Chapitre 14, p.110 Flashcards
1
Q
des troubles
A
de problemen
2
Q
civile
A
burgerlijk
3
Q
déclaré l’état d’urgence
A
uitgeroepen tot een noodtoestand
4
Q
a décrété un couvre-feu
A
een uitgaansverbod afgekondigd
5
Q
l’armée marche sur
A
het leger loopt door
6
Q
déclencher une offensive
A
een aanstoot geven/een aanval veroorzaken
7
Q
les tirs d’obus
A
de beschieting
8
Q
reprendre le contrôle du territoire
A
de controle over het territorium terugkrijgen
9
Q
l’avance des troupes
A
de opmars van de troepen
10
Q
fait une incursion
A
een inval maken
11
Q
des combats
A
de gevechten
12
Q
mène une guerre d’usure
A
leidt een uitputtingsslag
13
Q
se sortir de ce bourbier
A
situatie die moeilijk uit te komen is
14
Q
inextricables
A
onlosmakelijk
15
Q
les démineurs
A
de mensen die bommen onschadelijk maken