Bio thema 3 H5-H6-H7 Flashcards

1
Q

Wat is het belang van meiose bij dierlijke cellen?

A
  • de vorming van haploide voorplantingscellen (zaadcellen en eicellen) uit één dipoile lichaamcel
  • elk kind krijg erfelijk materiaal van de ouders
  • variatie van nakomelingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het proces van meiose?

A

-> G1, S- en G2-fase
-> 1ste meiotische deling
* profase I
* metafase I
* anafase I
* telofase I
-> cytokinese
-> 2de meiotische deling
* profase II
* metafase II
* anafase II
* telofase II
-> cytokinese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe gaat de profase I van meiose?

A
  • chromatinedraden worden chromosomen
  • centriolenparen gaan naar de polen
  • kernmembraan en kernlichmaampjes verdwijnt
  • homologe chromosomenparen liggen tegen elkaar
  • er wordt erfelijk materiaal uitgewisseld tussen de chromatine = crossing-over
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe gaat de metafase I bij meiose?

A
  • vorming van een spoelfiguur
  • homologe chromosomenparen liggen in het evenaarsvlak
  • spoeldraden vormen trekdraden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe gaat de anafase I bij meiose?

A
  • homologe chromosomenparen worden uit elkaar getrokken door de spoeldraden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe gaat de telofase I bij meiose?

A
  • kernmenbranen verschijnen
  • cel snoert zich in
  • dochtercellen zijn haploid
  • chromatiden zijn niet identiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er in de profase II bij meiose?

A
  • kernmenbranen verdwijnen
  • centriolenparen verdubbelen
  • vorming spoeldraden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er in de metafase II bij meiose?

A
  • chromosomen met hun centromeem -> evenaarsvlak
  • spoeldraden vormen trekdraden tss chromtiden en beide polen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe gaat de anafase II bij meiose?

A
  • chromatideparen worden uit elkaar getrokken
  • elk chromatide (chromoom) gaat naar één van beide polen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe gaat de telofase II bij meiose?

A
  • elke pool = evenveel chromosomen
  • chromosomen worden chromatienedraden
  • kernlichaampjes en kernmenbranen verschijnen
  • cellen snoeren zich in ver haploide cellen scheiden zich
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer zijn de controlepunten in de celcyclus?

A
  • G1-controlepunt
  • G2-controlepunt
  • metafase controlepunt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is en zijn de gevolgen van een ongecontroleerde celdeling?

A
  • fout controle -> meer celdelingen -> gezwel of tumor
    SOORTEN TUMOREN
  • geen ingroeiing = goedaardige tumor
  • ingroeiing = kwaadaardige tumor of kanker
  • uitzaaiing of metastasen -> kankercellen komen los en verspreiden zich
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de aanleidingen voor een foute controle?

A

1) mutaties van celcyclusgenen
-> externe factoren = roken, alcohol
-> niet herstellen van fouten na DNA-replicatie
2) virussen = HPV en baarmoederhalskanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke genen zijn betrokken bij foute celgeling?

A
  • tumorsupressorgenen: remmen normaal celgroei af, bij mutatie -> meer cellen
  • oncogenen zijn beschadigde die ontstaan bij mutatie van proto-oncogenen (goede genen) -> meer groeifactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is celdifferentiatie?

A

omvorming van een algemene cel naar een gespecialiseerde cel, verschillen in genexpressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn stamcellen? geef voorbeelden

A

= Cellen die nog niet gespecialiseer zijn en die verschilende celtypes kunnen vormen
- bevruchte eicel (alle celtypes)
- beenmergstamcellen (besperkt aantal celtypes)

17
Q

Welke 4 celtypes ontstaan door celdiffentiatie?

A
  • epitheelweefsel
  • bindweefsel
  • spierweefsel
  • zenuwweefsel
18
Q

Wat zijn meristeemcellen? en 2 manieren om ze te vormen?

A

= cellen van vaatplanten die nog niet of niet volledig gedifferentieerd zijn die alle verschillende celtypes kunnen vormen
- celdeling
- celstrekking

19
Q

Welke 3 soorten weefseltypes worden er gevormd door celdifferentiatie bij planten?

A
  • epiteelweefsel
  • parenchymweefsel
  • transportweefsel
20
Q
A