HC.11.6: Oorzaken van klachten en symptomen van hypo- en hyperthyreoïdie Flashcards

1
Q

wat zijn belangrijke target weefsels voor schilfklierhormoon?

A
  • hart
  • skeletspier
  • (bruin)vet
  • bot
  • hersenen
  • hypofyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het effect van schildklierhormoon op de cardiovasculaire hemodynamiek?

A

HF en contractiliteit nemen toe waardoor de CO toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke vorm van het schilklierhormoon gebruikt het hart?

A

T3 alleen hij kan niet T4 omzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke rol speelt het schildklierhormoon op de skeletspier?

A
  • stimulatie van Na/K cycling
  • stimulatie ven Ca cycling
    hierdoor ontstaat warmte productie van het basaal metabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het effect op bruin vet?

A

UPC1 neemt toe door schildklierhormoon, dit is uncoupling proteïn 1. coupling is oxidatieve fosforeylering dus tegenovergesteld. hierbij onstaat warmte ipv ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het effect in het bot?

A
  • stimuleert bot ontwikkeling
  • hyperthyreoïdie is geassocieerd met osteoporose (verlaagde botdichtheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het effect op de hersenen?

A

bij hypothyreoïdie is er een verminderde hersen ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wie krijger en een AHDS?

A

mutatie in transporter MCT8 komt alleen bij mannen voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het effect op de hypofyse?

A

TSH is afhankelijk van FT4 en niet zozeer van T3. FT4 wordt omgezet naar T3 door D2. deze bindt aan een TR-bèta2 receptor en hierdoor wordt de hypofyse geremd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly