan of in een menigte bevinden
- alleen buitenshuis zijn - kenmerken
- gedachten dat ontsnappen moeilijk zou zijn of geen hulp beschikbaar (vb. angst voor vallen, incontinentie of hartklachten)
- de situaties roepen bijna altijd angst op
- de situaties worden actief vermeden, alleen met een begeleidend persoon aangegaan, of doorstaan met intense angst
14
Q
agorafobie: andere kenmerken
A
- algemeen
- angst of vrees is buiten proportie met de werkelijke gevaren die door de situatie worden opgeroepen
- de angst of vermijding is persistent en duur meestal 6 maanden of langer - gevolg: significant lijden of beperkingen in belangrijke levensgebieden
- beperkingen in het dagelijkse leven
- sociale isolatie
- verlies van autonomie en onafhankelijkheid
- werkgerelateerde beperkingen
- vaak samen met depressie en andere angststoornissen
15
Q
GAS (gegeneraliseerde angststoornis)
A
- betekenis
- buitensporige angst en bezorgdheid die voor een periode van 6 maanden vaker wel dan niet aanwezig zijn
- over verschillende activiteiten of gebeurtenissen
- veel moeite hebben bij het in de hand houden van de bezorgdheid
- gevolg: intens veel piekeren, veel plannen, voortdurend geruststelling vragen - tijdscomponent
- tenminste 3 van de volgende symptomen, sommige gedurende 6 maanden vaker wel dan niet aanwezig:
- opgewonden of geïrriteerd zijn
- concentratieproblemen of zich niets meer kunnen herinneren
- spierspanning
- slaapstoornis (moeite met in slaap vallen, doorslapen of het hebben van rusteloze nachten)
16
Q
toepassing GAS
A
- het onderwerp van bezorgdheid en angst kunnen niet verklaard worden door andere psychische klachten/stoornissen zoals:
- het hebben van een paniekaanval
- het voor schut staan in gezelschap
- het besmet worden
- het in gewicht toenemen
- van huis of familie weg zijn
- verschillende fysieke klachten hebben
- het hebben van een serieuze ziekte
- niet gerelateerd aan posttraumatische stressstoornis - gevolg
- lijden of beperkingen op sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen
- ≠ effecten van middel of somatische aandoening > niet tijdens stemmingsstoornis, psychotische stoornis of pervasieve ontwikkelingsstoornis
17
Q
differentiaaldiagnose GAS
A
- algemeen
- vb. het gebruik van amfetamines
- gevolg: angst zal zich uitbreiden over verschillende domeinen en contexten - differentiaaldiagnose: gewoon piekeren
- je kan stoppen
- geen lichamelijke klachten - differentiaaldiagnose: paniekstoornis
- enkel piekeren over een mogelijke aanval
18
Q
verloop fobie
A
- algemeen
- meestal na traumatische ervaring: geen besef van wat voor ervaring (geen weten)
- kan fluctueren in puberteit > nog steeds aanwezig in volwassenheid (hardnekkig)
- op oudere leeftijd nemen klachten af = minder intense fobie - toepassing
- slechts 8% in behandeling (ze kunnen vaak de oorzaak van fobie mijden)
- periodes die impact hebben op het ontstaan van sociale angststoornissen (vb. pesten)
- gevolg: vicieuze cirkel (minder diepgaande vriendschappen)
19
Q
verloop agorafobie
A
- algemeen
- meestal in eerste jaar na paniekaanval
- chronisch, vaak samen met depressie
- 20 tot 40% suïcidepogingen
20
Q
co-morbiditeit
A
- hoog
- vaak heeft iemand meerdere angststoornissen
- 50 tot 60% vertoont ook symptomen van depressie
- 20% ontwikkelt middelenmisbruik (zelfmedicatie)
- 30% van de mensen met OCD heeft ook paniekstoornis of angststoornis;
- vaak samen met lichamelijke gezondheidsproblemen: chronische pijn en maag-darmproblemen, migraine, buikpijn - mensen met fibromyalgie (40 tot 60% heeft ook angststoornis):
- chronische pijn > meer angst
- centrale sensibilisatie > meer pijn of emotie door overgevoelig systeem
- slaapproblemen > meer angst en meer pijn
21
Q
prevalentie en prognose
A
- prevalentie
- samen met depressie, meest voorkomend
- ongeveer 1 op 4 ooit in zijn leven
- werk en partnerschap beschermt tegen angststoornissen
- maatschappelijke invalshoek: competentie: de ander wordt gezien als concurrent > bang voor de ander,
- psychopathologie die veel voorkomt: zegt veel over onze maatschappij !! - prognose: 20% verbeterd door aanpassingen in hun leven (vb. zonlicht, routine)
22
Q
vrouwen statistisch meer risico op angststoornis
A
- biologische factoren: oestrogeen en progesteron leidt tot grotere kwetsbaarheid
- psychosociale factoren
- maatschappelijk zorgende rol: balans werk en privé
- druk schoonheidsnorm
- maatschappelijke ongelijkheid
- vrouwelijke socialisatie tot empathie