woorden 26 A Flashcards
1
Q
ne+ coni
A
(op)dat niet
2
Q
ne (na ww van vrezen)
A
dat
3
Q
superbus
A
trots, arrogant
4
Q
deducere
A
wegvoeren
5
Q
ultimus
A
laatste
6
Q
epistula
A
brief
7
Q
scripsi
A
pf van scribere: schrijven
8
Q
aperire
A
1 openen
2 openbare, bekend maken
9
Q
monumentum
A
gedenkteken, monument
10
Q
ut+coni
A
1 opdat, om te
2 zodat
3 dat
11
Q
sumere
A
nemen
12
Q
praeter+ acc
A
behalve
13
Q
conspicere/io
A
zien
14
Q
admovi
A
pf van admovere
15
Q
admovere
A
brengen naar