BIO T3 H2 Flashcards

1
Q

Wat voor DNA heeft een Bacterie?

A

Cirkelvorming DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verklaar de volgende begrippen?
- operon
- promotor
- operator
- regulatorgen

A
  • operon= verzameling van een promotor operator en merdere genen.
  • promotor= startplaats voor de transcriptie
  • operator = biningsplaats voor regeleiwitten
  • regulatorgen met eigen promotor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe gebeurt de genregulatie voor de E. coli bacterie?

A

= lac-operon
engergiebron=glucose en lactose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de drie enzymen van het lactosematabolisme?

A

Gen lacZ = lactose afbreekt
Gen lacY = lactose kan opnemen in de cel
Gen lacA = zorgt voor de detoxificatie van schadelijke stoffen die in de cel kunnen komen
regulatorgen lacI (met eigen promotor) -> codeert een reoressor (regeleiwit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe komt celdifferentiatie?

A

elk celtype -> eigen expressiepatroon
van DNA -> functioneel eiwit = wordt geregeld -> verschillende mogelijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 2 soorten chromatine bestaan er?

A
  • heterochromatine -> niet tot expressie (compact)
  • euchromatine -> wel tot expressie ( minder compact)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is epigenetische modificatie?

A

= functie gen verandert zonder code verandert
-> compactheid chromatieden = genexpressie
- gewijzigd als bepaalde groepen op DNA of histonen hechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is DNA methylering?

A

methylering - geen overschijving
geen methylering - wel overschijving
- cytosine vlak voor guannine +CH3 -> compacter chromatine
- vaak aanwezig in de promotor
- toegevoegd en weg gehaald door enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de modeficatie van de histonen?

A

= hechting van chemische groepen en de de histonenstaart
= invloed genexpressie
- compact = niet overschijven
- niet compact wel overschijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is chromatine remodeling?

A

= structuur chromatine herschikken door eiwitcomplexen (bv. nucleosomen verplaatsen)
-> bindingsplaats transcriptiefactoren en regeleiwitten wel/niet toegankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn transcriptiefactoren?

A

= Deel startcomplex transcriptie en rol regulatie
startcomplex stimuleren = ACTIVATOR
startcomplex verhinderen = REPRESSOR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom maakt het DNA soms een lus?

A

Omdat de genregulatietranscriptiefactoren ver startcomplex = toch binding door lus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe gebeurt nabewerking op RNA?

A

= 1 pre-mRNA -> verschillende mRNA -> verschillende eiwitten
DOOR
- alternatieve splicing pre-mRNA
- alternatieve startplaats voor transcriptie van een gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is miRNA?

A

= micro-RNA = niet coderend RNA dat kan binden met mRNA met behulp van eiwitcomplex
-> de genexpressie kan door miRNA beinvloed worden = RNA-interferentie
GEVOLGEN
= translatie van mRNA blokkeren of activeren
= transcriptie verhogen of verlagen
- leukemie of andere kanker
- Alzheimer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de X-inactivatie?

A

DEF. Het proces X-inactivatie zorgt ervoor dat één van de twee X-chromosomen willekeurig bij vrouwen tijdens de embryonale ontwikkeling uitgeschakeld wordt, zodat ze net als mannen maar één actief X-chromosoom heeft.
- geïnactiveerd X-chromosoom -> sterk gecondenseerd hererochromatine = Barr-lichaampje
- X-inactivatie -> vrouwelijke embryo van 100 cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly