Chapitre 17, p. 134 Flashcards
1
Q
Débrouillarde
A
vindingrijk
2
Q
habiles
A
handig/bekwaam
3
Q
astucieux/ingénieux
A
slim/ingenieus
4
Q
une astuce
A
een truc
5
Q
plein de resources
A
vindingrijk/vol verassingen
6
Q
connaît toutes les ficelles du métier
A
kent alle kneepjes van het vak
7
Q
un novateur
A
een innovatie
8
Q
des innovations
A
de innovaties
9
Q
du souffle/l’énergie créatrice
A
creatieve energie
10
Q
un petit jeune
A
een klein kuikentje/een beginneling
11
Q
un bleu
A
een groentje/beginner
12
Q
a de grosses lacunes
A
tekortkomingen
13
Q
n’est pas à la hauteur de
A
voldoet niet/ niet voldoende bekwaam voor de functie
14
Q
a atteint son niveau/son seuil d’incompétence
A
het hoogtepunt van competenties
15
Q
est inapte à
A
is ongeschikt om