Classificatie & diagnostiek Flashcards

1
Q

wat is classificeren?

A
  1. betekenis
    - opdelingen maken van verschijnselen, objecten of processen
    - op grond van overeenkomst of verwantschap in eigenschappen/kenmerken
    - vb. tabel van Mendeljev, ontwikkelingsstadia van de mens (Erikson)
  2. waarom classificeren we?
    - patronen en relaties identificeren > beter begrip van complexe systemen
    - gemeenschappelijke terminologie en referentiekaders > vergemakkelijkt communicatie tussen professionals en het publiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom classificeren van afwijkend gedrag?

A
  1. algemeen
    - het gedrag, de gedachten en de emoties van mensen beschrijven (reeds heel lang)
    - ordenen van menselijk gedrag > NIET van mensen !!
    - conclusie: orde brengen in de werkelijkheid > zodat we deze bemeesteren
    - fantastisch hulpmiddel, maar ook reductie van de complexiteit
  2. eeuwen geleden = mensen met bizar, vreemd of onbegrijpbaar gedrag > beschreven in medische boeken;
    - communicatie
    - onderzoek
    - begrijpen
    - behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

van zot naar ziek

A
  1. algemeen
    - madness: gek en zot als beschrijvende diagnose
    - verschillende pogingen om dit anders zijn te vatten, te classificeren
  2. Hippocrates
    - vader van de moderne geneeskunde
    - abnormaal gedrag = veroorzaakt door fysieke problemen
    - onevenwicht in de vier lichaamssappen (of humores): slijm, bloed, gele en zwarte gal
    - voorgestelde behandeling probeerde dit evenwicht te herstellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

evolutie van ‘madness concept’ naar ‘mental illness’ door ontdekkingen

A
  1. Postmortem afwijkingen
    - bij patiënt met verlamming werd vb. bloedklonter gevonden in de hersenen
  2. ontdekking van ziektekiem als ziekteverwekker (door Pasteur)
    - vb. syfilis: psychiatrische beelden zoals apathie, geheugenproblemen, hallucinaties en wanen
    - conclusie: gevolg van ziektekiem > idee: psychiatrische beelden hebben biologische oorzaak (somatogene hypothese)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

van opsluiting naar behandeling

A
  1. algemeen
    - mensen die als zot of gek werden omschreven werden opgesloten
    - weggestopt van de maatschappij,
    - geketend,
    - aderlatingen
  2. uitzondering: Pinel
    - morele behandeling: contact en observatie
    - ontwikkelde eerste classificatie > 5 categorieën: melancholie, manie met delier, manie zonder delier, dementie en idiotie
    - Vlaamse tegenhanger is Dr. Guislain = ook humane behandeling van geesteszieken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nood aan een degelijk classificatiesysteem

A
  1. Kraepelin
    - ontwikkelde het eerste meer omvattende classificatiesysteem voor psychopathologie
    - classificatie op basis van patronen van symptomen > syndroom
    - voorheen: één en dezelfde beschrijvende diagnose: geestesziek
  2. kenmerken
    - synthese van de honderden psychische aandoeningen (die in 19e eeuw waren gedefinieerd)
    - biologische en genetische factoren
    - parallel tussen lichamelijke en geestelijke aandoeningen
    - prognose-gericht: onderscheid tussen ziektebeelden die te genezen waren en ongeneeslijk waren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

van inventariseren naar classificeren

A
  1. begin 20ste eeuw
    - ontstaat de ambulante praktijk
    - ontwikkeling psychoanalyse (Freud en Jung)
    - ook minder ernstige beelden worden behandeld
  2. 1952: allereerste versie van de DSM-I
    - lijst van psychiatrische ziektes
    - omstreeks dezelfde tijd: medicijnen op de markt > meer interesse in diagnostiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

van symptoom naar syndroom

A
  1. symptoom
    - enkel teken of kenmerk (wordt subjectief ervaren)
    - specifieke manifestatie van een onderliggende medische aandoening (vb. koorts, hoofdpijn, vermoeidheid)
  2. syndroom
    - verzameling van meerdere symptomen (een patroon)
    - vb. depressie/anorexia > kernsymptoom: met zekerheid gekoppeld aan (vb. onvermogen om plezier te beleven/wens om mager te zijn), facultatief symptoom: niet bepalend voor diagnose (vb. moeheid, slaapstoornis/uitblijven menstruatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschil classificatie en diagnostiek

A
  1. syndroomdiagnose of classificatie
    - klasse op basis van een aantal symptomen die samen voorkomen = louter descriptief en zegt niets over de achterliggende etiologie
    - gevolg: eenvoudige behandelvoorstellen (vb. depressie > antidepressiva)
  2. structuurdiagnose of diagnostiek
    - via allerlei methoden op zoek naar ethiopathogenese: waardoor en hoe het syndroom is ontstaan
    - op zoek naar allerlei elementen in het verhaal van de persoon > behandeling daarop afgestemd kan worden
    - vb. depressie als gevolg van vechtscheiding van ouders > ouderbegeleiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

classificatie in de context

A
  1. algemeen
    - diagnose > altijd in bepaalde context en niet los van waarden en normen (die invloed hebben)
    - waar ligt de grens tussen normaal en abnormaal? > bij mechanische ziektes is dat duidelijk: vanaf 27 graden heb je koorts
  2. niet zo voor psychische aandoeningen
    - depressieve bui is normaal, maar wanneer is het een depressie?
    - wanneer is het niet meer normaal en spreken we over psychopathie?
  3. de maatschappij bepaalt de grens
    - grens vanuit een bepaald referentiekader
    - gekoppeld aan waarden en normen van gegeven groep in gegeven tijd
    - tijdsgebonden: sociale fobie in opmars na jaren 60
    - cultuurgebonden: vb. Retired husband syndroom in Japan (vrouw als werknemer behandelen > pijn huiduitslag, hoge bloeddruk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

classificatie in context: voorbeelden

A
  1. drapetomanie: vermeende psychische aandoening die zwarte slaven ertoe aan zou zetten hun gevangenschap te ontvluchten
  2. trage of sluipende schizofrenie
    - vermeende psychische aandoening herkend door Sovjetpsychiaters
    - kenmerkende symptomen: hervormingswanen, volhardend karakter en verdraaide voorstelling van zaken
    - dissidenten die leidende marxistisch-leninistische ideologie van Sovjet-Unie afwezen
  3. homoseksualiteit
    - 17 mei 1990: schrapte de Wereldgezondheidsorganisatie homoseksualiteit uit lijst van geestesziekten
    - internationale dag tegen holebi- en transfobie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

diagnostiek is altijd een stukje subjectief

A
  1. algemeen
    - gebaseerd op symptomen, niet op tests
    - de rol van de hulpverlener (interpretatie afh van ervaring, opleiding)
    - de rol van de patiënt en diens familie
    - DSM-5 en ICD-10: standaardisatie, maar geen objectiviteit > ruimte voor interpretatie (= hulpmiddelen)
  2. culturele en maatschappelijke invloeden
    - in ene cultuur ‘normaal’ gedrag > andere cultuur als ‘afwijkend’
    - diagnostische criteria variëren per land en worden beïnvloed door culturele waarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom is een classificatiesysteem nodig?

A
  1. nuttig om verschillende redenen
    - gemeenschappelijke taal (communicatie en harmonie)
    - basis van de wetenschap (verloop van bepaalde stoornis + leren over complexe stoornissen)
    - basis van behandeling (welke behandelingen? welke medicatie?)
  2. kanttekening
    - psychiatrische diagnose = descriptieve diagnose die zich baseert op het beschrijven van symptomen
    - classificeren bestaat niet zonder de mens: alle classificatiesystemen zijn constructies
    - constructies die enkel bestaan in communicatieve zin, door middel van taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke indelingen zijn mogelijk?

A
  1. categoriële of dimensionele ‘classificatie’
  2. monothetische of polythetische
  3. beschrijvende of verklarende
  4. hiërarchische of nevenschikkende
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

categoriële of dimensionele classificatie

A
  1. categoriaal classificatiesysteem
    - systeem vertrekt vanuit een eenvoudige ‘ja’ en ‘nee’ opstelling
    - gebruikt in klassieke medische wereld > je bent ziek of je bent niet ziek (zwart of wit)
    - aanleiding tot veel debatten = veel stoornissen bewegen zich op continuum van normaal naar pathologisch
  2. dimensionele classificatie
    - psychische stoornissen gezien als gelegen of een continuüm > ernst van symptomen gemeten
    - stoornissen variëren in ernst en dat mensen verschillende gradaties van een stoornis kunnen vertonen
    - in DSM: schaal van hoe groot is de belemmering in dagelijks leven?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

monothetische of polythetische classificatie

A
  1. monothetische classificatie
    - leden van klasse tenminste één gemeenschappelijk kenmerk
    - symptomen zijn “beslissend” of “decisief” omdat je zonder niet tot de klasse behoort
    - vb. anorexia > intense angst om aan te komen en verstoord lichaamsbeeld
  2. polythetische classificatie
    - overlap van verschillende kenmerken
    - groot aantal kenmerken > per definitie niet specifiek kenmerk
    - vb. paniekstoornis
    - DSM: voornamelijk polythetische benadering, betekent ruimte voor variatie binnen diagnoses > diversiteit in symptomatologie tss patiënten
17
Q

beschrijvende classificatie

A
  1. algemeen
    - ingedeeld op basis van observeerbare symptomen
    - gedrag aan de buitenkant waarneembaar
    - vb. depressie geclassificeerd op basis van symptomen zoals aanhoudende sombere stemming
    - DSM: hoofdzakelijk symptoom-gebaseerd classificatiesysteem
  2. nadeel
    - symptomen kunnen overlappen tussen verschillende stoornissen
    - vb. angststoornis en depressie = last van vermoeidheid of slaapproblemen > diagnostische nauwkeurigheid bemoeilijken
18
Q

verklarende classificatie

A
  1. algemeen
    - op basis van pathogene mechanismen: wat veroorzaakt de symptomen
    - onderliggende biologische, psychologische of sociale oorzaken van een stoornis
    - doel: stoornissen classificeren op basis van hun oorzaken of mechanismen
    - vb. PTSS > reactie van lichaam en geest op traumatische gebeurtenis
  2. nadeel
    - complexer om de onderliggende mechanismen precies vast te stellen
    - meerdere factoren: genetica, omgevingsinvloeden en psychologische processen
19
Q

hiërarchische of nevenschikkende classificatie

A
  1. hiërarchisch systeem
    - sommige klassen of groepen belangrijker of fundamenteler dan andere
    - piramidestructuur: sommige groepen hoger in rang dan andere
    - oude versie van de DSM: alle stoornissen gerangschikt binnen 3 categorieën > neurose, psychose en persoonlijkheidsstoornissen
  2. nevenschikkend systeem
    - alle klassen of groepen op hetzelfde niveau
    - geen rangorde = diagnoses of categorieën worden gelijkwaardig beschouwd
    - elke groep of diagnose heeft eigen bestaansrecht en staat onafhankelijk van andere diagnoses
    - huidige versie DSM: recht doen aan unieke situatie van elke cliënt
    - comorbiditeit: meerdere diagnoses tegelijk
20
Q

betrouwbaarheid en validiteit

A
  1. betrouwbaarheid
    - als verschillende dokters bij dezelfde patiënt tot dezelfde conclusie komen, tot dezelfde diagnose of classificatie
    - 4 dokters onderzoeken patiënt A en komen dezelfde conclusie = systeem betrouwbaar
  2. valide
    - als onderzoeken meten wat ze willen meten
    - op een weegschaal kan je het gewicht van iemand zien
    - meten aandachtsonderzoeken echt de concentratie? of ook de motivatie?
21
Q

de DSM

A
  1. algemeen
    - categoriaal met dimensioneel sausje
    - voornamelijk polythetische diagnoses
    - meestal beschrijvende diagnoses
    - in hoofdzaak nevenschikkende classificatie met hiërarchisch elementen
  2. betrouwbaarheid
    - stoornis DSM: NCS = betrouwbaarheid goed
    - PTSS = goed
    - borderline = matig
    - schizofrenie = matig
    - depressieve stoornis = laag
    - antisociale PST = laag
22
Q

validiteit in de DSM

A
  1. validiteit van diagnose
    - psychiaters: moeite om onderscheid te maken tussen mensen met echte psychische stoornissen en mensen zonder
    - labeling theory = stigma gepaard met psychiatrische stoornis > gedragingen worden geïnterpreteerd in licht van diagnose
  2. dehumanisering
    - pseudo-patiënten melden dat ze zich vaak genegeerd, slecht behandeld en gedepersonaliseerd voelen door personeel
    - gevolg: kritiek op wijze waarop patiënten in instellingen werden behandeld
23
Q

stigmatiserende stempels

A
  1. algemeen
    - bij bepaalde diagnoses horen bepaalde verwachtingen rond mogelijkheden en gedragingen
    - mogelijke stereotype beelden: onbetrouwbaar, onberekenbaar, gewelddadig, zwak karakter of lui zijn
  2. sociale stigmatisering
    - maatschappij ziet de persoon als ‘anders’ of ‘minder’
    - gevolg: uitsluiting, discriminatie of stereotypering
    - vooral in de media en populaire cultuur
24
Q

stigma en discriminatie

A
  1. algemeen
    - psychiatrische diagnose = praktische gevolgen voor werk, onderwijs en relaties
    - werkgevers of leraren kunnen vooroordelen hebben over de capaciteiten van iemand
    - vb. iemand met ADHD kan in de werkomgeving te maken krijgen met vooroordelen
  2. zelfstigma: interne gevolgen van een diagnose
    - negatieve stereotypen of vooroordelen over aandoening internaliseert
    - zien zichzelf als ‘zwak’, ‘anders’ of ‘onbekwaam’ > leidt tot schaamte, laag zelfbeeld
25
van YARVIS-patiënten naar trumposen en FINE-stoornissen
1. algemeen - steeds meer mensen vallen uit de boot - steeds meer diagnoses: groep normaliteit wordt steeds kleiner - elke maatschappij creëert eigen stoornissen - voor onze maatschappij: het ligt aan het individu EN voor het individu: het zit in de genen 2. afkortingen (Verhaeghe) - YARVIS: Young, Attractive, Rich, Verbal, Intelligent, Social - trumpose: waarschijnlijk een kritische verwijzing naar bepaalde eigenschappen zoals narcisme - FINE: Fucked-up, Insecure, Neurotic, Emotional
26
afkortingen van Verhaeghe
1. YARVIS - licht afwijkend gedrag - milde angst en depressie - overpresteerders - oorzaak bij zichzelf 2. trumpose - verplicht door omgeving - ontremming - manipulatie en machtsmisbruik - anderen zijn de oorzaak 3. FINE - mislukt - ernstige depressie en angst - gevoel niet mee te tellen - weinig te vertellen