ZO week 11 Flashcards

1
Q

Hoe komt het dat alleen het ‘vrije’ hormoon door de celmembraan heengaat, terwijl het meeste hormoon in het plasma eiwit-gebonden is?

A

De binding van het hormoon aan het transporteiwit maakt het te groot en hydrofiel om door de celmembraan heen te passeren. Transporteiwitten zijn noodzakelijk om het hormoon door de bloedbaan te transporteren naar weefsels en organen die het nodig hebben. hierdoor kan het ook niet worden afgebroken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is niet de totale hormoonconcentratie fysiologisch en diagnostisch relevant, maar die van het vrije hormoon?

A

vrij hormoon is actief en heeft een biologisch effect. de totale kan een scheef beeld geven en hiermee kan je geen hormoonstoornissen bepalen. en als je dit hebt om de juiste dosis te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de pitfalls (valkuilen) van deze eiwit-binding voor de diagnostiek van endocriene aandoeningen?

A

de concentratie van transporteiwitten kan variëren als gevolg van verschillende factoren, zoals leeftijd, geslacht en ziekte.
de affiniteit van hormonen voor transporteiwitten kan variëren, wat kan leiden tot verschillende concentraties van gebonden hormonen tussen individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt schildklierhormoon in de hersenontwikkeling?

A

essentieel voor de normale ontwikkeling en functie van de hersenen. in het begin is de foetus afhankelijk van de placenta voor het schildklierhormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt (moet worden) gedaan om defecten in hersenontwikkeling te voorkomen?

A

jodium laten slikken aan het begin van de zwangerschap. een jodiumgebrek leidt namelijk tot een afname van T4 productie en een toename van T3 secretie. de hersenen zijn afhankelijk van de T4 productie om dit om te zetten naar T3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat de belangrijkste oorzaken zijn van CHT (congenitale hypothyreoïdie)?

A
  • dysgenesie: een stoornis in de aanleg van de schildklier (80%)
  • dyshormonogenese: een stoornis in de synthese van schildklierhormoon (20%)
  • mutatie in de receptor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke factoren de hoeveelheid actief schildklierhormoon in de foetale hersenen regelen?

A
  • hoeveelheid transporteiwitten
  • de aanwezigheid van schildklierhormoonreceptoren
  • de omzetting van inactief naar actief is afhankelijk van jodium
  • de overdracht van de placenta naar het kind
  • de productie van het schildklierhormoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom het belangrijk is dat CHT zo vroeg als mogelijk na de geboorte wordt gediagnosticeerd en behandeld?

A

Klinisch beeld pasgeborene: mogelijke symptomen zijn geelzucht, slechte eetlust, verstopping, veel slapen. =
Klinisch beeld opgroeiend kind: struma, mentale en motorische retardatie en groeiachterstand.

dit wil je voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de klachten van patiënten met hyperthyreoïdie in volgorde van belang en frequentie?

A
  • vermoeidheid
  • warmte intolerantie
  • warme vochtige huid
  • snelle pols
  • gewichstafname
  • tremor van de vingers
  • nervositeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de klachten van patiënten met hypothyreoïdie in volgorde van belang en frequentie?

A
  • vermoeidheid
  • koude intolerantie
  • koude droge huid
  • trage pols
  • gewichtstoename
  • trage spraak
  • geheugenverlies
  • depressie
  • obstipatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het effect van het schildklierhormoon op de spiercel?

A

de spiercel: stimulerende werking relaxatie» contractie snelheid en het energieverbruik in zowel rust als tijdens arbeid van de spier
+ diastolische fase&raquo_space; systolische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de klachten en problemen van een patiënt met een multinodulair struma?

A

Slikproblemen of drukgevoel in de hals, heesheid, Pijn in de hals en hyper/hypothyreoïdie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke stappen moet je nemen bij de analyse van een patiënt met multinodulair struma?

A
  • thoraxfoto, trachea foto, MRI of CT zonder jodiumhoudend contrastmiddel
  • punctie voor maligniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beschrijf de follow-up van een patiënt met een multinodulair struma

A
  • radio actief jodium
  • FT4 aanvragen
  • block and replace therapie eerst methimazol en daarna L-thyroxine (+ evt. bèta blokker)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de belangrijkste oorzaken van hypothyreoïdie?

A

vaan primair, secundair en tertiair is zeer zeldzaam. er is onvoldoende circulerend schildklierhormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een subklinische hypothyreoïdie?

A

wanneer het TSH (licht) verhoogd is, maar de plasma T3 en T4 (nog) normaal zijn. dit is vaak een toevalsbevinding.
subklinisch = zonder klinische verschijnselen

17
Q

welke argumenten pleiten voor en tegen behandeling van subklinische hypothyreoïdie?

A

voor: voorkomen klinische hypothyreoïdie, een mogelijk positief effect op de klachten en gunstig effect op het lipidenspectrum
tegen: kans op ontwikkeling ernstige hypothyreoïdie is klein, gunstig effect op klachten en cholesterol is nog niet wetenschappelijk aangetoond

18
Q

welke oogveranderingen treden er op bij de ziekte van Graves?

A
  • droge ogen
  • pijnlijke, tranende ogen
  • zwelling van de oogleden
  • exophthalmus (uitpuilen van de ogen)
  • oogbewegingsstoornissen en pijn bij oogbewegingen
  • dubbelzien
  • slechter zien
19
Q

hoe komen deze veranderingen tot stand?

A

het vetweefsel en de oogspieren kunnen ontstoken en opzwellen dus oogbewegingsstoornissen. het uitpuilen van de ogen zorgt voor uitdroging van het hoornvlies. het zwellen komt omdat ze minder goed sluiten (droge ogen)

20
Q

hoe wordt de diagnose GO vastgesteld?

A
  • op basis van symptomen en oog onderzoek (oogbeweging, oogdruk en oogzenuwen)
  • T4 hoeft niet perse verhoogd te zijn terwijl TSH en TRab dat wel is
21
Q

hoe wordt GO behandeld?

A

actieve fase: immunosuppresiva en/of externe bestraling en/of decompressie chirurgie
late fase: chirurgie