Chapitre 20, p. 154 Flashcards
1
Q
cela revient au même
A
het komt op hetzelfde neer
2
Q
bonnet blanc et blanc bonnet
A
precies hetzelfde
3
Q
du mème acabit
A
in dezelfde categorie
4
Q
relève une convergence de vue entre
A
een overeenstemming tussen
5
Q
rapprocher
A
dichter bij/bij elkaar brengen
6
Q
établir/faire un rapprochement entre
A
vaststellen/een link leggen tussen
7
Q
un corrélation/un rapport/un lien étroit entre
A
een correlatie/een nauwe band tussen
8
Q
analogues
A
overeenstemming/soortgelijke
9
Q
s’apparente à
A
komt neer op
10
Q
similitudes/des parentés
A
overeenkomsten
11
Q
rappelle
A
herinneren
12
Q
va de pair avec
A
gaat hand in hand met
13
Q
mettre en parallèle
A
vergelijken/naast elkaar zetten
14
Q
tout était à l’avenant/pareil
A
gelijke strekking
15
Q
de la sorte/de cette manière
A
de kwestie