woorden 25 A Flashcards
1
Q
magistratus 4
A
magistraat, ambtenaar
2
Q
regere
A
besturen
3
Q
restituere
A
terugbrengen, herstellen
4
Q
ergo
A
dus
5
Q
medius
A
middelste
6
Q
medium
A
het midden
7
Q
prodesse+dat
A
helpen
8
Q
quasi
A
alsof, zogenaamd
9
Q
toga
A
toga
10
Q
undique
A
van alle kanten
11
Q
petere
A
zoeken, vragen
trachten te bereiken, gaan naar
aanvallen
12
Q
texi
A
pf van tegere
13
Q
tegere
A
bedekken
14
Q
fama est
A
het gerucht gaat
15
Q
ceteri
A
(de) overige(n)