BIO T2 H1 Stofomzettingen in de cel Flashcards

1
Q

Wat is celmetabolisme?

A

Geheel reacties -> stofwisseling -> gekatalyseerd door enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is annabolischme? Geef voorbeelden

A

= opbouw reacties of biosynthese (E nodig)
bv - aaneenschakeling AZ tot eiwitten = eiwitsynthese
- opbouw van glucose CO2, H2O en Water = fotosynthese
- opbouw moleculen -> groei, ontwikkeling en herstel van nieuwe cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is katabolisme? Geef voorbeelden

A

= afbraak reacties (E komt vrij)
bv. - Afbraak eiwitten tot AZ = vertering
- afbraak zetmeel tot glucose = vertering
- beschadigde celstructuren -> afbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de wisselwerking tussen anabolisme en katabolisme?

A
  • Katabolisme levert E voor anabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn metabole routes?

A
  • Metabole routes of reactieketen = een reeks -> reacties -> gekataliseerd door enzymen
  • Routes vormen een netwerk
  • enzymen ontbreken of gebrekkig werken -> verstoord metabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek Dia 12 van de PPT van de leerkracht?

A
  • verschillende omzettingen nodig = eindproduct
  • enzym nodig = gemaakt door gen (DNA)
  • fout systeem? = geen eindproduct
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bespreek Dia 14 van de PTT van de leerkracht?

A
  • AZ fenylananine -> tryosine
    = niet omgezet? -> fenylpyodruivenzuur = giftig
  • wordt getest als baby (hielprik)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarvoor dienen de energie dragers in de cel en benoem de soorten?

A

-> nood aan E-dragers = transport van E en e-
- ATP of adenosinetrifosfaat
elektronendragers:
- NAD of nicotin-adenine-dinuleotide
- NADP of nicotine-adenine-dinuleotide-fosfaat (PLANT)
- FAD of flavine-adenine-dincleotide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvoor dient ATP? + Reactie vergelijking zie bijlagen 1

A
  • E-bron voor schillende processen
  • verplaatsing door disfusie in cytoplasma -> ATP-transpoters (eiwitten) doorheen het membraam
    REACTIEVERGELIJKING
    1) ADP
    2) P
    3) E
    4) ATP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de reactie vergelijking van NAD?

A

1) NAD+
2) 2e-
3) 2H+
4) NADH
5) H+
6) reductie
7) oxidatie
8) geoxideerde vorm
9) gereduceerde vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef de reactie vergelijking van FAD? Zie bijlagen 3

A

1) FAD
2) 2e-
3) 2H+
4) FADH2
5) reductie
6) oxidatie
7) geoxideerde vorm
8) gereduceerde vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn autotrofe organisme? geef voorbeelden

A

= organisme dei biomolecule
opbouw van CO2 (C-bron) met behulp E en e-
FOTOAUTOTOFIE -> groene planten -> e- en E zonlicht H2O
CHEMOAUTOTROFE -> bacteriën -> e- en E uit oxidaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn heterotope organisme? Geef voorbeelden

A

= organisme die biomoleculen opbouwen uit andere biomoleculen (C-bron=organisme)
CHEMOHETEROTOFE -> mens, schimmels, bacteriën -> e- en E en oxidaties van (an)organische stoffen
FOTOHETEROTROFE -> bepaalde bacteriën -> e- uit oxidaties van anorganische stoffen en E uit licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly