woorden 23 A Flashcards
1
Q
quam
A
hoe
2
Q
patientia
A
geduld
3
Q
furor, ores
A
razernij
4
Q
atque
A
en
5
Q
audacia
A
- dapperheid
- dappere daad
- overmoed, brutaliteit
6
Q
debere
A
moeten
7
Q
patere
A
- openstaan
- duidelijk zijn
8
Q
sentire
A
voelen
9
Q
superior, ores
A
- hoger
- vroeger, vorig
10
Q
convocare
A
bijeenroepen
11
Q
res publica
A
staat
12
Q
evertere
A
omverwerpen
13
Q
insanus
A
gek, niet bij zijn verstand
14
Q
mos, mores
A
gewoonte
15
Q
intellegere
A
begrijpen