Chapitre 14, p. 112 Flashcards
1
Q
une polémique
A
een discussie over een bepaald onderwerp
2
Q
battu en brèche
A
wordt ondermijnd
3
Q
polémiquer sur
A
ruzie maken/discussie voeren
4
Q
a ferraillé
A
strijden
5
Q
son adversaire
A
zijn tegenstander
6
Q
âpre
A
fel/grimmig/bitter
7
Q
batailler
A
gevecht
8
Q
bagarrer
A
ruzie
9
Q
désamorcer le conflit
A
het conflict onschadelijk maken
10
Q
a sabordé
A
zinken
11
Q
torpillé
A
getorpedeerd
12
Q
n’y est pas allé de main morte
A
geen gras over laten groeien
13
Q
on nous matraque/assomme
A
doodgeknuppeld (figuurlijk)
14
Q
est aguerri
A
verhard worden (door gebeurtenissen door de tijd)
15
Q
le terrain est miné
A
ontoegankelijk terrein; onderwerp waar niet over gepraat mag worden