3A1 W2 HC.4 Vruchtbaarheidsproblemen: genetische aspecten Flashcards

1
Q

Welke 2 geslachtschromosomale afwijkingen leiden tot vruchtbaarheidsproblemen?

A

Klinefeltersyndroom (47XXY)
Turnersyndroom (45X)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor ontstaat het Klinefeltersyndroom?

A

Meiotische non-disjunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van het Klinefeltersyndroom?

A

Lange ledematen
Slechte baardgroei
Gynaecomastie
Osteoporose
Testiculaire atrofie
Lichtelijk vrouwelijke bouw
Ietwat verlaag IQ
Hypogonadisme
Azoöspermie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn kenmerken van het Turnersyndroom?

A

Gonadale dysgenie –> streak ovaries
Perifeer lymfoedeem bij geboorte
Gepigmenteerde naevi
Cubitus valgi
Lage posterieure haargrens
Brede borstkas
Afwijkende tepels
Hart- en nierafwijkingen
Klein van lengte
Uitblijven puberteitsontwikkeling (primaire amennorroe)
Verhoogde kans op eierstokkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 2 structurele chromosoomafwijkingen leiden tot vruchtbaarheidsproblemen?

A

Reciproke translocatie
Robertsoniaanse translocatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er bij reciproke translocatie?

A

2 niet-homologe chromosomen wisselen DNA uit tijdens crossing-over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 2 varianten bestaan er van een reciproke translocatie?

A

Gebalanceerde translocatie:
- Kind krijgt van beide chromosomen de gezonde variant
- Kind krijgt van beide chromosomen de getransloceerde variant

Ongebalanceerde translocatie:
- Duplicatie deletie: kind krijgt 1 chromosoom met en 1 chromosoom zonder translocatie. Leidt tot handicaps, mentale retardatie, herhaalde miskramen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is er aan de hand bij een robertsoniaanse translocatie?

A

Een heel chromosoom zit vast aan een ander chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij welke chromosomen is een robertsoniaanse translocatie mogelijk en waarom?

A

13, 14, 15, 21 en 22. Omdat deze chromosomen acrocentrisch zijn (centromeer zit aan uiteinde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef een voorbeeld van een robertsoniaanse translocatie

A

Erfelijke syndroom van Down (14q21q)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn gevolgen van een roberstoniaanse translocatie?

A

Herhaalde miskramen
Oligospermie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 7 genmutaties die leiden tot vruchtbaarheidsproblemen

A
  • Y-deleties
  • CF
  • Dystrophia myotonica
  • Kallmann syndroom
  • 46XX SRY-positief
  • Syndroom van Swyer/SRY-mutatie of -deletie
  • Fragiele X-syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gaat er mis bij dystrophia myotonica

A

Autosomaal dominante mutatie op DMPK-gen. Hoe hoger het aantal CTG-repeats, hoe ernstiger de ziekte. Dit veroorzaakt neuromusculaire aandoening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn typische kenmerken van Kallmannsyndroom

A

Hypogonadotroop gonadisme en anosmie (niet kunnen ruiken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke groep komt 46XX SRY-positiviteit veel voor?

A

XX-mannen (80%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gaat er mis bij het fragiele X-syndroom?

A

Repeataandoening in FMR1-gen

17
Q

Wat zijn kenmerken van het fragiele X-syndroom?

A

Lang gelaat, grote en afstaande oren, brede onderkaak, loensen, mentale retardatie, POI