3A1 W6 HC.8 Perinatale en maternale mortaliteit Flashcards

1
Q

Van welke 2 factoren is perinatale sterfte de som?

A

o Foetale sterfte: aantal doodgeborenen (vóór en tijdens geboorte) per 1.000 totaal geborenen
o Vroege neonatale sterfte: sterft in de eerste week postpartum per 1.000 levend geborenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke categorieën kent maternale sterfte?

A

Directe sterfte: doodsoorzaak direct gerelateerd aan zwangerschap
Indirecte sterfte: doodsoorzaak is ziekte die verergert door de zwangerschap
Toevallige sterfte: doodsoorzaaak is niet gerelateerd aan of verergert door zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn belangrijke oorzaken voor directe maternale sterfte?

A

Trombo-embolie
Obstetrische bloeding
Pre-eclampsie
Sepsis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn belangrijke oorzaken voor indirecte maternale sterfte?

A

Hart- en vaatziekten
Neurologische aandoeningen
Psychiatrische ziektebeelden (suïcide)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn risicofactoren voor maternale sterfte?

A

o Hogere leeftijd moeder
o Obesitas
o Allochtone herkomst
o Keizersnedes
o Chronische aandoening, zoals diabetes en hart- en vaatziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zijn de totale maternale sterfte, indirecte sterfte en directe sterfte af- of toegenomen?

A

Maternale sterfte: stabiel
Indirecte sterfte: toegenomen (door vaker risicofactoren)
Directe sterfte: afgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onder welke groep is de maternale sterfte het hoogst?

A

Niet-westerse vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar richt sociale verloskunde zich op?

A

De ongelijkheid die leidt tot verschillende zwangerschapsuitkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly