Chapitre 19, p.148 Flashcards
1
Q
judicieux
A
verstandig
2
Q
facteurs entrent en ligne de compte
A
er spelen factoren mee
3
Q
on se ravise
A
van gedachten veranderen
4
Q
discerner
A
onderscheiden
5
Q
dans mon for intérieur
A
diep in mijn hart
6
Q
ne vois pas d’un bon oeil
A
zal niet goed aflopen
7
Q
à mes yeux
A
in mijn ogen/mening
8
Q
changer de position sur
A
van mening veranderen
9
Q
à juger par
A
te beoordelen op
10
Q
corrobore/confirme
A
bevestigd door
11
Q
infirme
A
invalide/ongeldig
12
Q
à bon escient
A
met verstand
13
Q
discernement
A
inzicht
14
Q
n’a pas jugé nécessaire de
A
niet nodig worden geacht
15
Q
a jugé bon de
A
heeft geacht