3.7 transport van nutriënten en elektrolyten in de tractus digestivus Flashcards
waar vindt de opname van nutriënten vooral plaats?
opname van macronutrienten (koolhydraten, vetten, eiwitten) vooral in het duodenum. ook een beetje in het jejunum.
de galzouten worden pas opgenomen aan het einde van de dunne darm (distale ileum door IBAT)
vitamine B12 wordt ook pas laat opgenomen
hoe gaat het transepitheliaal transport van monosacchariden?
apicaal:
glucose en galactose via SGLT1 (maakt gebruik van het natrium gradient)
fructose via GLUT5 (passief)
basolateraal:
alles gaat passief via GLUT-2 naar het interstitium
wat is het ping-pong mechanisme voor Na gekoppelde glucose transport?
in de transporteur zitten 2 negatieve ladingen. die worden gebonden door natrium. hierdoor komen bindingsplaatsen vrij voor glucose en galactose waardoor ze getransporteerd kunnen worden
hoe gaat de absorptie en afbraak van aminozuren, di- en tripeptides in de enterocyt?
eiwitten worden afgebroken tot aminozuren, di- of tripeptiden.
we hebben 6 transporteurs die aminozuren, natrium afhankelijk, kunnen opnemen in de darmcel.
als een eiwit niet volledig wordt afgebroken zitten er aminopeptidases op het oppervlakte van de enterocyt. zij knippen steeds 1 aminozuur af waardoor je de aminozuren wel kan opnemen via de natrium afhankelijke transporteurs.
PepT1 is in staat om kleine peptides naar binnen te laten mbv een protonen gradient. in de cel worden deze dan gesplitst tot vrije aminozuren
de aminozuren worden basolateraal afgegeven. dit gaat passief
hoe gaat de absorptie en afbraak van aminozuren, di- en tripeptides in de enterocyt?
eiwitten worden afgebroken tot aminozuren, di- of tripeptiden.
we hebben 6 transporteurs die aminozuren, natrium afhankelijk, kunnen opnemen in de darmcel.
als een eiwit niet volledig wordt afgebroken zitten er aminopeptidases op het oppervlakte van de enterocyt. zij knippen steeds 1 aminozuur af waardoor je de aminozuren wel kan opnemen via de natrium afhankelijke transporteurs.
PepT1 is in staat om kleine peptides naar binnen te laten mbv een protonen gradient. in de cel worden deze dan gesplitst tot vrije aminozuren
de aminozuren worden basolateraal afgegeven. dit gaat passief
wat zijn inborn errors van transport processen wat leidt tot glucose- galactose malabsorptie? wat is het gevolg hiervan?
mutaties in SGLT1 (autosomaal recessief)
je kan geen glucose en galactose opnemen en alleen fructose gebruiken.
het leidt tot ernstige osmotische diarree en dehydratie vanaf geboorte
je behandelt het met een fructose dieet. fructose kan namelijk worden omgezet tot glucose
hoe kan het dat je bij een mutatie van SGLT1 geen glucosurie krijgt?
in de nier zit ook SGLT2 die de functie van SGLT1 kunnen overnemen
hoe ontstaat cystinurie? wat is het gevolg?
je mist 1 van de 6 natrium gedreven aminozuur transporters. dit is degene die zorgt voor de basische aminozuren en cysteine transport.
het leidt zelden tot eiwit malabsorptie doordat het wordt gecompenseerd door PepT1
er ontstaan wel problemen in de nier doordat aminozuren in pro-urine zitten. cysteine kan namelijk niet worden teruggeresorbeerd in de nier. mensen ontwikkelen cysteine nierstenen
hoe kan diarree ontstaan?
door aantasting van zout- en waterabsorptie (minder absorptie) of hyperstimulatie van zoutsecretie
wat is het gevolg van de aantasting van se secretiecapaciteit? (zoals bij CF)
luminale dehydratie en obstipatie
welke 2 soorten diarree hebben we?
osmotische diarree: water wordt onttrokken aan de darminhoud door malabsorptie van dieetcomponenten of gebruik laxantia
secretoire diarree: darm gaat meet water en zout secreteren
hoe wordt onderscheid gemaakt tussen osmotische en secretoire diarree?
met de fecale osmotische gap:
290- 2(Na + K)
als dit groter is dan 50 zitten er meer elektrolyten in de faeces en is er sprake van osmotische diarree
wat is het recirculatie model voor zout en water transport in darmepitheel?
vloeistofstroom can crypten richting villus, zorgt dat het oppervlakte voldoende gehydrateerd is
in de crypten vind secretie en absorptie plaats van NaCl. secretie van chloride naar het lumen via het CFTR (Cl- en Na aangevuld door kanaaltjes basolateraal. dit is de absorptie). Natrium en water gaan paracellulair mee
in de villus zit NHE3 en DRA (Cl- HCO3- exchanger). natrium en chloride worden opgenomen. H+ en HCO3- gaan naar het lumen en samen vormen ze H2O en CO2
wat is de relatie tussen vloeistof transport en plasma?
passieve lek voor water via tight junctions in de crypten is hoog–> vloeistof transport is altijd iso-osmotisch met plasma
wat gebeurt er bij CF?
het CFRT kanaal is er niet. hierdoor is er geen secretie van NaCl en H2O. het tast vooral het proces in de crypten aan. er is een verminderde secretie en verminderde luminal dehydratie