Angststoornissen: etiologie & behandeling Flashcards

1
Q

genetische factoren (biologische benadering)

A
  1. erfelijkheid
    - sterk genetisch component
    - studies: familiegeschiedenis van angststoornissen > verhoogd risico
    - rol bij specifieke stoornissen zoals paniekstoornis en sociale angststoornis
  2. tweelingenstudies
    - eeneiige tweelingen vertonen hogere overeenkomst in optreden van stoornis ≠ twee-eiige tweelingen
    - conclusie: genetica significant bijdraagt aan vatbaarheid voor angststoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

neurotransmitters en neurobiologische processen

A
  1. serotonine
    - geassocieerd met angst
    - lager serotonineniveaus = verhoogde angst
    - medicatie: selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) gebruikt om niveau te verhogen + angst verminderen
  2. GABA
    - remmende neurotransmitter: helpt verminderen van neuronale activiteit in de hersenen
    - tekort: verhoogde hersenactiviteit en symptomen van angst
    - medicatie: benzodiazepinen = angst verminderen
  3. noradrenaline
    - stresshormoon betrokken bij ‘vecht-of-vlucht’-reactie
    - angststoornis = noradrenalinesysteem overactief > paniekgevoelens en hyperarousal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hersenstructuren en het angstcircuit

A
  1. amygdala
    - kerngebied in het limbisch systeem: verantwoordelijk voor de verwerking van emoties, met name angst en bedreiging
    - bij angststoornis: amygdala overactief, gevolg: verhoogde gevoeligheid
  2. prefrontale cortex
    - verantwoordelijk voor rationeel denken, besluitvorming en regulatie van emoties
    - bij angststoornis: verminderde connectiviteit tussen prefrontale cortex en amygdala > gevolg: moeite angstreactie onder controle
  3. hippocampus
    - geheugen en verwerken van emotionele ervaringen
    - bij chronische angst: structurele veranderingen gerelateerd aan stress;
    - gevolg: verstoord vermogen om met stressvolle situaties om te gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hormonale invloeden

A
  1. hypothalamus-hypofyse-bijnier (HPA-as)
    - reguleert de stressreactie door productie van cortisol (= stresshormoon)
    - bij angststoornis: HPA-as hyperactief > verhoogde cortisolspiegels
    - gevolg: overmatige reactie op stress + invloed op hersenfunctie
  2. cortisol
    - lichaam overmatig cortisol produceert > gevolg: verhoogde prikkelbaarheid en angstgevoelens
    - langdurige blootstelling: hippocampus beschadigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

omgevingsinvloeden

A
  1. algemeen
    - epigenetica: veranderingen in genexpressie door vb. stress, trauma of negatieve ervaringen
    - gevolg: ontstaan van angststoornissen
  2. chronische stress en neuroplasticiteit
    - langdurige blootstelling aan stress > veranderingen in de hersenstructuur en -functie = neuroplasticiteit
    - gevolg: verhoogde gevoeligheid van amygdala of verminderde activiteit van de prefrontale cortex > bijdrage aan het ontstaan angststoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een psychoanalytische benadering (1-2)

A
  1. algemeen
    - Freud: onbewuste conflicten en onderdrukte emoties
    - signaal van onderliggende emotionele problemen of innerlijke conflicten
  2. objectrelatietheorie
    - angststoornis ontstaan: verstoringen in vroege relatie (met primaire verzorgers)
    - onzekerheid en angst > manifesteren als angststoornis
  3. introjectie en regressie
    - introjectie = proces waarbij individuen kenmerken van belangrijke anderen in zichzelf internaliseren,
    - gevolg: conflicten wanneer idealen niet overeenkomen
    - regressie = kunnen terugvallen op eerdere ontwikkelingsniveaus als reactie op stress of angst,
    - gevolg: kinderlijke gedragingen of reacties die lijden tot verdere angsttoename
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een psychoanalytische benadering (3-4)

A
  1. afweermechanismen
    - onderdrukking (het wegstoppen van pijnlijke herinneringen of gedachten)
    - verplaatsing (het overbrengen van emoties naar minder bedreigende situaties)
    - projectie (overtuigingen en gedachten toeschrijven aan anderen)
    - gevolg: creëren innerlijke spanning die zich uit in angst
  2. psychodynamische therapie
    - onderzoeken van onderliggende conflicten en onbewuste processen
    - doel: inzicht krijgen in oorsprong van de angst en deze op te lossen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een behavioristische benadering

A
  1. klassieke conditionering
    - angst ontstaan door negatieve ervaring
    - geassocieerd met specifieke prikkel (vb. iemand die paniekaanval krijgt tijdens autorijden > neutrale stimulus (auto) gekoppeld aan negatieve ervaring (paniek)
  2. operante conditionering
    - gedrag dat angst vermindert of vermijdt, wordt versterkt door negatieve bekrachtiging
    - vb. iemand met sociale angst die sociale situaties vermijdt, ervaart minder angst op korte termijn:
    - gevolg: neiging tot vermijding in de toekomst versterkt
  3. exposure-therapie
    - behandelmethode gebaseerd op de principes van gedragstherapie
    - iemand herhaaldelijke blootgesteld aan angstige situaties, zonder verwachte negatieve gevolgen = gevolg: uitdoving angst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een humanistische benadering (1-2)

A
  1. algemeen
    - Rogers en Maslow benadrukken het belang van zelfactualisatie en persoonlijke groei
    - angststoornissen: gevolg van belemmering in de ontwikkeling (naar volledig benutten van het potentieel van persoon)
  2. gebrek aan zelfacceptatie
    - angststoornissen: ontstaan door gebrek aan congruentie tussen hoe iemand zichzelf ziet (reëel zelf) en hoe iemand denkt dat hij zou moeten zijn (ideaal zelf)
    - gevolg: innerlijke conflicten > gevoelens van angst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een humanistische benadering (3-4)

A
  1. behoeftehiërarchie van Maslow
    - als de basisbehoeften (zoals veiligheid en stabiliteit) niet worden vervuld > ontstaan van angststoornissen
    - gevolg: gevoel van onzekerheid of instabiliteit in het leven > ontwikkeling angst
  2. cliëntgerichte therapie
    - focus: creëren van het ondersteunende omgeving waarin de cliënt zijn of haar ware zelf kan ontdekken en ontwikkelen
    - gevolg: afname van angstgevoelens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een cognitieve benadering

A
  1. algemeen
    - angststoornissen komen voort uit maladaptieve (verstoorde) denkpatronen en overtuigingen
    - mensen met angststoornis: neiging om bedreigingen te overschatten + eigen vermogen onderschatten
  2. cognitieve vertekeningen
    - catastrofaal denken: het aannemen van het ergst mogelijke scenario
    - selectieve aandacht voor dreiging: overmatige focus op potentiële gevaren
    - overgeneralisatie: het generaliseren van één negatieve ervaring naar toekomstige situaties
  3. cognitieve gedragstherapie (CGT)
    - behandelperspectief die zich focust op het identificeren en veranderen van maladaptieve denkpatronen
    - helpt mensen hun angst realistischer en gezonder interpreteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een systematische benadering

A
  1. de symptoomdrager
    - binnen het gezin kan één persoon de “symptoomdrager” worden
    - angst van die persoon > manifestatie van bredere problemen in het gezin
    - gevolg van disfunctionele gezinsdynamiek, zoals conflict tussen ouders
  2. circulaire causaliteit
    - systeemtheorie: symptomen van angst het gevolg van wederkerige interacties binnen het systeem
    - vb. angst als reactie op manier waarom gezinsleden met elkaar omgaan
    - vb. als kind angstig is, kan dit overbeschermend gedrag van ouders uitlokken > angst versterken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

homeostase in gezinsdynamiek (systematische benadering)

A
  1. betekenis
    - toestand van stabiliteit of evenwicht
    - veranderingen in de gezinsdynamiek kunnen weerstand oproepen omdat ze de bestaande structuur verstoren
    - angst = manier waarop het systeem zichzelf probeert te stabiliseren
  2. toepassingen
    - rol van angst: symptomen kunnen een manier zijn om gezinsdynamiek te handhaven
    - verstoorde communicatie (zoals tegenstrijdige boodschappen, gebrek aan openheid) = gevoelens van onzekerheid en angst
    - dubbele bindingen: situatie waarin persoon tegenstrijdige of verwarrende boodschappen ontvangt (vb. “ik hou van je” maar tegelijkertijd afstandelijk of kritisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

angststoornissen in sociale en culturele context

A
  1. algemeen
    - multigenerationele patronen binnen familiesystemen:
    - angstige gedragingen of denkpatronen van de ene generatie op de andere worden overgedragen
    - overdracht van angst: onbewust dezelfde denkpatronen en gedragingen doorgeven
  2. culturele normen, waarden en verwachtingen:
    - bijdrage aan de ontwikkeling van angst,
    - vooral als verwachtingen niet haalbaar of tegenstrijdig zijn
  3. maatschappelijke druk
    - in samenlevingen waar hoge prestatiedruk of constante sociale vergelijking heerst
    - gevolg: angstig voelen + bijdragen aan gevoelens van onzekerheid en stress > angststoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

soorten medicatie (farmacologische benadering)

A
  1. antidepressiva (SSRI’s en SNRI’s)
    - deze medicijnen (zoals zoals fluoxetine of sertraline) vaak voorgeschreven
    - doel: angst op lange termijn verminderen door serotoninespiegel reguleren
  2. benzodiazepinen
    - deze medicijnen (zoals diazepam of lorazepam) > kortdurende verlichting van angst
    - kanttekening: vanwege risico’s van afhankelijkheid = alleen acute situaties
  3. beta-blokkers:
    - gebruik om fysieke symptomen van angst (zoals hartkloppingen) te verminderen
    - vooral bij sociale angststoornis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

psychodynamische therapie

A
  1. algemeen
    - focus: onbewuste conflicten en emoties die ten grondslag liggen aan de angst
    - doel: verminderen van angst door onderliggende conflicten te begrijpen en oplossen
  2. toepassing
    - inzicht krijgen: patiënten aanmoedigen om inzicht te krijgen in vroegere ervaringen + onderdrukte gevoelens
    - vrije associatie: stimulatie om gedachten en gevoelens zonder censuur te delen > blootleggen van onderliggende oorzaken van angst
17
Q

acceptatie en commitment-therapie (ACT)

A
  1. algemeen
    - focus: het accepteren van onvermijdelijke negatieve emoties en gedachten (i.p.v. te proberen deze te veranderen of vermijden)
    - doel: patiënten helpen betekenisvolle acties te ondernemen
  2. toepassing
    - mindfulness: ACT moedigt patiënten aan om aanwezig te zijn in het moment + gevoelens en gedachten te accepteren
    - commitment: patiënten leren om zich te richten op hun kernwaarden en doelen
18
Q

cognitieve gedragstherapie (CGT)

A
  1. algemeen
    - meest onderzochte en bewezen effectieve therapievorm voor angststoornissen
    - focus: het veranderen van negatieve denkpatronen en gedragingen die angst in stand houden
  2. cognitieve herstructurering
    - identificeren en uitdagen van irrationele of negatieve gedachten die bijdragen aan angst,
    - zoals het overschatten van gevaar of het onderschatten van eigen vermogen
  3. exposure-therapie: blootstelling aan situaties of objecten die angst oproepen, in veilige omgeving > helpt angst verminderen
19
Q

gezins- en systeemtherapie

A
  1. rol van het gezin:
    - doel: het verbeteren van communicatie en het verminderen van gedragspatronen die angst versterken (vb. overbeschermend gedrag),
    - het stellen van gezondere grenzen tussen gezinsleden
    - positieve feedbackloops
  2. rol van de maatschappij
    - werkomgeving: focus op hoe de bedrijfscultuur, teamdynamiek en managementstijlen angst bij werknemers kunnen bevorderen > individu zich veiliger en gesteund voelen
    - schoolomgeving: groepsdruk, verwachtingen van leerkrachten en prestatiedruk > angst versterken