HC.12.8: Nierstenen Flashcards

1
Q

waar in de urinewegen vormen zich stenen?

A

in het verzamelsysteem van de nier, in het pyelum, de ureter en in het parenchym

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn symptomen van niersteenkoliek?

A

heftig, aanvalsgewijs, misselijk en bewegingsdrang. het zit aan een flank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat voor stenen zijn er?

A
  • calciumoxalaat/ calciumfosfaat (80%)
  • struviet (ook wel infectiesteen) (11%)
  • urinezuur (3%)
  • cystine (1%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wie krijgt stenen?

A
  • dikke blanke mannen die ongezond eten
  • anatomische afwijkingen waarbij de urine langer stil staat
  • steen gerelateerde ziektes
  • medicatie
  • genetisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe kan je recidief steenvorming voorkomen (metafylaxe)?

A
  • voldoende drinken
  • voldoende magnesium en citraat
  • afblijven van thee, spinazie en chocola
  • calcium niet te veel innemen maar je hebt wel iets nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke stenen zijn hard en welke zacht?

A

hard: cystine en calciumoxalaat en calciumfosfaat
zacht: infectiesteen en urinezuursteen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly