3A1 W6 HC.1 Epigenetica en imprinting Flashcards
Wat is de rol van nucleosomen bij epigenetica?
o Elk nucleosoom bestaat uit 8 histonen (4 paren), met elk histon een naar buiten hangende staart
o Door verandering van deze staarten door bv fosforylering, acetylering of methylering (combinaties zijn mogelijk) wordt de histoncode bepaald
o Afhankelijk van de histoncode is een gen actief of inactief
Hoe zorgt methylering voor het silencen van een gen?
Methylering van de staart van een histon zorgt ervoor dat het DNA dichter bij elkaar komt te liggen, waardoor transcriptiefactoren niet kunnen binden. Het gen is dan silenced.
Welke DNA-gebiedjes zijn vaak gemethyleerd?
Op de plaats van een C die voor een G ligt (oftewel een CpG). 70% van de CpGs zijn gemethyleerd, waardoor het desbetreffende gen niet wordt afgeschreven
Welke DNA-gebiedjes zijn vaak NIET gemethyleerd?
Stukken DNA met een hoge dichtheid C-G’s (CpG-eilanden, vaak promoters) zijn vaak niet gemethyleerd, behalve bij tumoren
Hoe kan een eicel/spermacel vrij zijn van epigenetica en imprinting?
In de oögenese en spermatogenese vindt er een reset plaats van het DNA, waarbij alle epigenetische informatie die door de loop van de jaren is aangebracht wordt verwijderd. Dit gebeurt na de bevruchting nog een keer (dus 2 resets in totaal)
Wat is imprinting?
1 allel staat aan, het andere staat uit
Wat is het nut van imprinting, maar welk gevaar brengt dit met zich mee?
Zorgt voor adaptatie aan de omgeving, maar een mismatch tussen omgeving en de aanpassing kan ziekte veroorzaken